[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1991] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 januari 2016 en 25 maart 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 december 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 maart 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij
op of omstreeks 29 september 2015 te Someren, althans in het arrondissement
Oost Brabant
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft
gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede
hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
immers heeft hij, verdachte, (telkens) zijn penis en/of (een) vinger(s) in de
mond en/of in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of gehouden
en/of (vervolgens) (heen en weer) bewogen
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheden en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkheden (telkens) hierin dat hij,
verdachte,
-die [slachtoffer 1] bij haar (boven)arm(en) vasthield/tegenhield en/of
-die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) (met de vuist) op/tegen het hoofd en/of
het lichaam heeft geslagen en/of
-die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gegrepen en/of in de keel heeft geknepen
en/of de keel van die [slachtoffer 1] dicht geknepen heeft gehouden en/of
-tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze haar broek uit moest trekken en/of dat
hij anders haar keel dicht zou knijpen en/of dat ze hem, verdachte, moest
pijpen en/of dat ze niet mocht huilen of schreeuwen omdat andere mensen hen
anders zouden horen, althans woorden van gelijke aard en/of
-die [slachtoffer 1] tegen de grond gedrukt heeft (gehouden) en/of zijn, verdachtes,
penis/onderlichaam in de richting van en/of tegen de vagina en/of het
onderlichaam van die [slachtoffer 1] heeft gebracht/bewogen/geduwd
2.
hij
op of omstreeks 25 september 2015 te Tilburg, althans in het arrondissement
Zeeland-West-Brabant
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2]
-heeft hij, verdachte, op de (slaap)kamerdeur van die [slachtoffer 2] geklopt en/of
-is hij, verdachte, de (slaap)kamer van die [slachtoffer 2] ingelopen en/of heeft de
deur van deze (slaap)kamer (van binnenuit) op slot gedraaid en/of
-heeft hij, verdachte, (meermalen) tegen die [slachtoffer 2] gezegd 'je moet me
pijpen, anders steek ik je neer', althans woorden van gelijke strekking en/of
-heeft hij, verdachte, (hierbij) een mes getoond en/of in zijn hand gehad
en/of
-heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] , weggeduwd (van de deur, toen die [slachtoffer 2]
deze van het slot probeerde te halen)
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 25 september 2015 te Tilburg, althans in het arrondissement
Zeeland-West-Brabant
ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenis(straf; rechtbank) van acht jaren of meer is gesteld, te weten het zedenmisdrijf verkrachting zoals omschreven in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht
opzettelijk
-op de (slaap)kamerdeur van die [slachtoffer 2] geklopt en/of
-de (slaap)kamer van die [slachtoffer 2] ingelopen en/of de deur van deze (slaap)kamer (van binnenuit) op slot heeft gedraaid en/of
-(meermalen) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd 'je moet me pijpen, anders steek ik je neer', althans woorden van gelijke strekking en/of
-(daarbij) een mes heeft getoond en/of in zijn hand heeft gehad en/of
-die [slachtoffer 2] heeft weggeduwd (van de deur, toen die [slachtoffer 2] deze van het slot probeerde te halen);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 25 september 2015 te Tilburg, althans in het arrondissement
Zeeland-West-Brabant
M.M. [slachtoffer 2] heeft bedreigd met verkrachting en/of met enig misdrijf tegen het
leven gericht en/of zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 2] de woorden 'je moet me pijpen, anders steek ik je neer', althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking toegevoegd en/of
- die [slachtoffer 2] (hierbij) een mes getoond en/of een (voor die [slachtoffer 2] zichtbaar)
mes in zijn, verdachtes, hand gehad;
Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, ontbreken in feit 1 in de regels 8 t/m 10 de woorden ‘en/of tegen de vagina’. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde regels als volgt:
‘immers heeft hij, verdachte, (telkens) zijn penis en/of (een) vinger(s) in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (vervolgens) (heen en weer) bewogen
en/of zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht’
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Bron.
Een eindproces-verbaal van de regiopolitie Oost-Brabant, afdeling zeden, dossiernummer PL2100-2015218839, afgesloten d.d. 9 december 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 254. Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakt processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
Inleiding.
Verdachte wordt er van beschuldigd dat hij [slachtoffer 1] door middel van geweld
heeft gedwongen om seksueel binnendringende handelingen te ondergaan en/of hem te pijpen (feit 1, verkrachting). Daarnaast wordt hem verweten dat hij [slachtoffer 2] door het tonen van een mes en het uiten van bedreigende bewoordingen heeft willen dwingen om hem te pijpen (feit 2, poging dan wel voorbereiding tot verkrachting dan wel bedreiging).
