ECLI:NL:RBOBR:2016:1374

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
01/845810-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging van politieambtenaren met verpleging van overheidswege

Op 29 maart 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en bedreiging van politieambtenaren. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in Zwolle, heeft op 3 oktober 2015 in Helmond geprobeerd een slachtoffer met een mes in de hals te steken, wat resulteerde in een oppervlakkige verwonding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op overlijden van het slachtoffer heeft aanvaard, maar dat er geen sprake was van voorbedachte raad. Daarnaast heeft de verdachte op 14 augustus 2015 meerdere politieambtenaren bedreigd en beledigd tijdens hun werk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden en heeft terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernstige geestelijke problematiek van de verdachte en het hoge recidiverisico. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de adviezen van psychologen en de reclassering, die een klinische behandeling in een forensische setting noodzakelijk achtten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere veroordeling is afgewezen, omdat de rechtbank het belang van een adequate behandeling zwaarder liet wegen dan de vordering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummers: 01/845810-15 en 01/845654-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01/845502-13
Datum uitspraak: 29 maart 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [adresgegevens] ,
thans gedetineerd te: Zwolle PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 januari 2016 en 15 maart 2016.
Op de zitting van 15 maart 2016 heeft de rechtbank de tegen verdachte/veroordeelde onder de hiervoor genoemde parketnummers aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 21 december 2015 (01/845810-15) en 19 augustus 2015 (01/845654-15).
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/845810-15 tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 03 oktober 2015 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes in de nek/hals van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden en/of meerdere stekende bewegingen in de richting van de nek/hals, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/845654-15 tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 14 augustus 2015 te Eindhoven [verbalisant 1] (hoofdagent politie Oost-Brabant) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent politie Oost-Brabant) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent politie Oost-Brabant) en/of [verbalisant 4] (politie Oost-Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde perso(o)n(en) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik laat jullie opzoeken en doodschieten door bevriende kampbewoners " en/of "Ik heb een pistool thuis en schiet jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
zij op of omstreeks 14 augustus 2015 te Eindhoven opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en), [verbalisant 1] (hoofdagent politie Eenheid Oost-Brabant) en/of [verbalisant 4] (brigadier politie Eenheid Oost-Brabant) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent politie Eenheid Oost-Brabant) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent politie Eenheid Oost-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "Jullie zijn kankerlijers, kankerwouten, je moeder is een hoer, krijg de kanker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/845502-13 is aangebracht bij vordering van 17 augustus 2015. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te Oost-Brabant d.d. 16 oktober 2013. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op grond van de verklaringen van de onafhankelijke getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de aangifte van [slachtoffer 1] bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door [slachtoffer 1] met een mes in de hals te snijden. Bij de politie heeft verdachte bovendien zelf toegegeven dat zij [slachtoffer 1] met een vleesmes in haar keel heeft gesneden. Omdat niet kan worden uitgesloten dat verdachte handelde in een opwelling, acht de officier van justitie poging tot moord niet bewezen.
Op grond van de inhoud van de processen-verbaal van de politiemensen acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het bedreigen met de dood van die politiemensen en het beledigen van hen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] buurtbewoners zijn van [slachtoffer 1] en haar kennen. De verdediging vindt het daarom geen onafhankelijke getuigen. Omdat de getuigen elkaar tegen spreken en bij de rechter-commissaris niet hetzelfde verklaren als tegenover de politie, is het onduidelijk wat er precies tijdens de worsteling tussen verdachte en [slachtoffer 1] is gebeurd. De verklaring van de [getuige 3] is het meest betrouwbaar. Hij spreekt van een waarschuwing. Het door verdachte gebruikte mes was bovendien bot. Er is daarom geen sprake van een poging tot moord, doodslag of zware mishandeling.
De verdediging heeft ten aanzien van het bedreigen en beledigen van politiemensen geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het parketnummer 01/845810-15: [1]
Het verhoor van de verdachte bij de rechter-commissaris met betrekking tot de vordering tot bewaring, d.d. 6 oktober 2015:
Ik ben er naartoe gegaan. Ik heb inderdaad een mes meegenomen. Die mevrouw stootte mij eerst aan en toen heb ik mijn mes gepakt en toen sneed ik haar. Die mevrouw kwam bovenop mij zitten.
