ECLI:NL:RBOBR:2016:1697

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2016
Publicatiedatum
7 april 2016
Zaaknummer
01/865034-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksuele handelingen met minderjarige in staat van verminderd bewustzijn door verdachte

Op 8 april 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van seksuele handelingen met de 16-jarige vriendin van zijn dochter, terwijl het slachtoffer in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde door overmatig alcoholgebruik. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte seksuele handelingen had gepleegd, waaronder het brengen van zijn tong en/of vingers in de vagina van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het slachtoffer in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en dat hij misbruik had gemaakt van het vertrouwen dat in hem was gesteld.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder bijzondere voorwaarden. De rechtbank overwoog dat de seksuele handelingen een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer vormden. De rechtbank hield rekening met de impact van het feit op het slachtoffer en haar ouders, evenals met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De verdachte had een blanco strafblad, maar de rechtbank vond de ernst van het feit en het misbruik van vertrouwen zwaarwegend genoeg om een gevangenisstraf op te leggen.

De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, die stelden dat de getuigen het vermeende misbruik niet hadden kunnen waarnemen en dat de DNA-rapportages ondeugdelijk waren. De rechtbank achtte de verklaringen van de getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de DNA-rapportages correct waren uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865034-15
Datum uitspraak: 08 april 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1956,
wonende te [adresgegevens] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 maart 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 februari 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
in of omstreeks de periode van 14 februari 2015 tot en met 15 februari 2015 te Erp, gemeente Veghel, althans in het arrondissement Oost Brabant
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal, zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong en/of penis in/op/tegen/tussen de schaam lip(pen) en/of vagina van die [slachtoffer 1] gebracht, in ieder geval één of meerdere handelingen verricht, waardoor zijn, verdachtes speekselvloeistof en/of huidepitheel, althans celmateriaal op/in/tussen die schaamlip(pen) en/of vagina is aangebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, meermalen, in ieder geval éénmaal
- de deken waaronder [slachtoffer 1] lag omhoog heeft gedaan en/of die [slachtoffer 1] heeft gezegd haar kleding uit te trekken en/of dat hij, verdachte haar wilde beffen en wilde laten klaarkomen en/of dat ze (die [slachtoffer 1] ) er zelf om gevraagd had omdat ze van die geile kleren droeg, althans woorden van gelijke strekking en/of
- de panty en/of de broek en/of de onderbroek, althans (onder)kleding van die [slachtoffer 1] uit heeft getrokken en/of
- de bh van die [slachtoffer 1] los heeft gedaan en/of haar hemdje omhoog heeft geschoven en/of
- die [slachtoffer 1] bij haar borsten en/of bovenbenen en/of schaamstreek heeft gepakt en/of aangeraakt

terwijl er een groot leeftijdsverschil bestond tussen verdachte en die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] het bewustzijn had verloren en/of in (diepe) slaap was en/of in staat van dronkenschap, althans onder invloed van alcohol verkeerde (waarvan verdachte op de hoogte was en/of waardoor die [slachtoffer 1] zich niet tegen genoemde handelingen kon verweren);

Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2015 tot en met 15 februari
2015 te Erp, gemeente Veghel, althans in het arrondissement Oost Brabant
met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ), van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te weten het brengen en/of duwen en of houden van zijn, verdachtes, penis en/of tong en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of het betasten van de borst(en) en/of de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 14 februari 2015 tot en met 15 februari 2015 te Erp,
gemeente Veghel, althans in arrondissement Oost Brabant
met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ), van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borst(en) en/of de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] ;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 14 februari 2015 tot en met 15 februari 2015 te Erp, gemeente Veghel, althans in het arrondissement Oost Brabant
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] )
door de borst(en) en/of de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] te betasten;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het tenlastegelegde onder primair, verkrachting, wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de gehele tenlastelegging (primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair). De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] het vermeende misbruik niet hebben kunnen waarnemen en de DNA-rapportages zouden ondeugdelijk zijn.
Verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer weliswaar heeft aangeraakt, maar niet op intieme plaatsen en ook niet met een seksuele bedoeling; verdachte zou enkel hebben geprobeerd het slachtoffer wakker te maken.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht het volgende van belang.