Het standpunt van de officier van justitie.
Bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 primair. Er is - kort gezegd - geen enkele aanleiding om aan de juistheid van de verklaringen van aangeefsters te twijfelen en hun verklaringen versterken elkaar ook kruisgewijs.
Het standpunt van de verdediging.
T.a.v. feit 1: Vrijspraak. De verklaring van aangeefster over gedwongen seks overtuigt niet. Zij had die bewuste avond veel alcohol gedronken en heeft, in tegenstelling tot verdachte, wisselende verklaringen afgelegd over hetgeen in de steeg tussen hen beiden is voorgevallen. Tegenover de verklaring van aangeefster dat verdachte seksuele handelingen middels geweld heeft afgedwongen, staat de consistente verklaring van verdachte dat hij door aangeefster, na afloop van seksuele handelingen die vrijwillig tussen hen plaatsvonden, werd geslagen, waarna hij heeft teruggeslagen. Dat er sprake was van vrijwilligheid past ook bij hun eerdere vrijages die bewuste avond.
T.a.v. feit 2: vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Het dossier bevat naast de verklaring van aangeefster onvoldoende bewijs voor de ten laste gelegde feitelijkheden, te weten: dat verdachte de deur op slot heeft gedraaid, dat hij de bewoordingen ‘Je moet me pijpen, anders steek ik je neer’ heeft gebezigd en daarbij een mes in zijn handen heeft gehad dan wel dat mes aan aangeefster heeft getoond. Er is bovendien sprake van vrijwillige terugtred, omdat verdachte na de tweede weigering van aangeefster haar kamer heeft verlaten. De meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging kan wel - in meerdere varianten - worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
algemeen
De rechtbank begrijpt dat de verdediging in beide zaken een beroep heeft gedaan op het voorschrift van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast begrijpt de rechtbank het verweer aldus dat de verdediging de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster zodanig betwist dat deze niet tot het bewijs kunnen bijdragen.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, het zogeheten bewijsminimum. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel. Niet is vereist dat elk onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun dient te vinden.
Dit voorschrift betekent dat als van elkaar te onderscheiden beslissingen moeten worden aangemerkt enerzijds het oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en anderzijds het oordeel dat de verklaring van aangeefster in ander bewijsmateriaal voldoende steun vindt. Het feit dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar wordt geacht kan niet op zichzelf als voldoende steunbewijs dienen. Een gebrek aan voldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster kan dus niet worden gecompenseerd door een gemotiveerd oordeel dat die verklaring betrouwbaar is. Het steunbewijs zal voorts dienen te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte verweten gedragingen.
De rechtbank acht het van belang om bij de bespreking van de feiten uit te gaan van
een chronologische volgorde. Dat betekent dat feit 2 als eerste wordt besproken.
feit 2
De rechtbank kent betekenis toe aan de navolgende bewijsmiddelen.
1. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard. Verdachte heeft op 25 september 2015 omstreeks 06:30 uur op haar kamerdeur ( [adres 2] in Tilburg) geklopt, deze deur opengeduwd en is haar kamer binnengegaan. Nadat zij de deur van slot had afgehaald en had geopend, heeft de verdachte de deur met de sleutel op slot gedraaid en vervolgens tegen haar gezegd: ‘Je moet me pijpen, anders steek ik je neer.’ Desgevraagd heeft verdachte dezelfde bewoordingen herhaald. Verdachte had een flink mes in zijn handen. Aangeefster weigerde aan zijn verzoek te voldoen en trachtte de deur van het slot te draaien, hetgeen door verdachte werd belemmerd door haar weg te duwen. Vervolgens herhaalde verdachte dezelfde bedreigende bewoordingen. Aangeefster weigerde nogmaals, waarna verdachte is vertrokken. Aangeefster heeft het incident gelijk aan een huisgenoot geappt en heeft haar alles verteld.
