ECLI:NL:RBOBR:2016:1373

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
01/845998-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging met een mes

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn moeder onder bedreiging met twee messen in haar eigen woning van de vrijheid heeft beroofd. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde dag een willekeurige voorbijganger met een mes bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 december 2015 in Helmond zijn moeder heeft gedwongen zich in haar woning op te houden, de voordeur op slot heeft gedraaid en haar telefoon heeft afgepakt. De verdachte heeft zijn moeder met geweld en dreigementen onder controle gehouden, wat leidde tot een ernstige inbreuk op haar vrijheid. Tevens heeft hij een voorbijganger bedreigd met een mes, wat de slachtoffers veel angst heeft bezorgd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De verdachte moet zich laten behandelen in een forensische psychiatrische instelling en zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte, waaronder schizofrenie en een verslaving aan amfetamine, en heeft besloten dat de behandeling van deze problemen essentieel is voor het voorkomen van herhaling van geweldsmisdrijven. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de schade en het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845998-15
Datum uitspraak: 29 maart 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [adresgegevens] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 maart 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 februari 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 december 2015 te Helmond opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft verdachte opzettelijk en wederrechtelijk
-die [slachtoffer 1] gedwongen zich in (een of meer ruimten van) een pand aan [adres 1] op te houden en/of -de voordeur van het pand op slot gedraaid en/of de sleutels van de voordeur in zijn broekzak gestoken en/of
-die [slachtoffer 1] (met kracht) (tegen een fauteuil en/of op de grond) geduwd en/of -tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Ik vermoord je" en/of "jij staat nu onder mijn curatele" en/of "ik ben de baas hier" en/of -die [slachtoffer 1] gedwongen op de grond te blijven liggen en/of
-die [slachtoffer 1] (dreigend) (een) mes(sen) voorgehouden/getoond en/of -(voortdurend) in de aanwezigheid van die [slachtoffer 1] verbleven en/of
-die [slachtoffer 1] belet om te telefoneren en/of
-(aldus) die [slachtoffer 1] belet te gaan en staan waar zij wilde;
2.
hij op of omstreeks 07 december 2015 te Helmond [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een mes getoond en/of vastgehouden (met het lemmet) in de richting van die [slachtoffer 2] ;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Ten aanzien van feit 1.
op 07 december 2015 te Helmond opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft verdachte opzettelijk en wederrechtelijk
-die [slachtoffer 1] gedwongen zich in een of meer ruimten van een pand aan [adres 1] op te houden en -de voordeur van het pand op slot gedraaid en de sleutels van de voordeur in zijn broekzak gestoken en
-die [slachtoffer 1] met kracht tegen een fauteuil en op de grond geduwd en -tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Ik vermoord je" en "Jij staat nu onder mijn curatele" en "Ik ben de baas hier" en -die [slachtoffer 1] gedwongen op de grond te blijven liggen en
-die [slachtoffer 1] dreigend messen voorgehouden en -voortdurend in de aanwezigheid van die [slachtoffer 1] verbleven en
-die [slachtoffer 1] belet om te telefoneren en
-aldus die [slachtoffer 1] belet te gaan en staan waar zij wilde.
Ten aanzien van feit 2.
op 07 december 2015 te Helmond [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een mes getoond en vastgehouden met het lemmet in de richting van die [slachtoffer 2] .
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en de voorwaarde van medewerking aan overbruggingszorg en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden. De officier van justitie acht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn moeder en de bedreiging met de dood van een burger op straat.
Verdachte heeft zijn moeder van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden in haar eigen woning. Hij heeft de voordeur afgesloten en haar telefoon afgepakt. Hij heeft zich bovendien bewapend met twee messen en zijn moeder daarmee veel angst aangejaagd. Buiten op straat heeft hij een voorbijganger met een mes bedreigd. Die voorbijganger en zijn vrienden zijn hard rennend weggevlucht. De bedreiging en het geweld moeten een grote indruk op de slachtoffers hebben gemaakt. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de slachtofferverklaring blijkt dat dit in de zaak van het slachtoffer van de bedreiging het geval is geweest.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd kort na een eerdere veroordeling voor een gewelddadig misdrijf waarbij aan hem een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf werd opgelegd. Verdachte verkeerde tijdens het plegen van de feiten onder invloed van verdovende middelen (amfetamine) waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen. Desondanks heeft hij die stof toch gebruikt.
De rechtbank betrekt in haar oordeel dat uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door drs. R.K.F. Lemmens, klinisch psycholoog, van 2 februari 2016 blijkt, dat verdachte lijdt aan een psychose in het kader van schizofrenie en aan een amfetamineverslaving, dat dit ook zo was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten en dat daarom die door hem gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. De psycholoog concludeert dat de kans op herhaling verhoogd aanwezig is, gelet op de persoonlijkheidsstoornis van verdachte, zijn verslavings-problematiek, zijn gebrek aan probleembesef en zijn gebrek aan motivatie om met het gebruik van drugs te stoppen. De psycholoog adviseert een klinische behandeling zo mogelijk in een dubbel diagnose kliniek. Volgens de reclassering is een klinische behandeling waarbij verdachte wordt ingesteld op medicatie een absolute voorwaarde om een reclasseringstoezicht te kunnen uitvoeren. De reclassering adviseert een klinische behandeling bij FPA De Woenselse Poort of een soortgelijke kliniek, een drugs- en alcoholverbod, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een meldplicht bij de reclassering.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte, ter grootte van 6 maanden, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank kiest ervoor om aan de voorwaardelijke straf een proeftijd van 3 jaren te verbinden in plaats van een proeftijd van 2 jaren, omdat de rechtbank van oordeel is dat de behandeling van de ernstige psychische en verslavingsproblematiek van verdachte een langdurige zorgtraject vergen om de kans op herhaling van geweldsmisdrijven zoveel mogelijk te verkleinen. De rechtbank zal de tijd gedurende welke verdachte verplicht is om zich klinisch te laten behandelen beperken tot een periode van één jaar of zoveel korter als de behandelend (geneesheer-)directeur dit nodig acht. Mocht tijdens de behandeling blijken dat deze opnameduur te kort is dan ligt het op de weg van de kliniek c.q. de reclassering om dit tijdig onder de aandacht te brengen van de officier van justitie, opdat deze via een verzoek tot wijziging van de voorwaarden een eventuele verlenging van deze opnameduur ter beoordeling kan voorleggen.
De rechtbank zal bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn omdat, mede gelet op de conclusie van de psycholoog en de bevindingen van de reclassering er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] . De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. Verdachte wordt veroordeeld voorbedreiging met een mes. De schade aan het statief van de camera van de benadeelde staat daarmee niet in rechtstreeks verband.