Op 16 februari 2015 heeft [aangever 1] aangifte gedaan namens zijn dochter [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ), geboren op 8 februari 1999 [2] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat [slachtoffer 1] is betast door de vader van een vriendin, de verdachte [verdachte] , in hun woning te Keldonk op zaterdag 14 februari 2015 of zondag 15 februari 2015 [3] . De rechtbank stelt vast dat Keldonk deel uitmaakt van de gemeente Veghel.
Met [slachtoffer 1] heeft een zogenaamd informatief gesprek zeden plaatsgevonden op 16 februari 2015 en zij heeft op 27 februari 2015 ook een verklaring afgelegd bij de politie. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op zaterdag met haar vriendinnen naar de carnavalsoptocht is gegaan in Keldonk en daarna naar het huis van [betrokkene 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij te veel alcoholische drank had gedronken, dat zij moest overgeven en op een bed in de garage is gaan slapen [4] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij zich vanaf dat moment niet alles meer herinnert. Zij herinnert zich nog wel dat de vader van [betrokkene 1] bij haar zat, dat hij tegen haar praatte en haar aanraakte bij haar benen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij tegen haar zei dat hij haar wilde beffen en haar wilde laten klaarkomen [5] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij heeft gezegd dat ze dit niet wilde, dat ze moe was en wilde gaan slapen. Op een gegeven moment is hij weggegaan, maar kwam terug. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij toen zag dat hij alleen een onderbroek aan had en dat zij merkte dat zij geen broekje, panty en onderbroek meer droeg. Zij was daar erg van geschrokken en heeft toen haar zwarte broekje aangetrokken [6] .
Door [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , vriendinnen van [slachtoffer 1] en [betrokkene 1] , is een getuigenverklaring afgelegd. Ook de moeder van [getuige 1] , [getuige 4] , heeft een getuigenverklaring afgelegd.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij op zaterdagavond 14 februari 2015 in de woning was van [betrokkene 1] . Zij was daar samen met haar vriendinnen, waaronder [slachtoffer 1] en [getuige 2] , aan het ‘indrinken’ [7] . [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op een gegeven moment begon over te geven en in slaap viel. De andere vriendinnen gingen naar de Broadway, een discotheek in Erp, en [getuige 1] en [getuige 2] legden [slachtoffer 1] op een matras in de garage. [getuige 1] heeft verklaard dat zij de moeder van [betrokkene 1] heeft gebeld, dat niet de moeder maar de vader van [betrokkene 1] thuis kwam, dat hij hen naar de Broadway stuurde en zei dat hij zelf naar bed zou gaan. [getuige 1] heeft verklaard dat zij het niet vertrouwde [8] , dat zij buiten is blijven staan, dat de lampen in de garage aan gingen en dat zij en [getuige 2] elkaar optilden en beurtelings door het raam van de garage hebben gekeken. [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte de dekens weghaalde, dat hij met zijn handen bij de borsten van [slachtoffer 1] zat en ook dat hij met zijn hand in haar broekje ging en dat de handen op en neer gingen. [getuige 1] heeft verklaard dat toen zij buiten stonden de moeder van [betrokkene 1] thuis kwam en dat zij en verdachte naar boven gingen. [getuige 1] heeft verklaard dat zij naar de Broadway is gegaan, dat zij de huissleutel van [betrokkene 1] kreeg, dat zij samen met haar vader en moeder en [getuige 3] terug is gegaan naar de woning van verdachte om [slachtoffer 1] op te halen en dat tot haar verbazing de lampen in de garage aan waren [9] . [getuige 1] heeft verklaard dat zij [slachtoffer 1] niet zag liggen op de plek waar ze eerder lag en dat verdachte op het middelste bed lag in zijn onderbroek. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte de deur open deed, dat [slachtoffer 1] in een hoekje lag en dat haar kleren niet meer zaten hoe ze horen te zitten. Het shirt van [slachtoffer 1] zat omhoog en de bh zat niet meer dicht en ze had een broekje aan, maar haar panty was er onderuit [10] . [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] onderweg naar [getuige 3] heel vaak heeft gezegd dat ze tegen die vader had gezegd dat hij haar met rust moest laten, maar dat hij dat niet deed. [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] best wel in shock was [11] . [getuige 1] heeft een plattegrond van de garage getekend en aangegeven op welk matras [slachtoffer 1] lag toen zij de eerste keer door het raam keek [12] . De rechtbank neemt waar dat dit het matras links achterin de garage betreft.
