Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
1.De procedure
- het verzoekschrift met 8 producties;
- het verweerschrift met 5 producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 21 januari 2016;
- de faxberichten van 10 februari 2016 waarin partijen aangeven dat geen regeling is bereikt.
2.Het deelgeschil
3.De beoordeling
Aansprakelijkheid
- de registratieset van de Verkeerspolitie
- een getuigenverklaring van [naam 1] van 5 december 2007 (Waarborgfonds Motorverkeer)
- een getuigenverklaring [naam 2] van 7 december 2007 (Waarborgfonds Motorverkeer)
- het aanrijdingsformulier van Reaal ingevuld door [naam 1] op 7 december 2007
- een gespreks-/bezoeksverslag van de heer [naam 3] (LSCN) van 26 april 2010
- een getuigenverklaring van [naam 2] (datum onbekend) op LSCN-formulier
- een getuigenverklaring van [verzoeker] van 23 november 2012
- het proces-verbaal voorlopig getuigenverhoor van 28 maart 2013 ( [verzoeker] en [naam 2] )
- het proces-verbaal voorlopig tegenverhoor van 11 juni 2013 ( [naam 1] )
), deze heeft ons de weg afgesneden waardoor bestuurder A (rb: [verzoeker]
) controle kwijt raakte”
Een bumper klever die ons inhaalt, snijt ons de weg af, waardoor wij van de weg afraken”
toedrachtvan het eerste ongeval het volgende geschreven:
aansprakelijkheidheeft [naam 3] vervolgens het volgende geschreven:
hebben verteld dat ik een ruk aan het stuur zou hebben gegeven. Ik ontken dat. Ik ga toch niet mijn eigen auto in gevaar brengen. Ik meen dat ze die verklaring op die manier hebben afgelegd omdat ze daarmee financieel gebaat zijn. Ik zeg u dat zij na het ongeval eerst een geheugenverlies hadden en zelfs gezegd zouden hebben dat ik zou hebben gereden. De dag volgend op het ongeval heb ik nog een verklaring afgelegd bij de politie. (…) Het is ook niet zo dat ik mij over die bumperklever heb zitten opwinden in de auto, het was in een fractie van een seconde gebeurd. (…) Het klopt dat ik na het ongeval contact heb gehad met [naam 2] over het ongeval. Ik was bezig met het invullen van de formulieren voor het Waarborgfonds en had daarbij een getuigenverklaring nodig. Bij [verzoeker] kon ik niet terecht omdat hij aan geheugenverlies leed, dus heb ik [naam 2] gevraagd een verklaring af te geven. Wat de inhoud van die verklaring was weet ik niet meer. [naam 2] is daarvoor bij mij thuis geweest. Of hij die verklaring bij mij thuis heeft ingevuld weet ik niet meer. Ik weet wel dat ik hem een formulier van het Waarborgfonds heb meegegeven. Op een aanvullende vraag van de rechter hierover zeg ik u dat ik geen druk heb uitgeoefend op [naam 2] om het formulier in te vullen. Hij kwam vrijwillig bij mij. (…)”