Het proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] d.d. 3 oktober 2015 (pagina 20):
Op 3 oktober 2015 werden wij gestuurd naar de [adres 1] , alwaar een conflict had plaatsgevonden tussen twee vrouwen op straat. Onderweg naar de melding hoorden wij over de mobilofoon dat één van de vrouwen de andere vrouw had getracht neer te steken en dat het slachtoffer gewond was. Ter plaatse zagen wij een vrouw bovenop een andere vrouw liggen op de [adres 1] ter hoogte van [adres 1] . Hierop hebben wij beide vrouwen gescheiden van elkaar en bleek de ene vrouw gewond aan haar hals. Op straat lag op een afstand van ongeveer 1 meter van de beide vrouwen een roze mes.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] (pagina’s 33 tot en met 36):
Vandaag 3 oktober 2015 hoorde ik plotseling een hele harde knal. Ik ben naar buiten gegaan om te kijken wat er aan de hand was. Ik keek de straat in en zag [verdachte] . Bij haar liepen [betrokkene 1] en een jongen. Bij het horen van mij draaide ze om en vervolgens kwam ze in mijn richting lopen. Ik zag dat [verdachte] een mes in haar hand vasthield, een groot mes. Ik zag dat [verdachte] het mes hoog voor zich hield en ik hoorde dat ze zei: “Ik maak jou dood!” Ik zag dat [verdachte] het mes door de lucht zwaaide. Ik voelde dat het mes ter hoogte van mijn halsslagader door mijn hals sneed. Ik voelde dat mijn huid opengesneden werd. Ik heb het mes afgepakt, een zwiep gegeven en ik ben boven op [verdachte] gaan zitten. Ik had haar op de grond gewerkt. Ik ben bovenop haar blijven zitten tot de politie kwam. Mijn hals doet pijn als gevolg van de snijwond.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 3 oktober 2015 (pagina 45):
Omstreeks 21.00 uur fietste ik op de [adres 1] . Ik hoorde een knal. Ik zag twee mensen en een meisje weglopen van de woning met [adres 1] . Ik zag dat twee personen teruggelopen kwamen. Een van deze personen had een groot mes vast. Dit betrof een vrouw met zwart haar. Ik zag dat uit de woning met [adres 1] een vrouw naar buiten gelopen kwam. Ik zag dat beide vrouwen vervolgens begonnen te stoeien. Ik zag dat de vrouw met het mes in de hand snijdende bewegingen maakte richting de andere vrouw.
Ik zag dat de vrouw met het mes haar evenwicht verloor en op de grond viel. Ik zag dat de vrouw van [adres 1] vervolgens op de vrouw ging zitten en haar onder controle hield. De vrouw welke het mes in de hand had werd vervolgens, toen de politie ter plaatse kwam, aangehouden.
Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] d.d. 8 oktober 2015 (pagina’s 56 en 57):
Ik kwam afgelopen zaterdag (de rechtbank begrijpt op 3 oktober 2015) met een vriend, genaamd [getuige 1] , terug van het sporten en dat was rond 20.30-21.00 uur. Wij hoorden op de [adres 1] een harde knal. Ik zag dat er op de grond een stuk ijzer lag op 1 meter afstand van de voordeur van [adres 1] . Hierop kwam de bewoonster, [slachtoffer 1] , naar buiten. Ik keek om me heen en zag 3 personen lopen op het einde van de straat. Ik zag dat die personen vervolgens weer terugkwamen en in onze richting liepen. Die 3 personen waren een jongen en een meisje en een vrouw. Ik zag dat deze vrouw een mes bij zich had. Ik zag dat ze gefocust was op [slachtoffer 1] . Ze hield het mes duidelijk zichtbaar voor zich vast met de punt omhoog. Ik zag dat [slachtoffer 1] en de vrouw met het mes vlak bij elkaar waren en elkaar begonnen te duwen. Ik zag dat die vrouw dat mes op [slachtoffer 1] haar keel drukte en vervolgens een snijdende beweging maakte op haar keel. Hierop zag ik dat [slachtoffer 1] de vrouw met het mes van zich afduwde. Ik zag dat ze haar evenwicht verloor. Toen die vrouw met het mes op de grond viel, ging [slachtoffer 1] met haar knieën op de bovenarmen/schouder van die vrouw zitten. En met een hand hield ze de arm van de vrouw vast. Ik zag dat het een rose mes was. Het mes was ongeveer 30 centimeter groot. Toen kwam de politie en zij hebben de vrouw aangehouden.