[getuige 2] heeft verklaard dat [getuige 1] en zij [slachtoffer 1] hebben geprobeerd wakker te maken door water in haar gezicht te spuiten, dat [getuige 1] hard tegen haar schreeuwde, maar dat ze daar niet echt op reageerde, dat zij [slachtoffer 1] overeind hebben gezet en haar moesten vasthouden omdat ze anders om viel en dat zij haar op een bed hebben gelegd [13] . [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte naar de ruimte liep waar [slachtoffer 1] lag en dat de lampen aan gingen. [getuige 2] heeft verklaard dat zij en [getuige 1] elkaar optilden en dat zij zag dat verdachte bij [slachtoffer 1] zat, dat hij aan haar borsten zat en probeerde haar shirt uit te trekken. [getuige 2] heeft verklaard dat zij zagen dat verdachte met de hand in de broek van [slachtoffer 1] zat en op en neer ging. Zij hadden allebei een paar keer gekeken en dat gezien. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte de deken van [slachtoffer 1] af had gehaald [14] . [getuige 2] heeft een plattegrond van de garage getekend en aangegeven op welk matras [slachtoffer 1] lag toen zij door het raam keek [15] . De rechtbank neemt waar dat dit het matras links achterin de garage betreft.
[getuige 3] heeft verklaard dat zij samen met [getuige 1] naar de woning van [betrokkene 1] is gegaan om [slachtoffer 1] op te halen. [getuige 3] heeft verklaard dat zij zag dat het hemd van [slachtoffer 1] om haar buik zat, dus dat de schouderbandjes ter hoogte van haar buik zaten, dat haar bh los was en dat de onderzijde van de bh niet onder haar borsten zat maar juist er boven [16] .
De moeder van [getuige 1] , [getuige 4] , heeft verklaard dat zij om 24.00 uur werd gebeld door [getuige 1] dat er iets ergs was gebeurd [17] . [getuige 4] heeft verklaard dat zij rond 02.00 uur [getuige 1] en [getuige 3] heeft opgehaald bij de Broadway, dat zij samen naar de woning van [betrokkene 1] zijn gegaan om [slachtoffer 1] op te halen, dat zij door het raam van de garage heeft gekeken, dat zij matrassen zag liggen en dat zij verdachte uit de hoek zag komen waar zij geen zicht op had. [getuige 4] heeft verklaard dat verdachte na enige tijd de deur open deed in zijn onderbroek [18] . [getuige 4] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] in shock was, dat zij vertelde dat hij wel honderd keer had gezegd dat ze het niemand mocht vertellen, dat zij geroepen had dat ze het niet wilde, dat ze weg wilde maar niets kon. [getuige 4] heeft verklaard dat de bh van [slachtoffer 1] om haar nek hing en dat je haar blote borsten zag, dat ze een kort broekje aan had en geen panty [19] .
Verdachte heeft verklaard dat hij, toen [getuige 1] en [getuige 2] waren vertrokken, naar de garage is gegaan en [slachtoffer 1] heeft aangeraakt, ook op plekken waar dat niet mag. Verdachte heeft verklaard dat hij haar benen heeft aangeraakt [20] en ook de plaats waar haar borsten zitten. Verdachte heeft over de zinsnede dat hij haar wilde beffen en haar wilde laten klaarkomen verklaard dat het zijn woorden kunnen zijn geweest [21] .