(verklaring [slachtoffer 2] , eindpv pag. 207-208)
2. Verdachte heeft [slachtoffer 2] die avond een Facebook-bericht gestuurd, onder meer inhoudende: ‘Beste [slachtoffer 2] . Het spijt mij ontzettend wat er gisteren gebeurd is……..omdat ik het echt afschuwelijk vind hoe ik mij gedragen heb…..ik voel me echt verschrikkelijk….ik hoop dat de schrik een beetje gezakt is en dat je je gewoon weer veilig kunt voelen in je eigen huis….het spijt me nogmaals echt heel erg dat ik je zo hard heb laten schrikken.’ (
Facebook-bericht p. 210 en opmerking [verbalisant 1] p. 254)
3. [getuige 1] , de huisgenote van [slachtoffer 2] , kreeg op 25 september 2015, omstreeks 06:39 uur, een Whatsapp bericht van haar, inhoudende ‘112 112’ en daarna iets van [verdachte] en dat hij daar was en dat hij tegen haar had gezegd dat ze hem moest pijpen omdat hij haar anders zou steken. Het ging om [persoon 1] vriendje en hij was net uit haar kamer. [getuige 1] ging naar de kamer van [slachtoffer 2] en kreeg vervolgens te horen dat verdachte tegen [slachtoffer 2] had gezegd dat ze hem moest pijpen omdat hij haar anders zou gaan neersteken. [slachtoffer 2] had dat geweigerd. Ook had verdachte de deur met de sleutel op slot gedraaid en [slachtoffer 2] bij de deur weggeduwd. [getuige 1] had voorts van [slachtoffer 2] vernomen dat verdachte een oranje keukenmes in zijn hand had. Deze hand had hij op dat moment naar beneden, naast zijn lichaam. Na de laatste weigering van [slachtoffer 2] was verdachte weggegaan. (
verklaring [getuige 1] , eindpv p. 213-214)
4. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft op 25 september 2015 om 08:07 uur een WhatsApp Chat aan [persoon 1]
; rechtbank) gericht, inhoudende: Goedemorgen [persoon 1] , vanochtend om half 7 stond je vriendje voor mijn kamerdeur. Ik dacht dat het [persoon 2] was die klopte dus heb ik deur open gedaan. Hij kwam toen binnen en draaide de deur op slot. Hij zei toen 2x dat ik hem moest pijpen en anders zou hij me neersteken met een mes die hij bij zich had. Ik wilde deur weer open maken en hij duwde me naar achteren. Daarna zei ik dat ik dat niet ga doen en uiteindelijk ging hij weg.
(WhatsApp Chat, eindpv p. 242)
5. [persoon 1] heeft verklaard dat zij ten tijde van het onderhavige incident de vriendin van verdachte was en zich op dat moment op haar vakantieadres bevond. Toen zij van het voorval had vernomen en verdachte daarmee confronteerde, ontkende hij. In een daarop volgend contact vertelde verdachte haar dat hij nog steeds het mes bij zich had waarmee hij [slachtoffer 2] had bedreigd. Ook vertelde hij dat ze (
[slachtoffer 2]) zich niet bedreigd voelde, want anders had ze geen ‘nee’ gezegd. Volgens [persoon 1] heeft verdachte problemen met drugs en seks. Seks is heel erg belangrijk voor verdachte en hij vraagt haar vaak om orale seks (vooral bij hem). De avond voordat [persoon 1] op vakantie ging (
22 september 2015) had zij een flinke ruzie met verdachte omdat ze geen behoefte had aan seks en hij wel. [persoon 1] vond hem bij die laatste ruzie totaal onherkenbaar. Zij vond het eng en voelde zich niet langer veilig bij hem. (
verklaring [persoon 1] , eindpv p. 245-246; p. 248-250)
6. Verdachte heeft verklaard dat hij op de deur van aangeefster [slachtoffer 2] heeft geklopt, haar kamer is binnengegaan en haar tot twee keer toe heeft gevraagd of ze hem wilde pijpen. Ook heeft hij verklaard dat hij op dat moment een keukenmes, met een lengte van tussen de 20-25 centimeter, bij zich had. Nadat [slachtoffer 2] voor de tweede keer had geweigerd om hem te pijpen, heeft hij haar kamer verlaten. Ter terechtzitting van 25 maart 2016 heeft verdachte nog uitdrukkelijk verklaard dat hij bij aangeefster op de deur had geklopt omdat hij zin in seks had en door haar oraal bevredigd wilde worden (
verklaring verdachte, eindpv p. 98 en p. 113; en ter terechtzitting d.d. 25 maart 2016).
De rechtbank stelt vast dat aangeefster direct na het incident contact heeft gezocht met haar huisgenote [getuige 1] en deze op de hoogte heeft gesteld van het voorval. Anderhalf uur later heeft aangeefster [persoon 1] middels een WhatsApp-bericht van het incident op de hoogte gesteld. Zij heeft beiden inhoudelijk hetzelfde over het voorval verteld en ook de inhoud van haar aangifte is daaraan gelijkluidend.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte heeft erkend in de kamer van aangeefster te zijn geweest omdat hij zin in seks had en door haar gepijpt wilde worden en hierom had gevraagd terwijl hij een mes bij zich had.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat uit de verklaring van [persoon 1] volgt dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij aangeefster [slachtoffer 2] met een mes had bedreigd, hetgeen past bij de inhoud van het hiervoor onder 2. vermelde Facebook-bericht van verdachte. Dit bevestigt naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van aangeefster dat verdachte een mes in zijn handen had en tegen haar heeft gezegd dat ze hem moest pijpen omdat ze anders zou worden neergestoken.