Het verhoor van getuige [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 3 maart 2016:
Ik had voor oktober verkering met [betrokkene 2] . Zijn moeder heet [slachtoffer 1] . Zij wonen in de [adres 1] in Helmond. De verkering (de rechtbank leest verkering in plaats van het woord verklaring) is uitgeraakt. Op de bewuste dag zijn mijn moeder, ik en [betrokkene 3] vanuit Eindhoven met de bus naar Helmond gegaan. Ik heb gezien dat mijn moeder een groot mes meenam. Zij had ook een stuk ijzer bij zich. Mijn moeder is naar het huis van [slachtoffer 1] gelopen. Ik heb gezien dat zij het ijzer tegen die woning aan gooide en toen is mijn moeder terug in onze richting komen lopen. Ik heb gezien dat [slachtoffer 1] het huis uitkwam.
[slachtoffer 1] riep iets naar mijn moeder. Toen is mijn moeder teruggelopen. Ze had het mes achter haar rug. Ik heb gezien dat mijn moeder en [slachtoffer 1] elkaar wat gingen duwen en ik heb mij toen omgedraaid omdat ik het niet meer aan kon zien. Toen ik weer keek naar mijn moeder en [slachtoffer 1] , zag ik dat [slachtoffer 1] bovenop mijn moeder zat.

Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] (pagina 64):

Op 3 oktober 2015 kwam ik ter plaatse en zag op de [adres 1] ter hoogte van [adres 1] op straat 2 vrouwen op elkaar liggen. Omstanders riepen dat de vrouw met de donkere kleding een groot mes bij zich had en dat de andere vrouw het mes afhandig had gemaakt. Ik zag dat ter hoogte van pand [adres 1] op het trottoir een roze vleesmes lag. De licht geklede vrouw bleek later genaamd [slachtoffer 1] te zijn. Ze had diverse snijwonden aan haar rechterhand en nek. Het mes werd door mij veilig gesteld en door hoofdagent [verbalisant 6] in beslag genomen.
Bewijsoverwegingen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte met een roze (vlees-)mes naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan en dat daar een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Verdachte heeft het mes daarbij tegen de hals van [slachtoffer 1] gehouden en heeft met het mes een snijdende beweging gemaakt. Bij [slachtoffer 1] is letsel in haar hals geconstateerd. Door aldus te handelen heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] ten gevolge van het snijden in de hals zou komen te overlijden. De kans op overlijden is aanmerkelijk omdat zich in de hals immers vitale delen van het lichaam bevinden zoals halsslagaders en de luchtpijp. De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de voorbedachte raad niet wettig en overtuigend is bewezen, nu niet kan worden uitgesloten dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat de gelegenheid heeft ontbroken om na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Ten aanzien van het parketnummer 01/845654-15 [2] :

De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 maart 2016:

Het zou best kunnen dat ik de ten laste gelegde bewoordingen heb geuit naar de politieambtenaren op 14 augustus 2015. Ik was toen erg kwaad.
Proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 4] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , hoofdagenten van politie Oost-Brabant (pagina’s 4 en 5):
Op vrijdag 14 augustus 2015 waren wij, verbalisanten, belast met de directe noodhulp en algemeen toezicht in Eindhoven en omstreken. Wij werden gestuurd naar de [adres 2] , alwaar door de Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven gezien zou zijn dat [verdachte] in haar woning vernielingen aan zou brengen. [verdachte] kwam in versnelde pas aangelopen en kwam zeer opgefokt en geagiteerd op ons over. Daarbij was haar gehele lichaamshouding van dien aard dat ze klaar was om de aanval te openen. Wij zagen dat haar pupillen zeer vernauwd waren.
[verdachte] vroeg op zeer dwingende toon wie de melder was. Toen ze door kreeg dat we die informatie niet gingen verstrekken, begon ze dreigende taal uit te slaan. Ze dreigde ons, verbalisanten Middelkoop en Schuiling, op te laten zoeken en dood te laten schieten door bevriende kampbewoners.
Toen wij, verbalisanten, bij onze dienstvoertuigen stonden en weg wilden gaan, hoorden wij dat [verdachte] schreeuwde: “Jullie zijn kankerlijers, kankerwouten, je moeder is een hoer, krijg de kanker” en andere zeer beledigende opmerkingen. Ook schreeuwde zij: “Ik heb een pistool thuis en schiet jullie dood!” Door deze opmerkingen voelden wij ons in onze goede eer en naam aangetast en bedreigd. Wij, verbalisanten, willen dat [verdachte] voor deze bedreigingen strafrechtelijk wordt vervolgd, daar wij van mening zijn dat zij deze ook daadwerkelijk ten uitvoer zal brengen.