Op 16 februari 2016 heeft in de betreffende garage een doorzoeking plaatsgevonden en zijn foto’s gemaakt van zowel de binnen- als de buitenzijde. De politie heeft gerelateerd dat [slachtoffer 1] volgens de bewoonster, de echtgenote van verdachte, had geslapen op het matras links achterin de garage. De politie heeft gerelateerd dat om dit matras een rood hoeslaken zat. Op het matras ernaast vond de politie een verfrommelde panty met daarin een roze/oranje slipje. Beide kledingstukken werden inbeslaggenomen. Eén van de verbalisanten heeft gerelateerd dat hij door de glasgordijnen in de garage kon kijken als er in de garage licht aan is. Hij heeft gerelateerd dat hij 190 cm lang is en dat hij op zijn tenen moest gaan staan om het achterste bed met het rode hoeslaken te kunnen zien [22] .
Op 15 februari 2015 is een aantal kledingstukken van [slachtoffer 1] inbeslaggenomen, waaronder een zwarte broek en een zwarte string [23] .
Van [slachtoffer 1] en van verdachte is celmateriaal afgenomen ten behoeve van DNA-onderzoek [24] .
Op 16 februari 2015 is van [slachtoffer 1] tevens een zogenaamde zedenkit afgenomen, waarbij haar vagina is bemonsterd. Dit heeft een vijftal bemonsteringen opgeleverd, te weten buitenste schaamlippen, binnenste schaamlippen, tweemaal diep vaginaal en ingang vagina, waaraan het SIN nummer ZAAC2044NL is gegeven [25] .
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft DNA-onderzoek verricht en een tweetal rapporten opgemaakt. Het NFI heeft het volgende bevonden.
Er is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel in de bemonsteringen AAHW1101NL#06 (binnenzijde kruis broek) en AAHW1102NL#01 (binnenzijde kruis (zwarte) slip) [26] .
In de DNA-profielen van de bemonsteringen AAHW1100NL#02 (binnenzijde linkerkant tailleband panty) en AAHW1101#02 (buitenzijde linkerkant tailleband broek), #04 (binnenzijde rechterkant tailleband broek) en #05 (binnenzijde voorkant broek) zijn additionele DNA-kenmerken zichtbaar die duiden op de aanwezigheid van een relatief geringe hoeveelheid DNA van minimaal één andere persoon, waarvan tenminste één man. Het DNA-profiel van verdachte matcht met deze DNA-mengprofielen. Dit betekent dat hij donor kan zijn van een deel van het DNA in deze bemonsteringen [27] .
Bij het DNA-onderzoek wordt de hoeveelheid geïsoleerd DNA bepaald. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de hoeveelheid mannelijk (Y-chromosomaal) DNA en de totale hoeveelheid mannelijk en vrouwelijk (autosomaal) DNA. Bij deze bepaling is een aanwijzing verkregen voor een relatief geringe hoeveelheid mannelijk DNA in een aantal bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten ZAAC2044NL [28] .
De bemonsteringen ZAAC2044NL#01 (buitenste schaamlippen), ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen), ZAAC2044NL#03 en #04 (diep vaginaal) en ZAAC2044NL#05 (ingang vagina) zijn onderworpen aan een zogenoemd Y-chromosomaal DNA-onderzoek om te trachten aanvullende genetische informatie van de mannelijke celdonor(en) in deze bemonsteringen te verkrijgen [29] . Van het mannelijke DNA in de bemonsteringen ZAAC2044NL#01 (buitenste schaamlippen), #02 (binnenste schaamlippen) en #03 (diep vaginaal) zijn Y-chromosomale DNA-profielen verkregen. Deze Y-chromosomale DNA-profielen matchen met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte. Dit betekent dat deze bemonsteringen, naast celmateriaal dat afkomstig is van het slachtoffer zelf, eveneens celmateriaal bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte [30] .
Onder de aanname dat het mannelijk celmateriaal in de bemonsteringen ZAAC2044NL#01 (buitenste schaamlippen), #02 (binnenste schaamlippen) en #03 (diep vaginaal) afkomstig zijn van dezelfde man(nen), is het meest informatieve Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) vergeleken met de Y-chromosomale DNA-profielen in de database. In deze databank waren ruim 102 duizend Y-chromosomale DNA-profielen aanwezig die voor dezelfde combinatie van Y-chromosomale DNA-kenmerken zijn getypeerd als het Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen). Deze DNA-profielen betreffen Y-chromosomale DNA-profielen van mannen uit verschillende en over de gehele wereld verspreide bevolkingsgroepen. Bij de vergelijking is gebleken dat het Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) 1 keer in deze databank voorkomt. Om de wetenschappelijke bewijswaarde te kunnen formuleren is het onderstaande hypothesepaar beschouwd. Hierbij wordt opgemerkt dat in principe alle in de mannelijke lijn aan verdachte verwante mannen hetzelfde Y-chromosomale DNA-profiel hebben.