De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27, 57, 282, 285.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.Ten aanzien van feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf.

Ten aanzien van feit 1, feit 2:Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het

Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften, afspraken en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen drie dagen na 29 maart 2016 (telefonisch: 040-2171322) zal melden bij de reclassering, Novadic-Kentron, Verslavingsreclassering op het adres dr. Poletlaan 74-76, te Eindhoven en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
- zich, op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling, zal laten opnemen in FPA 'De Woenselse Poort' te Eindhoven of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, voor de duur van maximaal één jaar of zoveel korter als de (geneesheer-)directeur of behandelaar van 'De Woenselse Poort' of soortgelijke instelling dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
Mocht gaande de behandeling blijken dat de duur van de klinische opname niet toereikend is, dan ligt het op de weg van de reclassering om de officier van justitie hiervan tijdig in kennis te stellen.
- aansluitend aan de klinische opname zijn medewerking zal verlenen aan een traject dat gericht is op huisvesting/begeleid wonen: RIBW - woonbegeleiding of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, daar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan het verbod om alcohol en drugs te gebruiken, zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht. De naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middelencontrole waaraan veroordeelde zijn medewerking dient te verlenen;
- zijn medewerking zal verlenen aan het opmaken van de drie-partijenovereenkomst, indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan de richtlijnen van de behandelend geneesheer, ook indien dit inhoudt het zich houden aan medicatievoorschriften, zolang deze en de reclassering dit gedurende de proeftijd nodig achten;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Ten aanzien van feit 2:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. I.L.A. Boer, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 29 maart 2016.