Alles overziende concludeert de rechtbank dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] in al haar onderdelen op overtuigende wijze ondersteuning vindt in de inhoud van de hiervoor onder 2 t/m 6 weergegeven bewijsmiddelen en daarmee is ruimschoots voldaan aan het bewijsminimum.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat het mes in zijn achter broekzak zat en dat hij het mes niet ter hand heeft genomen, allerminst overtuigend gezien de inhoud van zijn verdere verklaring. Hieruit zou immers volgen dat hij, uit gestelde paranoïde gedachten als gevolg van cocaïnegebruik, een keukenmes met een lengte van tussen de 20 en 25 centimeter met het heft naar beneden - en dus met het lemmet omhoog - in zijn achter broekzak had gestoken en op die wijze naar het studentenhuis van zijn vriendin is gefietst en vervolgens de kamer van aangeefster [slachtoffer 2] is binnengelopen. De rechtbank acht deze door verdachte geschetste gang van zaken ongeloofwaardig en welhaast schier onmogelijk gezien de lengte van het onderhavige keukenmes en de wijze waarop hij dit mes al fietsend en lopend telkens bij zich zou hebben gedragen (in de achter broekzak met het lemmet omhoog). Daar komt nog bij dat aangeefster [slachtoffer 2] een oranje mes heeft gezien, waaruit de rechtbank afleidt dat zij ook het heft van het mes moet hebben waargenomen, hetgeen niet mogelijk is indien verdachte het mes met het heft naar beneden in zijn achter broekzak had gestoken
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe de handelwijze van verdachte dient te worden gekwalificeerd. Naar het oordeel van de rechtbank is het samenstel van de hierna bewezenverklaarde gedragingen en uitlatingen naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de uitvoering van de verkrachting van aangeefster, dat het handelen van verdachte kan worden aangemerkt als een begin van uitvoering van die verkrachting.
De rechtbank heeft bij dit oordeel betrokken de op 25 maart 2016 ter zitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij door aangeefster [slachtoffer 2] oraal bevredigd wilde worden, waaruit ondubbelzinnig zijn voornemen ten tijde van het incident volgt.
De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot verkrachting dan ook bewezen.
De verdediging heeft zich op standpunt gesteld dat verdachte een beroep toekomt op vrijwillige terugtred, nu hij gehoor heeft gegeven aan de verbale weigering van het slachtoffer op het verzoek om hem te pijpen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Of gedragingen van de verdachte de gevolgtrekking wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Van buiten af komende factoren die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid behoeven niet aan vrijwillige terugtred in de weg te staan. Daarbij verdient opmerking dat in geval
van een voltooide poging voor het aannemen van vrijwillige terugtred veelal een zodanig optreden van verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte het slachtoffer meerdere keren heeft gesommeerd om hem te pijpen omdat ze anders zou worden neergestoken. Verdachte had hierbij zichtbaar een mes met een lengte van circa 20 á 25 centimeter in zijn handen. Nadat het slachtoffer meerdere keren beslist had geweigerd is verdachte weggegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de herhaalde en besliste weigering van het slachtoffer, zijnde een omstandigheid niet afhankelijk van de wil van verdachte, van doorslaggevende betekenis geweest dat het misdrijf niet is voltooid. Voor een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred is dan ook geen plaats.
Het verweer wordt verworpen.
t.a.v. feit 1
De rechtbank stelt vast dat het discussiepunt zich in de kern toespitst op de vraag of het geweld voorafgaand aan de seksuele handelingen heeft plaatsgevonden (
versie aangeefster [slachtoffer 1]) dan wel daarna
(versie verdachte). Anders gezegd, of er sprake is geweest van afgedwongen of vrijwillige seks.
De rechtbank acht op basis van de voorhanden zijnde stukken en het verhandelde ter terechtzitting van 25 maart 2016 vast komen te staan dat verdachte en aangeefster elkaar
die bewuste avond meerdere keren innig hebben gezoend, zij haar telefoonnummer aan verdachte heeft gegeven, zij destijds een vriend had en zij minstens 10 glazen bier had gedronken. Voorts acht de rechtbank aannemelijk geworden dat verdachte en aangeefster
samen het [café] hebben verlaten en (in goede harmonie) het steegje tussen perceel [adres 3] en [adres 4] te Someren in zijn gegaan.