Toen [verdachte] al schreeuwend naar haar naaste buren toe liep om verhaal te houden, besloten wij, verbalisanten, om haar aan te houden inzake bedreiging en belediging.
Tijdens het vervoer van verdachte naar het politiebureau en op het politiebureau bleef verdachte beledigen en bedreigen met de dood.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van het parketnummer 01/845810-15:
op 03 oktober 2015 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven met een mes in de hals van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van het parketnummer 01/845654-15:
Feit 1.
op 14 augustus 2015 te Eindhoven [verbalisant 1] (hoofdagent politie Oost-Brabant) en [verbalisant 2] (hoofdagent politie Oost-Brabant) en [verbalisant 3] (hoofdagent politie Oost-Brabant) en [verbalisant 4] (politie Oost-Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik laat jullie opzoeken en doodschieten door bevriende kampbewoners" en "Ik heb een pistool thuis en schiet jullie dood";
Feit 2.
op 14 augustus 2015 te Eindhoven opzettelijk ambtenaren, [verbalisant 1] (hoofdagent politie Eenheid Oost-Brabant) en [verbalisant 4] (brigadier politie Eenheid Oost-Brabant) en [verbalisant 3] (hoofdagent politie Eenheid Oost-Brabant) en [verbalisant 2] (hoofdagent politie Eenheid Oost-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door hun de woorden toe te voegen: "Jullie zijn kankerlijers, kankerwouten, je moeder is een hoer, krijg de kanker".
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ten aanzien van 01/845810-15 en 01/845654-15 feit 1, feit 2 een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Het inbeslaggenomen mes dient te worden verbeurdverklaard. Voorts vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht de behandeling van de zaak te schorsen voor het opmaken van een maatregelrapport waarin geadviseerd wordt welke klinische behandeling passend is voor verdachte en in welk strafrechtelijk kader deze behandeling zal kunnen plaatsvinden.
Indien de rechtbank dit verzoek afwijst is de verdediging van oordeel dat kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de duur van het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest niet zal overschrijden, met als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling.
De verdediging is van mening dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, dan wel dat de proeftijd met een jaar dient te worden verlengd. Dit alles om het belang van een spoedige behandeling van verdachte niet te doorkruisen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag en aan bedreiging en belediging van politieambtenaren tijdens hun werk.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] op 3 oktober 2015 aan het begin van de avond met een mes opgezocht en zij is een confrontatie met haar aangegaan. Verdachte heeft het mes op de hals van [slachtoffer 1] gezet en heeft vervolgens een snijdende beweging met het mes gemaakt. Gelukkig voor de aangeefster is het gebleven bij een oppervlakkige verwonding. Het handelen van de verdachte had ook een dodelijke afloop kunnen hebben. Dit alles geschiedde op straat voor de ogen van diverse buurtbewoners en andere omstanders. Het zeer gewelddadig karakter van de door de verdachte gepleegde poging tot doodslag laat zien dat de verdachte er niet voor terugschrikt om zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. De verdachte heeft zich bij haar strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen.
Delicten als de onderhavige veroorzaken veel maatschappelijke onrust en dragen bij aan gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Ongeveer zes weken voor deze poging tot doodslag heeft de verdachte vier politieambtenaren bedreigd en beledigd toen deze bij haar thuis kwamen naar aanleiding van een melding dat het niet goed ging met de verdachte. De verdachte heeft totaal geen respect getoond voor de dienders die haar feitelijk alleen maar te hulp wilden schieten.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling. Uit de omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapporten door [naam] , psychiater/psychoanalyticus, en [naam] , GZ-psycholoog blijkt dat de poging doodslag in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde, rekening houdend met de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, voldoende tot uitdrukking brengt.
Op 12 januari 2016 heeft de psychiater / psychoanalyticus [naam] een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
Er is bij onderzochte sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten alcoholmisbruik. Daarnaast is er sprake van een chronische post traumatische stressstoornis. Verder is er bij onderzocht sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, te weten een borderline persoonlijkheidsstoornis met schizotypische en antisociale trekken en een beperking van haar verstandelijke vermogens. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling bestonden ook ten tijde van het tenlastegelegde (op 3 oktober 2015) en die beïnvloedde haar gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde dat het ten laste gelegde mede daaruit kan worden verklaard.
