Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Bij brief van 12 november 2013 heeft eiser 1 een aantal bomen aangemeld ten behoeve van de actualisatie van de Lijst waardevolle bomen in verweerders gemeente. Op 15 november 2013 heeft eiser 2 een bomen- en struikenbestand bij verweerder aangemeld. De door eisers aangemelde bomen zijn gelegen in de pastorietuin van de Hervormde gemeente en langs de muur hiervan aan de Schijndelseweg. Eiser 1 is woonachtig in de directe omgeving van de pastorietuin, eiser 2 woont op ruime afstand.
2. In het ontwerpbesluit heeft verweerder twee van de door eisers gemelde bomen definitief opgenomen op de bomenlijst, een venijnboom en een hulst. Verweerder heeft besloten de vier andere door eiser 1 gemelde bomen, een juniperus, een ceder, een cipres en een perenboom en het daarnaast door eiser 2 gemelde struikgewas niet op te nemen. Daarnaast heeft verweerder besloten aan alle bomen, waarvan het voornemen bestaat in het ontwerpbesluit om deze op te nemen in de geactualiseerde bomenlijst, zogenoemde voorbescherming toe te kennen.
3. Ter zitting is komen vast te staan dat het ontwerpbesluit van 9 december 2014 niet direct daarna is toegezonden aan eisers en de eigenaren van de aangemelde bomen. Bij brief van 12 januari 2015 heeft verweerder eisers en de eigenaren van aangemelde bomen schriftelijk medegedeeld welke bomen in het ontwerpbesluit staan. Eisers hebben beiden zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbesluit. Alle bomen en struiken in de pastorietuin zijn op 12 januari 2015 gerooid.
4. Ingevolge artikel 2 van de Bomenverordening gemeente Sint Michielsgestel (Bomenverordening) is het verboden een in artikel 1.1.a genoemde boom te kappen zonder vergunning. In artikel 1.a van de Bomenverordening (de verordening bevat geen artikel 1.1.a) wordt verstaan onder boom: “boom, boomgroep, bomenrij opgenomen in de laatst vastgestelde lijst Waardevolle Bomen Sint-Michielsgestel;” Als bijlage aan de Bomenverordening is een lijst waardevolle bomen gehecht.
5. Verweerder heeft een (ongedateerd) Uitvoeringsbesluit genomen ten behoeve van de wijziging van de lijst waardevolle bomen. De grondslag van het uitvoeringsbesluit is niet genoemd. In artikel 8 van dit Uitvoeringsbesluit is bepaald dat ten behoeve van het aanpassen van de bomenlijst, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden gevolgd. Ingevolge artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit besluit verweerder gelijktijdig met het voorlopig aanwijzingsbesluit tot het opleggen van een ‘voorbescherming’ voor de bomen die nieuw opgenomen zijn op de nog definitief vast te stellen Bomenlijst. In het Uitvoeringsbesluit noch in de Bomenverordening wordt aangegeven waar deze zogenoemde voorbescherming uit bestaat. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat verweerder heeft bedoeld met het toekennen van deze voorbescherming te bepalen dat de bomen, waaraan deze voorbescherming is toegekend, niet mogen gekapt zonder vergunning.
6. Met betrekking tot het beroep van eiser 2 overweegt de rechtbank het volgende. Om als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Deze criteria moeten in onderlinge samenhang worden bezien. Door middel van het vereiste dat iemand belanghebbende moet zijn om bezwaar te maken, heeft de wetgever juist beoogt te voorkomen dat iedereen tegen besluiten bezwaar kan maken. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is niet voldoende om een persoonlijk belang aan te nemen.
Eiser 2 kon de bomen niet zien en woont op geruime afstand (meer dan 300 meter) van de pastorietuin. Hij is weliswaar lidmaat van de kerkgemeenschap, komt zeer regelmatig in de kerk en in de pastorietuin en schenkt een aanzienlijk bedrag aan de kerkgemeenschap mede ten behoeve van het in stand houden van de pastorietuin, maar dat maakt eiser 2 nog geen belanghebbende. Hiermee heeft hij geen bijzonder individueel belang dat hem voldoende onderscheidt van anderen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de betreffende kerkgemeenschap in ieder geval 500 lidmaten telt. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser 2 geen belanghebbende en is zijn beroep niet-ontvankelijk.
7. Het bestreden besluit voorziet in het opnemen van twee van de door eiser 1 gemelde bomen. Deze twee bomen zijn ook opgenomen in het ontwerpbesluiten er is over deze twee bomen voorbescherming opgelegd. In zoverre komt het bestreden besluit tegemoet aan hetgeen eiser 1 wenst en heeft eiser 1 geen actueel belang en is zijn beroep niet-ontvankelijk.
8. Eiser 1 verzoekt in zijn beroepschrift de rechtbank de voorbescherming onverkort van toepassing te verklaren op alle aangemelde bomen die voldoen aan de criteria, verweerder te verplichten om handhavend op te treden in verband met de illegale kap in de pastorietuin en een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Eiser 1 wenst met zijn beroep tevens te bereiken dat een verplichting tot herplant van gelijkwaardige bomen wordt opgelegd ter zake van de bomen die niet in het bestreden besluit op de bomenlijst zijn gezet en waarover geen voorbescherming is opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat eiser met betrekking tot deze bomen wel een inhoudelijk belang heeft omdat hij uitsluitend door middel van deze procedure het hierboven omschreven doel zou kunnen bereiken.
9. Ten tijde van de kap op 12 januari 2015, gold voor de door eiser 1 gemelde bomen die niet in het ontwerpbesluit worden opgenomen en waarvoor geen voorbescherming was opgelegd, geen kapverbod. De rechtbank is van oordeel dat het met terugwerkende kracht in het leven roepen van een kapverbod voor reeds gekapte bomen in strijd is met het legaliteitsbeginsel. Een dergelijke handeling zou namelijk tot gevolg hebben dat een feitelijke handeling (het kappen) pas achteraf een overtreding wordt en ook strafbaar wordt. Reeds hierom is het beroep van eiser 1 ongegrond, voor zover dat betrekking heeft op de bomen die niet in het bestreden besluit op de bomenlijst zijn gezet en waar geen voorbescherming is opgelegd.
10. Tot slot overweegt de rechtbank dat in deze procedure (omtrent de rechtmatigheid van een besluit tot aanwijzing van bomen op een bomenlijst respectievelijk het opleggen van voorbescherming), geen mogelijkheid bestaat verweerder te verplichten om handhavend op te treden wegens de door eiser 1 illegale bomenkap. Hiertoe zal eiser een handhavingsverzoek moeten richten aan verweerder waarop verweerder zal moeten beslissen. Pas in deze handhavingsprocedure is aan de orde of het opleggen van de voorbescherming überhaupt resulteert in een daadwerkelijk verbod om te kappen zonder vergunning, alsmede of het besluit tot oplegging van de voorbescherming over de twee bomen die zijn opgenomen in het ontwerpbesluit ten tijde van de kap in werking is getreden. Deze geschilpunten kunnen niet in de onderhavige procedure aan de orde komen, omdat de rechtbank dan zou vooruitlopen op de (mogelijke) handhavingsprocedure en zijn evenmin van belang voor het oordeel in deze zaak.
11. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het beroep van eiser 2 alsmede het beroep van eiser 1 met betrekking tot de bomen die wel zijn opgenomen op de bomenlijst niet ontvankelijk verklaren. De rechtbank verklaart het beroep van eiser 1 voor het overige ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.