6.11.Een en ander leidt tot de slotsom dat voldaan wordt aan de hiervoor onder 6.2 tot en met 6.5 weergegeven maatstaven en dat aldus wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich aan de onder 1 en 3 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen heeft schuldig gemaakt, alsmede dat hij zich aan het aanwezig hebben c.q. voorhanden hebben van de verdovende middelen en de wapens heeft schuldig gemaakt. Al hetgeen door of namens de verdachte ten verweer is betoogd, stuit af op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen en beslist.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 26 maart 2014 te Eindhoven en/of Nieuwkuijk (gemeente Heusden) en/of te Luik, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende amfetamine, zijnde (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en/of te bevorderen,
- vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededader(s) wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe
- (een) hoeveelhe(i)d(en) chemische stoffen (chemicaliën) vervoerd en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en
- vervoermiddel(en) voorhanden gehad.
2.
op 25 april 2014 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 222 kg (= 124 kg + 98 kg) (bruto) aan MDMA tabletten en
ongeveer 58 kg (bruto) MDMA kristallen, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en
ongeveer 71 kg (bruto) amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2014 tot en met 25 april 2014 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of
buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van
een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, (telkens) zijnde MDMA en/of
amfetamine een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I),
voor te bereiden en/of te bevorderen
- een voorwerp en vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte
en/of zijn mededader(s) wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe:
- grote hoeveelheden chemische stoffen (chemicaliën), waaronder
16.000 liter formamide en
8.600 liter monomethylamine en
4 x 50 liter zoutzuur gas (cilinders) en
26 x 50 liter waterstofgas (cilinders) en
600 kilogram apaan en
1.490 liter aceton en
15 kilogram PMK glycide zuur
voorhanden gehad en
- een tabletteermachine (met bijbehorende matrijzen en stempels) voorhanden gehad en
- meerdere vervoermiddelen voorhanden gehad.
4.
op 25 april 2014 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
wapens van categorie II, te weten:
- een (automatisch aanvals)geweer, merk Heckler & Koch, model G3A4, kaliber .308
(met drie patroonmagazijnen, merk Heckler & Koch, model G3, kaliber .308) en
- een antitankbrisantgranaatraketwerper, model M-80 (met daarin een scherpe raket),
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door
middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad en
een wapen van categorie III, te weten:
- een (semi-automatisch) geweer, merk Heckler & Koch, model HK91, kaliber .308
(met vier patroonmagazijnen, merk Heckler & Koch, model G3, kaliber .308), voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Motivering van de beslissing.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf van 8 jaar met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Subsidiair is aangevoerd dat bij het bepalen van de strafmaat nadrukkelijk rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft het al zwaar voor zijn kiezen gehad tijdens de periode dat hij met betrekking tot deze strafzaak in detentie in Servië verbleef, weshalve de tijd dat hij daar in hechtenis zat in veelvoud (ten minste maal 2) afgetrokken dient te worden van de opgelegde straf. Voorts is verdachte vader van een dochter en heeft hij huisvesting en werk. De Justitiële Documentatie is zeer beperkt. Verdachte heeft geen relevante recidive. Voorts dient te worden meegewogen: de relatief korte periode die hooguit bewezen kan worden, evenals de beperkt blijkende rol van verdachte in geval van bewezenverklaring.
De voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven gezien het primaire pleidooi tot vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte heeft zich als mededader schuldig gemaakt aan het gedurende een aantal maanden plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, zoals amfetamine en MDMA. Daartoe heeft hij onder meer zeer grote hoeveelheden chemicaliën voorhanden gehad. Daarnaast heeft hij als mededader opzettelijk zeer grote hoeveelheden harddrugs (XTC-pillen en amfetamine) aanwezig gehad en twee geweren (waaronder een automatisch exemplaar), patroonmagazijnen en een raketwerper met in de lanceerbuis een scherpe granaat voorhanden gehad.
Het plegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet is een misdrijf dat aan de basis staat van vaak (zeer) grootschalige productie van en handel in harddrugs, stoffen die zeer schadelijke gevolgen hebben voor de gebruikers ervan. Productie en handel in deze stoffen leidt bovendien vaak tot ernstige nevencriminaliteit. De politie heeft in dit verband becijferd dat de aangetroffen XTC-pillen (enkele honderdduizenden) een straatwaarde hebben van € 4.000.000,- en dat met de aangetroffen hoeveelheden precursoren, circa 17.600 kilogram amfetaminepasta of 11.000 kilogram droge amfetamine geproduceerd kan worden met een mogelijke criminele opbrengst van ongeveer
€ 144.000.000,-.
De officier van justitie heeft te dezen aangevoerd dat het hier gaat om “ontstellende” hoeveelheden verdovende middelen en chemicaliën voor de productie van synthetische drugs en dat de kwalificatie “zeer ernstige criminaliteit” hier zonder meer toepasselijk is. Voorts heeft hij aangevoerd dat deze vorm van criminaliteit vanwege verschillende neveneffecten en gevolgen, zoals de gevaarzetting bij de productie van synthetische drugs, de belasting van het milieu doordat het drugsafval veelal illegaal wordt gedumpt, het moeten witwassen van de criminele opbrengst en de door drugsverslaafden veroorzaakte kleine criminaliteit en overlast, “maatschappijverziekend” kan worden genoemd. Harde bewoordingen waar de rechtbank zich bij aansluit.
Verdachte heeft de op tal van fronten optredende schadelijke effecten klaarblijkelijk volledig ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen en andermans financiële gewin.
Voor wat betreft de wapens overweegt de rechtbank dat het algemeen bekend is dat het voorhanden hebben van dergelijke wapens grote veiligheidsrisico's met zich brengt.
Het illegale bezit van vuurwapens vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een maatschappelijk kwaad en daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben ervan.
Dit alles rechtvaardigt een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Niet alleen uit oogpunt van vergelding, maar ook om anderen er van te weerhouden dit soort misdrijven te plegen.
Bij de beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ter indicatie gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Daarbij wordt voor de in- of uitvoer van een hoeveelheid harddrugs van meer dan 20 kilogram als vertrekpunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren gesteld en, indien het een organisatie betreft, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren. Ook heeft de rechtbank nog gekeken naar wat in andere zaken, die grosso modo vergelijkbaar zijn met de onderhavige, door de rechter aan straf is opgelegd.
De rechtbank is – alles afwegende – van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de ogen niet gesloten voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar is van oordeel dat deze ten opzichte van al hetgeen hiervoor is overwogen onvoldoende gewicht in de schaal leggen om tot een andere strafoplegging te komen.
Het verweer van de verdediging om bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van verdachte in het bijzonder rekening te houden met de detentie in Servië, is voor de rechtbank -gelet op het vorenstaande- evenmin reden om tot een andersluidend oordeel te komen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
27, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 en 10a van de Opiumwet;
2, 3, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door vervoermiddelen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
3.
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
4.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 16 maart 2016.