Het risico op herhaling is groot. De belangrijkste risicofactor is de chronische post traumatische stressstoornis en de persoonlijkheidsstoornis met het gebrek aan empathie, zelfinzicht en een overmatige zelfoverschatting, inadequate dadendrang, impulsief en agressief gedrag. Daarnaast is de verstandelijke beperking een risicofactor. Een andere risicofactor is het alcoholgebruik dat tot veel delict gedrag heeft geleid.
Zonder behandeling blijven de risicofactoren onveranderd. Een behandeling en nadien begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling zoals het haar ten laste gelegde binnen aanvaardbare grenzen te krijgen.
Ambulante behandelingen zijn tot nu toe geprobeerd, maar men is er niet in geslaagd om met onderzochte binnen een dergelijk traject resultaat te boeken omdat onderzochte – ondanks haar terugkerende hulpvragen – niet in staat is om continuïteit aan te brengen in een dergelijke behandeling. De op de persoonlijkheidsstoornis gerichte behandeling werd door haar vanwege middelengebruik afgebroken. Ook heeft ze de behandeling gestopt gericht op haar trauma’s. Onderzoeker acht het niet waarschijnlijk dat onderzochte haar ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling zelfstandig zal kunnen oplossen. De eerst volgende optie is dan een klinische behandeling om tot een hulpverlenerstraject te komen. Onderzoeker heeft een klinische behandeling als voorwaarde in het kader van een voorwaardelijke strafdeel overwogen. Onderzochte wijst dat af. Bovendien heeft ze in het verleden aangetoond dat ze voorwaarden overtreedt waardoor de kans dat ze haar detentie gaat uitzitten en onbehandeld weer op straat komt groot is. Om te voorkomen dat zij onbehandeld op straat komt terwijl het algemene risicoprofiel wijst op een verhoogd gevaar, adviseert onderzoeker onderzochte een klinische behandeling en een langdurig ambulant vervolgtraject op te leggen. Onderzoeker adviseert een dergelijke behandeling te laten plaatsvinden binnen een TBS maatregel. Vanwege het terugkerend overtreden van voorwaarden acht onderzoeker het opleggen van een voorwaardelijke TBS niet opportuun.
Op 11 januari 2016 heeft de GZ-psycholoog [naam] een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
Er is een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de zin van ADHD, afhankelijkheid van alcohol en misbruik van verschillende andere middelen. De gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens bestaat uit zwakbegaafdheid en een borderline persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde (3 oktober 2015) en beïnvloedde verdachte’s gedragskeuzes en gedragingen op dat moment zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden.
De kans op recidive is hoog en wordt gedicteerd door de combinatie van borderline kenmerken en ADHD die elkaar wederzijds beïnvloeden en versterken. Dit geldt nog meer als betrokkene gedronken heeft omdat zij onder invloed van alcohol meer ontremd is. Betrokkene voelt zich snel aangevallen door anderen, snel tekort gedaan. Het is passend bij haar problematiek dat zij daarop met woede en verontwaardiging reageert. Door gedrag van anderen, teleurstellingen of spanningen in haar omgeving kunnen ook bij betrokkene de spanningen snel oplopen. Hierdoor kan zij sneller uit haar evenwicht raken en loopt de kans op acting-out gedrag op. Om de kans op recidive te dempen heeft betrokkene een klinische behandeling in een forensische setting nodig.
Rapporteur heeft er weinig vertrouwen in dat het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel voldoende is om de kans op recidive te dempen. Betrokkene heeft immers al eerder behandeling in dit kader gehad, liep ten tijde van het ten laste gelegde in een proeftijd, maar dit alles heeft het ten laste gelegde niet kunnen voorkomen.
Van een kader van een klinische behandeling binnen het juridisch kader van een TBS met voorwaarden gaat uiteraard meer dreiging uit door de mogelijke omzetting van voorwaardelijke naar onvoorwaardelijke maatregel. Tegelijkertijd dient men de ogen niet te sluiten voor de ernst van de problematiek en de heftige emotionaliteit die daarmee gepaard gaat. Het is niet de verwachting dat betrokkene, als zij in crisis geraakt, haar emoties voldoende zal kunnen sturen. Op dat moment is zij, naar verwachting, niet in staat om zich te houden aan voorwaarden en zal de kans op recidive/een nieuw geweldsdelict, fors oplopen.
