In deze zaak, die zich afspeelt in Eindhoven, hebben de huurders, [huurder] en [huurster], een kort geding aangespannen tegen Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl. De huurders vorderen dat Woonbedrijf hen binnen 12 uur na betekening van het vonnis de woning weer in huur en gebruik afstaat, na een onrechtmatige ontruiming die op 19 mei 2015 heeft plaatsgevonden. De ontruiming volgde op een kortgedingvonnis van 8 mei 2015, waarin de huurders werden beschuldigd van ernstige overlast. Echter, het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft dit vonnis op 24 november 2015 vernietigd en de vordering tot ontruiming afgewezen. Na de uitspraak hebben de huurders aanspraak gemaakt op terugkeer in de woning, maar Woonbedrijf weigerde dit, omdat de woning inmiddels aan een derde was verhuurd. Woonbedrijf heeft vervolgens de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op basis van artikel 7:210 BW, stellende dat zij de woning niet meer kon ter beschikking stellen aan de huurders.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de spoedeisendheid van de vordering niet is bestreden en dat de huurders ontvankelijk zijn in hun vordering. De rechter heeft overwogen dat de ontruiming achteraf bezien onrechtmatig was, maar dat Woonbedrijf op goede gronden de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. De rechter heeft geconcludeerd dat de vordering van de huurders tot terbeschikkingstelling van de woning niet kan worden toegewezen, omdat Woonbedrijf de woning niet meer kan verhuren aan de huurders. De vordering is afgewezen en de huurders zijn veroordeeld in de proceskosten.