De rechtbank constateert met de verdediging dat aangeefster [slachtoffer 1] niet bij alle gelegen- heden gelijkluidend heeft verklaard. De rechtbank stelt vast dat dit evenzeer voor verdachte geldt. Zo verklaart hij eerst tijdens zijn tweede verhoor (op 1 oktober 2015) dat aangeefster [slachtoffer 1] aan hem had gevraagd of hij haar wilde beffen en dat hij met een vinger in haar vagina was geweest.
De rechtbank acht van belang dat aangeefster ten aanzien van de ter discussie staande
dwangcomponent in de kern genomen telkens consistent heeft verklaard met betrekking
tot de navolgende feiten en omstandigheden, te weten dat:
-zij in de steeg op gewelddadige wijze van verdachte zijlings op de grond moest gaan
liggen en van hem haar broek moest uittrekken;
-zij geen seks wilde en hem dat kenbaar had gemaakt;
-hij wilde dat zij hem ging pijpen, zij dat weigerde, hij haar meerdere keren tegen haar
hoofd sloeg en haar beval hem te pijpen;
-zij hem is gaan pijpen en aftrekken, waarna hij buiten haar lichaam is klaargekomen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feiten en/of omstandigheden.
1. Op 29 september 2015 omstreeks 22:35 uur meldt [slachtoffer 1] zich hevig overstuur en aan een stuk door huilend op het politiebureau te Asten en vertelt dat zij circa 10 minuten eerder te Someren is verkracht door de drummer van de [band] . Zij heeft de drummer moeten pijpen en is daarbij door hem tegen het hoofd geslagen. Zij heeft het gedaan uit angst. (
relaas van bevindingen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , eindpv, p. 181-182)
2. Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zien tijdens een informatief gesprek op 30 september 2015 te 00:08 uur bij [slachtoffer 1] diverse bulten/bloeduitstortingen op haar voorhoofd en aan de linker- en rechterzijde van haar hoofd. Voorts zien zij een ontvelling aan de onderzijde van het rechter onderbeen net onder de knie (
relaas van bevindingen verbali-santen [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , eindpv p. 118, 120).[verbalisant 4] relateert nog afzonderlijk dat zij op het voorhoofd van [slachtoffer 1] een zwelling zag die blauw aan het worden was alsmede een zwelling en verkleuring ter hoogte van de linkerslaap, een blauwe plek aan de zijkant van haar linkeroog en een fikse zwelling en rode verkleuring van de hoofdhuid aan de linker- en rechterzijde van het hoofd onder de haren. (
relaas van bevindingen [verbalisant 4] , eindpv p. 137 en foto’s eindpv p. 123 t/m p/ 127))
3. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 1 oktober 2015 verklaard dat zij de drummer van [band] (
hierna telkens verdachte; rechtbank) op 29 september 2015 in [café] te Someren heeft ontmoet en dat zij daar toen hebben gezoend. Op enig moment was zij samen met hem in een steegje. Zij werd geslagen op haar hoofd en moest van hem haar broek uitdoen. Ze kwam op de grond terecht en verdachte zakte mee naar beneden. Hij trok zijn broek uit. Aangeefster huilde en verdachte zei nogmaals dat zij haar broek uit moest trekken, anders zou verdachte haar keel dicht knijpen. Zij heeft haar broek en onderbroek tot boven haar knie uitgetrokken en moest van verdachte op haar zij gaan liggen. Verdachte wilde seks, maar aangeefster niet. Zij heeft ook geroepen dat zij dat niet wilde. Hij sloeg iedere keer weer tegen haar hoofd. Verdachte ging achter haar liggen en wilde zijn lul in haar vagina steken. Aangeefster voelde dat hij met zijn lichaam tegen haar aan het duwen was. Hij probeerde de penis in haar vagina te doen. De seks lukte niet. Toen is verdachte voor haar op zijn knieën gaan zitten en sloeg haar weer op haar hoofd. Toen beval hij haar dat ze hem moest gaan pijpen. Hij zei: ‘Pijp me.’ Aangeefster werd weer geslagen en verdachte zei ‘anders knijp ik je keel dicht’. Hij had zijn penis al in zijn hand en duwde die in haar mond. Ze moest daarbij bukken. Ze heeft hem even gepijpt en daarna afgetrokken. Ze heeft zijn penis twee of drie keer in haar mond gehad en heeft hem daarna afgetrokken. Hij kwam snel klaar, deels op haar broek en deels op de grond. Zij heeft hem niet willen pijpen. Zij heeft verdachte in het begin van zich af proberen te duwen en heeft zijn vuisten trachten af te weten. Zij is gelijk na het voorval naar de woning van haar opa gevlucht en heeft daar haar broertje gevraagd om haar vader te bellen. Aangeefster is in het hondenhok gaan zitten omdat zij zich daar veiliger voelde. Haar vader kwam meteen en ze is gelijk met hem naar de politie gegaan. (
verklaring [slachtoffer 1] , eindpv p, 128-129, p. 131, 132)
4. De broer van aangeefster bevond zich om 22:25 uur op het adres van zijn opa. Hij zag zijn zuster huilend in een soort van garage en moest van haar direct hun vader bellen. Hij heeft haar tegen haar vader horen zeggen dat zij die vent moest pijpen en dat ze klappen
had gekregen. (
verklaring [getuige 2] , eindpv p.149, 150)
5. De vader van aangeefster heeft verklaard dat hij op 29 september 2015 omstreeks 22:35 uur door zijn zoon werd gebeld met de mededeling om direct naar de woning van opa in Someren te gaan. Aldaar aangekomen hoorde hij gruwelijk huilen uit het hondenhok. Hij zag [slachtoffer 1] helemaal in paniek op hem af komen rennen. Ze huilde heel erg en riep: ‘Pap, ik heb moeten pijpen en dat wilde ik helemaal niet.’ Zij was volgens getuige heel erg paniek. Getuige heeft aangeefster horen zeggen dat zij het pijpen had moeten verrichten en heel vaak op haar hoofd was geslagen.
