Op 25 maart 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing en brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 maart 2015 in Uden, samen met anderen, onder bedreiging met geweld een pizzakoerier heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met een geldbedrag van ongeveer 356 euro. Daarnaast heeft de verdachte, in de periode van 19 maart tot en met 26 maart 2015, samen met anderen, een andere persoon onder bedreiging gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 40.000 euro. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van de brandstichting van een auto, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hierbij betrokken was.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van 40.000 euro aan de benadeelde partij, die het slachtoffer was van de afpersing. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt, wat heeft geleid tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen van de afpersing.