ECLI:NL:RBOBR:2016:147
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hennepteeltzaak na gebrek aan bewijs
Op 19 januari 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben en verkopen van stoffen en voorwerpen bestemd voor de grootschalige hennepteelt. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 november 2015, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. De verdachte werd op 26 mei 2015 aangehouden in een handelsonderneming, waar hij de administratie verzorgde. Tijdens de zittingen op 23 december 2015 en 5 januari 2016 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De officier van justitie heeft vrijspraak gerequireerd, en de verdediging heeft zich hierbij aangesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet meer heeft gedaan dan het verzorgen van de administratie voor de handelsonderneming, en dat er geen bewijs is dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Gezien het gebrek aan bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan door mr. C.A. Mandemakers als voorzitter, en mr. E.C.P.M. Valckx en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam als leden, in aanwezigheid van griffier G.A.M. de Laat.