(verklaring [getuige 3] , eindpv p. 144)
6. [getuige 4] heeft verklaard dat zij op 29 september 2015 tussen 22:00 en 22:15 uur
met aangeefster naar de auto van haar ( [getuige 4] ) vader is gelopen, waarna aangeefster terug liep. [getuige 4] heeft op 30 september 2015 rond 03:30 uur van aangeefster gehoord dat zij de drummer had moeten pijpen en dat hij had getracht seks met haar te hebben en hij haar flink had geslagen.
(verklaring [getuige 4] , eindpv p. 154, 155 en 157)
7. [verbalisant 6] bevond zich op 30 september 2015 omstreeks 01:15 uur ter aanhouding van verdachte in diens kamer op het [adres 5] te Tilburg. Hij zag verdachte op het dak zitten en hoorde hem zeggen dat ‘hij iets stoms had gedaan, hij niet de cel in wilde, als zij hem probeerden te pakken te krijgen hij naar direct naar beneden zou springen om een einde aan zijn leven te maken, hij alles kwijt was, hij leraar was en door zijn stommiteit geen bewijs van goed gedrag kreeg om leraar te mogen blijven en wat zijn vriendin en ouders wel niet zouden denken.’ Verbalisant verneemt van een collega dat er een afscheidsbrief in de kamer van verdachte is aangetroffen. (
relaas van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , eindpv p. 204)
8. De hiervoor onder 7. genoemde handgeschreven afscheidsbrief is onder meer gericht aan [persoon 1] en verdachtes ouders. De inhoud hiervan luidt onder meer (letterlijk):
‘Lieve [persoon 1] , ik had gehoopt je nog één keer te zien voordat het allemaal zou eindigen. Helaas ben ik niet te genezen en daarom is het beter als ik uit het leven stap (..) Goed pas op dat je nooit meer iemand tegenkomt zoals ik.’
‘Papa en mama, (..) Ik heb al lang problemen, voel jullie hier alsjeblieft niet schuldig over.
(
afschrift handgeschreven brief, eindpv p. 40)
Verdachte herkent zijn handschrift en bevestigt dat hij die brief heeft geschreven (
verklaring verdachte, eindpv p. 93 en 97)
9. Verdachte heeft verklaard dat hij en aangeefster [slachtoffer 1] in de steeg lagen, hij haar op de zij heeft gerold en zij haar broek en onderbroek tot halverwege haar bovenbenen naar beneden had gedaan. Verdachte trachtte geslachtsgemeenschap te hebben, doch dat lukte niet. Hij werd vervolgens door haar gepijpt en afgetrokken en kwam buiten haar lichaam klaar. Hij heeft haar op enig moment in de steeg tegen het hoofd geslagen.
(verklaring van verdachte, eindpv p. 109 en ter terechtzitting van 25 maart 2016)
De rechtbank leidt uit de verklaringen van [getuige 4] (hiervoor onder 6.) en [getuige 2] (hiervoor onder 4) af dat het onderhavige incident tussen 22:00 uur en 22:25 uur heeft plaatsgevonden. Op laatstgenoemd tijdstip trof de broer van aangeefster haar huilend aan bij de woning van hun opa in Someren. Haar vader was omstreeks 22:35 uur ter plaatse en trof aangeefster hevig huilend en in paniek aan. Hij hoorde haar roepen dat ze tegen haar zin had moeten pijpen. Toen zij meteen daarna op het politiebureau was om melding te maken van het incident, was ze nog steeds hevig overstuur en huilde aan een stuk door. De rechtbank stelt gelet op vorenstaande vast dat de emotionele toestand van aangeefster past bij een kort daarvoor plaatsgevonden ingrijpende gebeurtenis.