Hypothese 1: het mannelijke celmateriaal in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) is afkomstig van verdachte.
Hypothese 2: het mannelijke celmateriaal in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) is afkomstig van een andere, willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan verdachte verwante man.
Geconcludeerd wordt dat de verkregen resultaten van het Y-chromosomaal DNA-onderzoek aan de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is [31] .
De verweren van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] het vermeende misbruik niet hebben kunnen waarnemen. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank acht de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] geloofwaardig. De verklaringen zijn gedetailleerd, komen met elkaar overeen op belangrijke punten en worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid van die verklaringen te twijfelen. Zo is door de politie gerelateerd dat het mogelijk was om door het raam van de garage het betreffende matras te zien [32] en heeft [getuige 1] verklaard dat zij door het raam van de garage heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 1] een geel/oranje drankje gaf [33] , hetgeen overeenkomt met de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 1] jus d’orange heeft gegeven [34] .
De raadsman heeft verder aangevoerd dat de DNA-rapportages ondeugdelijk zijn. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. De DNA-rapportages zijn opgemaakt door deskundigen van het NFI en van enige ondeugdelijkheid is niet gebleken.
Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer weliswaar heeft aangeraakt, maar niet op intieme plaatsen en ook niet met een seksuele bedoeling; verdachte zou enkel hebben geprobeerd het slachtoffer wakker te maken. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen komen vast te staan dat verdachte zijn tong en/of vinger(s) in de vagina van [slachtoffer 1] heeft gebracht en haar borsten, vagina en schaamstreek heeft betast. Het seksueel karakter ligt in die handelingen besloten.
Staat van verminderd bewustzijn
De rechtbank acht gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [getuige 2] komen vast te staan dat [slachtoffer 1] ten tijde van het plegen van de seksuele handelingen verkeerde in staat van verminderd bewustzijn als gevolg van het innemen van een forse hoeveelheid alcohol. Dit betreft een situatie tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. De rechtbank acht ook komen vast te staan dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] in een dergelijke staat verkeerde. Verdachte heeft immers verklaard dat [slachtoffer 1] zo comateus bleef slapen [35] , dat zij “out” was en heel diep weg [36] .
Het primair tenlastegelegde
Van verkrachting is sprake wanneer iemand door geweld of een andere feitelijkheid (of bedreiging daarmee) wordt gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Van geweld of bedreiging met geweld is niet gebleken. Van door een feitelijkheid iemand dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen als bedoeld in artikel 242 Sr kan slechts sprake zijn indien verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat uit de verklaring van aangeefster duidelijk wordt dat zij de seksuele handelingen van verdachte tegen haar wil heeft ondergaan. Voorts staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte door de staat waarin aangeefster verkeerde (een verminderd bewustzijn als gevolg van de inname van een forse hoeveelheid alcohol) en door het leeftijdsverschil, feitelijk, fysiek en geestelijk overwicht had op aangeefster. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de bewijsmiddelen echter niet gebleken van een situatie waarin verdachte, anders dan door het uitvoeren van de seksuele handelingen zelf, het overwicht actief heeft aangewend om aangeefster tot het ondergaan van de seksuele handelingen te dwingen. De rechtbank acht daarmee niet bewezen dat verdachte opzettelijk door (dwingende) feitelijkheden aangeefster tot het ondergaan van de seksuele handelingen heeft gebracht.