Behandeling binnen het juridisch kader van de TBS met verpleging van overheidswege zijn therapietrouw en verandering (dus terugdringen van de kans op recidive) maximaal gewaarborgd. Bijkomend voordeel is dat er na ontslag uit de kliniek een zeer stevig resocialisatietraject gerealiseerd zal worden met mogelijkheden tot heropname bij dreigende decompensaties. Op die manier zal snel ingegrepen kunnen worden als betrokkene in crisis komt.
Op 19 februari 2016 heeft [naam] namens de reclassering, Tactus Verslavingszorg, een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Het advies in dit rapport luidt:
Sinds november 2013 stond betrokkene onder reclasseringstoezicht bij Novadic Kentron te Eindhoven en werd zij in het kader van een bijzondere voorwaarde ambulant behandeld door het forensisch act-team van de forensische polikliniek De Woenselse Poort te Eindhoven. Door haar psychiatrische problematiek was zij niet in staat zich te houden aan een gestructureerde daginvulling. Ondanks het justitiële kader, de ingezette gedwongen en vrijwillige begeleiding en behandeling en vrijwillige crisisopnames binnen de GGZ in 2015 is betrokkene gerecidiveerd. Binnen de ambulante behandeling is er vooral aandacht uitgegaan naar de crises veroorzaakt door de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene, waardoor tot op heden geen blijvende gedragsverandering bij betrokkene heeft plaatsgevonden. Er kan volgens de reclassering en de beide rapporteurs geen recidive beperkend effect worden verwacht van een ambulante behandeling. Wij kunnen ons vinden in het advies dat door beide rapporteurs is gegevens, namelijk een klinische behandeling in een forensische setting gericht op het instellen op medicatie en het vergroten van zelfinzicht en adequate coping vaardigheden. Op die manier kan intensief worden ingezet op gedragsverandering en zal minder aandacht hoeven uitgaan naar crises. Wij zien hiervoor echter geen mogelijkheden binnen een voorwaardelijk kader, omdat betrokkene aangeeft niet mee te willen werken aan een klinische behandeling. Daarbij willen wij opmerken dat zorg gegarandeerd moet zijn. Wanneer betrokkene zich zal onttrekken aan de bijzondere voorwaarden welke gekoppeld zijn aan een voorwaardelijke veroordeling, rest niets anders dan het resterende strafdeel in detentie door te brengen met als gevolg dat er geen succesvolle behandeling plaatsvindt en er dus ook geen gedragsverandering bij betrokkene zal plaatsvinden.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, die bestonden ten tijde van de poging tot doodslag. Er is bovendien sprake van een hoog recidiverisico, wat maakt dat de veiligheid van anderen danwel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat verdachte ter zitting aangaf mee te willen werken aan een klinische behandeling, gelet op de ernstige persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte, de mislukte ambulante behandelingen en het beeld over haar dat uit de rapportages naar voren komt, verdachte zich niet lijkt te willen of kunnen houden aan de voorwaarden gesteld in een voorwaardelijke kader.
De rechtbank zal het verzoek tot schorsing van de behandeling van de zaak voor het aanvragen van een maatregelrapport afwijzen. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en zal beslissen tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Alleen dit kader geeft voldoende zekerheid dat de problematiek van verdachte wordt behandeld en dat het gevaar op nieuw gewelddadig gedrag wordt teruggebracht.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. De bewezen verklaarde poging tot doodslag betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts betreft het een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd wordt.
Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke de poging tot doodslag is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845502-13.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen omdat de rechtbank van oordeel is dat het belang dat gelegen is in een adequate behandeling van verdachte middels de op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling zwaarder weegt dan het belang dat gediend wordt met toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 33, 33a, 37a, 37b, 45, 57, 266, 267, 285, 287.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/845810-15:
poging tot doodslag.T.a.v. 01/845654-15 feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.T.a.v. 01/845654-15 feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. 01/845810-15, 01/845654-15 feit 1, feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van
9 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 01/845810-15:
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen, te weten:
een ijzeren staaf en een (roze) mes
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Afwijzing van de vordering met parketnummer 01/845502-13 van de officier van justitie d.d. 17 augustus 2015.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. W. Schoorlemmer, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 29 maart 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche Helmond, registratienummer PL2100-2015220507, afgesloten op 10 november 2015, aantal doorgenummerd bladzijden: 151.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, Flexteam Eindhoven, met registratienummer PL2100-2015181584, afgesloten op 15 augustus 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 20.