Tijdens het informatieve gesprek op 30 september 2015 worden diverse bulten en bloeduitstortingen op het voorhoofd en op de zijkanten van het hoofd van aangeefster geconstateerd alsmede een ontvelling aan de onderzijde van haar rechteronderbeen. De rechtbank stelt vast dat het bij aangeefster geconstateerde letselbeeld past bij de door haar geschetste geweldshandelingen.
De rechtbank ziet voorts ondersteuning voor de verklaring van aangeefster over gedwongen seksuele handelingen in de schuldbewuste uitlatingen van verdachte aan [verbalisant 6] drie uren na het incident zittend op het dak van zijn woning (
zie hiervoor onder 7.) en de inhoud van de in zijn kamer aangetroffen afscheidsbrief aan zijn vriendin en ouders (
zie hiervoor onder 8.)
De versie van verdachte dat zijn uitlatingen op het dak betrekking hadden op de mishande-ling van aangeefster en dat de inhoud van zijn afscheidsbrief betrekking had op zijn problematische cocaïnegebruik imponeert de rechtbank in het licht van de overige bewijs-middelen geenszins.
De rechtbank acht de versie van verdachte, die er vrij vertaald op neerkomt dat aangeefster
na de vrijwillige seksuele handelingen niet met hem wilde knuffelen en hem vervolgens een klap gaf, waarop verdachte terug sloeg volstrekt niet aannemelijk geworden. De rechtbank vermag niet in te zien waarom verdachte, na de door hem gestelde vrijwillige seks, zo gewelddadig heeft gereageerd (hetgeen blijkt uit het geconstateerde letselbeeld) op een enkele klap van aangeefster. De rechtbank acht de gewelddadige handelingen veeleer passen in de versie van aangeefster over gedwongen seksuele handelingen.
Alles overziende concludeert de rechtbank dat de tot het bewijs gebezigde verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] op overtuigende wijze bevestiging vindt in de hiervoor onder 2 t/m 9 weergegeven feiten en omstandigheden.
De rechtbank heeft in het strafdossier noch in het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] als onbetrouwbaar zouden moeten worden aangemerkt. Dat aangeefster op onder-delen geen gelijkluidende verklaringen heeft afgelegd maakt dat niet anders en evenmin de omstandigheid dat aangeefster die avond minstens 10 glazen bier had gedronken, zoals door de verdediging aangevoerd. Al met al komt de rechtbank dan ook tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde verkrachting.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is
dat verdachte:
1.
op 29 september 2015 te Someren door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd en gebracht en gehouden en heen en weer bewogen en zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat hij verdachte:
-die [slachtoffer 1] meermalen met kracht met de vuist op/tegen het hoofd heeft geslagen en
-tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze haar broek uit moest trekken en dat hij anders haar
keel dicht zou knijpen en dat ze hem, verdachte, moest pijpen en
-die [slachtoffer 1] tegen de grond gedrukt heeft gehouden en zijn, verdachtes, tegen de vagina
van die [slachtoffer 1] heeft gebracht/bewogen/geduwd.
2. primair
op 25 september 2015 te Tilburg ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2]
-heeft hij, verdachte, op de kamerdeur van die [slachtoffer 2] geklopt en
-is hij, verdachte, de kamer van die [slachtoffer 2] ingelopen en heeft de deur van deze kamer
(van binnenuit) op slot gedraaid en
-heeft hij, verdachte, meermalen tegen die [slachtoffer 2] gezegd 'je moet me pijpen, anders steek
ik je neer' en
-heeft hij, verdachte, hierbij een mes in zijn hand gehad en
-heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] , weggeduwd van de deur, toen die [slachtoffer 2] deze van het
slot probeerde te halen
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De bewijsmiddelen die op feit 2 betrekking hebben, dienen in onderling en samenhang te worden beschouwd met de voor feit 1 gebezigde bewijsmiddelen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De eis van de officier van justitie.(
bijlage)
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met als bijzondere voorwaarden:
-reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling bij Novadic-
Kentron of een soortgelijke instelling;
-meewerken aan een afname Risc en
-meewerken urinecontroles,
Het standpunt van de verdediging.