De rechtbank acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen en hetgeen de rechtbank heeft overwogen wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder subsidiair is tenlastegelegd zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(subsidiair)
in de periode van 14 februari 2015 tot en met 15 februari 2015 in de gemeente Veghel met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ), van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachtes, tong en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en het betasten van de borsten en de vagina en de schaamstreek van die [slachtoffer 1] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte, ten aanzien van primair, op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, een meldplicht en het volgen van een ambulante behandeling.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis in het nadeel van verdachte rekening gehouden met de ernst van het feit, de jonge leeftijd en kwetsbaarheid van het slachtoffer, de omstandigheid dat verdachte op grove wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in hem was gesteld, de omstandigheid dat verdachte welbewust, manipulatief en opportunistisch inbreuk heeft gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer, de omstandigheid dat twee vriendinnen van het slachtoffer hier ongewild getuige van waren en ten slotte het ontbreken van inzicht in de laakbaarheid van zijn gedrag. In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair verzocht verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte erg lijdt onder de situatie, dat zijn bedrijf waarschijnlijk failliet zal gaan en het huis al te koop staat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft seksuele handelingen gepleegd met de 16-jarige vriendin van zijn dochter, die op dat moment in staat van verminderd bewustzijn verkeerde door overmatig alcoholgebruik. De seksuele handelingen bestonden mede uit het brengen van zijn tong en/of vingers in de vagina van het slachtoffer. Verdachte heeft daarmee een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn eigen seksuele behoefte boven de belangen van het minderjarige slachtoffer heeft gesteld. Het behoeft geen betoog dat seksueel misbruik van een minderjarige zeer nadelige gevolgen kan hebben in de zin van psychische, emotionele en lichamelijke schade bij de desbetreffende minderjarige en dat zij hierdoor ernstig kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. Uit de slachtoffer-verklaringen blijkt dat het feit een grote impact heeft gehad op het slachtoffer en haar ouders.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte op ernstige wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in hem was gesteld.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte de voorwaarden verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis al een jaar correct naleeft, zoals blijkt uit het door de officier van justitie ter terechtzitting overgelegde nagekomen e-mailbericht van de reclassering.
De rechtbank houdt rekening met de door prof. dr. [deskundige 1] omtrent verdachte opgemaakte neurologische rapportage d.d. 15 mei 2015. [deskundige 2] concludeert in zijn rapport dat het niet waarschijnlijk lijkt dat het hersenorganisch lijden, in het bijzonder de uitval van het gezichtsveld rechts en/of de licht cognitieve problemen, van invloed zijn geweest op het gedrag van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte ontkent impulsontremming na het herseninfarct en bij oriënterend cognitief onderzoek zijn geen executieve functiestoornissen vastgesteld waardoor impulsontremming zou kunnen ontstaan.
De rechtbank houdt ook rekening met het door drs. [deskundige2 1] omtrent verdachte opgemaakte psychologische rapport d.d. 11 mei 2015 voor wat betreft de inschatting van het recidiverisico. [deskundige2 2] concludeert dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Verdachte functioneert conflictvrij op vele gebieden, zijn huwelijksrelatie is stabiel en hij krijgt en ervaart steun. Verdachte is intelligent en staat niet direct afwijzend jegens hulpverlening. De rechtbank houdt geen rekening met hetgeen in het rapport is vermeld ten aanzien van het alcoholgebruik van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Het rapport vermeldt dat verdachte zeer waarschijnlijk verkeerde onder de invloed van een forse hoeveelheid alcohol en dit zou zijn oordeels- en kritiekvermogen hebben aangetast in die zin dat het tenlastegelegde, indien bewezen geacht, aan verdachte in een verminderde mate is toe te rekenen. Verdachte heeft echter ter terechtzitting verklaard dat hij weliswaar alcohol had genuttigd, maar dat hij heel goed wist wat hij deed. Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van zijn echtgenote. De rechtbank beschouwt verdachte als volledig toerekeningsvatbaar.