Uitgaande van slechts bewezenverklaring van feit 2 meer subsidiair volstaat een straf overeenkomstig de duur van het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast kan eventueel nog een voorwaardelijk strafdeel opgelegd worden met een proeftijd van 2 jaar en met de door de officier van justitie geformuleerde bijzondere voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkrachting (pijpen) door het slachtoffer meerdere keren met kracht tegen het hoofd te slaan en te bedreigen met het dichtknijpen van de keel om af te dwingen dat zij hem zou pijpen (feit 1) en een poging tot verkrachting waarbij hij zijn voornemen kracht bij heeft gezet door een keukenmes ter hand te nemen en het uiten van bedreigingen als het slachtoffer hem niet ter wille zou zijn (feit 2).
Een verkrachting betekent per definitie een ernstige en grove aantasting van de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het betreft in zijn algemeenheid een uitermate schokkende, ingrijpende, beangstigende en vernederende gebeurtenis voor het slachtoffer met niet zelden langdurige psychische en emotionele naweeën alsook nadelige gevolgen op seksueel gebied. Ook in onderhavige zaak is dat het geval blijkens de schriftelijke verklaring van [slachtoffer 1] . Door het uitgeoefende geweld heeft verdachte voorts letsel toegebracht aan het slachtoffer. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en zijn behoefte aan snelle bevrediging, zonder zich te bekommeren over de mogelijke gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer zou hebben.
Ten opzichte van [slachtoffer 2] is verdachte er niet voor teruggedeinsd om zijn lustgevoelens af te dwingen met het ter hand nemen van een mes en dreigende bewoor- dingen te uiten. Dat dit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid is enkel en alleen aan de resolute houding van het slachtoffer te danken geweest. Het hoeft geen betoog dat zij angstige momenten heeft moeten doorstaan in haar eigen woonruimte, een plek die nu juist rust en veiligheid zou moeten bieden. Uit haar schriftelijke slachtofferverklaring volgt dat zij nog steeds met angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid in haar eigen kamer kampt.
De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de inhoud van het rapport van GZ-psycholoog [psycholoog] d.d. 23 december 2015 omtrent de persoon van verdachte.
Hierin wordt onder meer gesteld dat bij hem middelenmisbruik en -afhankelijkheid prominent aanwezig is en dit als zodanig is op te vatten als een psychische stoornis in ontwikkeling. Volgens de deskundige was er bij verdachte ten tijde van de onderhavige feiten sprake van frequent middelen misbruik dat een ontremmende werking op zijn gedrag had. De deskundige adviseert om verdachte de strafbare feiten in licht verminderde mate toe te rekenen gezien zijn sterk in ontwikkeling zijnde middelenafhankelijkheid ten tijde van die feiten. Volgens de deskundige bestaat er gevaar voor herhaling en is verdachte gebaat bij een behandeling van zijn middelenmisbruik en verslavingsgevoeligheid.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud en conclusies van de rapporteur en maakt die tot de hare.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte niet eerder vanwege een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft tot slot acht geslagen op de inhoud van een voortgangsverslag toezicht van Novadic-Kentron d.d. 23 maart 2016 waaruit volgt dat er bij verdachte een matig tot hoog risico bestaat op het wederom plegen van een zedendelict. De rechtbank zal hiermee rekening houden in de strafoplegging.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. De rechtbank zal hiervan een deel voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet aanleiding om de proeftijd bij de voorwaardelijke straf op 3 jaar te stellen.
Voorts zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de officier van justitie aan de voorwaardelijke straf koppelen.
Aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen zal de rechtbank, met toepassing van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, de gestelde voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren. Bij deze beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op de persoon van verdachte en het door psycholoog Spée en Novadic-Kentron geschetste recidiverisico en de noodzaak van een behandeling van verdachtes problematiek.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank acht, in afwijking van het verzoek van de verdediging maar met de officier van justitie, termen aanwezig om de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden op te heffen. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de strafvordering en het belang dat de maatschappij heeft bij een hervatting van de voorlopige hechtenis thans dienen te prevaleren boven het belang dat verdachte heeft bij het voorduren van een schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft hierbij in doorslag-gevende mate acht geslagen op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de wijze waarop de feiten hebben plaatsgevonden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .(feit 1)
Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, telkens vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak: niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering. Uitgaande van een bewezenverklaring dient de vordering op alle posten te worden gematigd, en wel tot een totaalbedrag van € 1.100,= waarvan € 750,= aan smartegeld.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering toetsend aan de maatstaf van redelijkheid en billijkheid in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 27, 36f, 45, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2 primair bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:verkrachtingt.a.v. feit 2 primair:
poging tot verkrachtingVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.