De rechtbank houdt ten slotte rekening met het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport door Reclassering Nederland d.d. 19 juni 2015. De reclassering adviseert, in het geval van een bewezenverklaring, om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, het volgen van een ambulante behandeling en een eventuele behandeling binnen de verslavingszorg betreffende zijn alcoholgebruik.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal de rechtbank een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op deze straf.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voor een gedeelte, te weten vijf maanden, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals vermeld in het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport. Uit het door de officier van justitie ter terechtzitting overgelegde nagekomen e-mailbericht van de reclassering blijkt dat verdachte inmiddels een ambulante behandeling volgt bij Kairos, zodat de rechtbank ook die instelling zal vermelden bij het formuleren van de bijzondere voorwaarden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 243.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde onder subsidiair bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

T.a.v. subsidiair:met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.

T.a.v. subsidiair:Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Eekbrouwersweg 6 te
's-Hertogenbosch. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen bij Kairos, de Lambertushof te Veghel of een soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
- meewerkt aan een intake binnen de verslavingszorg betreffende zijn alcoholgebruik en de eventueel daaruit voortvloeiende behandeling/begeleiding, indien dit wordt geïndiceerd door Reclassering Nederland.
De Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.G.J.M. van Ekert, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 8 april 2016.
mr. B. Poelert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, Unit Zeden, genummerd 2015034948, 269 pagina’s.
2.Verklaring [aangever 1] (dossierpagina 83)
3.Verklaring [aangever 1] (dossierpagina 83-84)
4.Proces-verbaal informatief gesprek zeden (dossierpagina 77) en verklaring [slachtoffer 1] (dossierpagina 191)
5.Verklaring [slachtoffer 1] (dossierpagina 191)
6.Verklaring [slachtoffer 1] (dossierpagina 191-192)
7.Verklaring [getuige 1] (dossierpagina 116-118)
8.Verklaring [getuige 1] (dossierpagina 118)
9.Verklaring [getuige 1] (dossierpagina 119)
10.Verklaring [getuige 1] (dossierpagina 120)
11.Verklaring [getuige 1] (dossierpagina 121)
12.Verklaring [getuige 1] (dossierpagina 125)
13.Verklaring [getuige 2] (dossierpagina 135)
14.Verklaring [getuige 2] (dossierpagina 136)
15.Verklaring [getuige 2] (dossierpagina 140)
16.Verklaring [getuige 3] (dossierpagina 145)
17.Verklaring [getuige 4] (dossierpagina 127)
18.Verklaring [getuige 4] (dossierpagina 128-129)
19.Verklaring [getuige 4] (dossierpagina 129)
20.Verklaring verdachte (dossierpagina 47) en verklaring verdachte ter terechtzitting
21.Verklaring verdachte ter terechtzitting
22.Proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 103-107)
23.Kennisgeving van inbeslagneming (dossierpagina 242-244)
24.Proces-verbaal waarnemer afname celmateriaal (dossierpagina 224) en proces-verbaal waarnemer afname celmateriaal (dossierpagina 75)
25.Proces-verbaal bevindingen (dossierpagina 81-82) en stukken mbt onderzoek zeden (dossierpagina 256)
26.Rapport NFI “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Erp op 14 februari 2015” opgemaakt door dr. [deskundige3] d.d. 6 mei 2015 (dossierpagina 225-226, 233 en 235)
27.Rapport NFI “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Erp op 14 februari 2015” opgemaakt door dr. [deskundige3] d.d. 6 mei 2015 (dossierpagina 225-226, 230 en 233)
28.Rapport NFI “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Erp op 14 februari 2015” opgemaakt door dr. [deskundige3] d.d. 6 mei 2015 (dossierpagina 226-227)
29.Aanvullend rapport NFI “DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Erp op 14 februari 2015” opgemaakt door dr. [deskundige4] d.d. 22 juli 2015 (dossierpagina 238)
30.Aanvullend rapport NFI “DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Erp op 14 februari 2015” opgemaakt door dr. [deskundige4] d.d. 22 juli 2015 (dossierpagina 238-239)
31.Aanvullend rapport NFI “DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Erp op 14 februari 2015” opgemaakt door dr. [deskundige4] d.d. 22 juli 2015 (dossierpagina 239)
32.Proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 103)
33.Verklaring [getuige 1] (dossierpagina 119)
34.Verklaring verdachte ter terechtzitting
35.Verklaring verdachte (dossierpagina 48)
36.Verklaring verdachte ter terechtzitting