ECLI:NL:RBOBR:2016:1138

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
14 maart 2016
Zaaknummer
01/845288-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en terbeschikkingstelling na brandstichting met levensgevaar voor anderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 april 2015 brand heeft gesticht in een zolderkamer van een woning in Eindhoven. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, werd ontoerekeningsvatbaar geacht ten gevolge van een psychotische stoornis en middelenmisbruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht met een brandbare stof, wat levensgevaar voor anderen en gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. Dit besluit is genomen na het horen van deskundigen, waaronder een GZ-psycholoog en een psychiater, die adviseerden om de verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals het advies van de reclassering. De opgelegde voorwaarden voor de terbeschikkingstelling omvatten onder andere het meewerken aan reclasseringstoezicht en het volgen van behandeling in een klinische setting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845288-15
Datum uitspraak: 15 maart 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [adresgegevens] ,
thans gedetineerd in de PPC in Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juli 2015, 12 oktober 2015, 7 januari 2016 en 1 maart 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 juni 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 april 2015 in de gemeente Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant, in een zolderkamer van een woning gelegen aan [adres 1] opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk in voornoemde zolderkamer een hoeveelheid benzine, althans een brandbare stof, met een aansteker, althans met open vuur, in brand gestoken, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander of anderen, te weten voor een of meer zich in de overige kamers van de woning [adres 1] bevindende personen en/of voor de zich in belendende woningen [adres 2] en/of [adres 3] en/of [adres 4] bevindende personen en/of terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de belendende woningen [adres 2] en/of [adres 3] en/of [adres 4] te duchten was;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, bewezen dat de verdachte zich aan dit feit heeft schuldig gemaakt. Zij bezigt daartoe de volgende bewijsmiddelen:
- het relaas van
verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3](p. 15 van het einddossier).
- het relaas van
verbalisant [verbalisant 4](p. 41 en 42 van het einddossier)
- de verklaring van
aangevers [aangever 1] en [aangever 2](p. 43 en 44 van het einddossier)
- de bekennende verklaring van
verdachteter terechtzitting van 12 oktober 2015 (proces-verbaal terechtzitting 12 oktober 2015).
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 18 april 2015 in de gemeente Eindhoven in een zolderkamer van een woning gelegen aan [adres 1] opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk in voornoemde zolderkamer een hoeveelheid benzine met een aansteker in brand gestoken, terwijl daarvan levensgevaar voor anderen, te weten voor een of meer zich in de overige kamers van de woning [adres 1] bevindende personen en voor de zich in belendende woningen [adres 2] en [adres 3] en [adres 4] bevindende personen en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de belendende woningen [adres 2] en [adres 3] en [adres 4] te duchten was.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Op 10 juli 2015 heeft de GZ-psycholoog drs. B.Y. van Toorn een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een psychotische stoornis als gevolg van middelengebruik en het pathologisch misbruik/afhankelijkheid van verschillende middelen en/of gokken. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestaat uit een zwakbegaafd niveau van intellectueel functioneren (hoofddiagnose) en antisociale persoonlijkheidskenmerken. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was betrokkene floride psychotisch. De gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde werden in maximale mate beïnvloed door deze gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was betrokkene floride psychotisch en was hij onder invloed van wanen en hallucinaties. Het contact met de realiteit was ernstig verstoord. Op basis hiervan is het advies om hem als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Op 7 september 2015 heeft de psychiater J.L.M. Dinjens een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De psychiater heeft zich in gelijke bewoordingen uitgelaten als de GZ-psycholoog Van Toorn voornoemd. Ook hij adviseert om betrokkene als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies en adviezen over. De rechtbank beschouwt verdachte dan ook ten aanzien van het tenlastegelegde feit als ontoerekeningsvatbaar. Verdachte is daarom niet strafbaar voor hetgeen te zijne laste bewezen is verklaard en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Oplegging van maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de bijzondere ernst van het feit, het hoge tot torenhoge recidiverisico en met de omstandigheid dat verdachte niet voldoet aan de criteria voor het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen.
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd aan personen die wel toerekeningsvatbaar zijn. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Specifiek.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting. Hij heeft door zijn gedragingen een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor anderen in het leven geroepen. Het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft ook grote materiële schade veroorzaakt. Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Voormeld rappoort van de GZ-psycholoog drs. Van Toorn houdt – zakelijk weergegeven – onder meer ook nog het volgende in.
Om de kans op recidive te dempen behoeft betrokkene continuering van zijn anti-psychotische medicatie en abstinentie van drugs en gokken. Daarnaast dient hij te verblijven in een hoog-gestructureerde omgeving met veel controle en sturing, zodat er niet alleen toezicht is op medicatie-inname en abstinentie van middelen, maar waar hij ook gestimuleerd kan worden in pro-sociale activiteiten en het afzien van wederrechtelijk handelen. Gezien het aangeboren en irreversibele karakter van de intellectuele beperking is de inschatting dat betrokkene levenslang een dergelijke omgeving nodig zal hebben. Gedacht wordt aan plaatsing op een FPA of een FPK met een zorgaanbod voor mensen met LVB-problematiek, waar betrokkene verder kan stabiliseren en goed ingesteld kan worden op anti-psychotische medicatie, af kan kicken en gemotiveerd kan worden om abstinent te blijven. Hierna kan hij doorstromen naar een meer permanente setting. De voorkeur gaat uit naar een forensisch residentiële setting in het SGLVG-circuit. Men dient alert te blijven op (dreigende) decompensaties. Het is daarom aan te bevelen om een mogelijkheid tot heropname op een klinische forensische afdeling bij (dreigende) terugval te realiseren. Gezien de kwetsbaarheid en de ernst van de problematiek is het aan te bevelen om het behandeltraject naadloos aan te laten sluiten op de huidige detentieperiode. Van het juridisch kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden zal uiteraard de nodige dreiging uitgaan door de mogelijkheid tot omzetting van een voorwaardelijke naar een onvoorwaardelijke maatregel. Mogelijk dat hierdoor therapietrouw afgedwongen wordt. Daar staat tegenover dat het twijfelachtig is of betrokkene zich zal kunnen houden aan de voorwaarden, door zijn onvermogen om de consequenties van zijn handelen te overzien en door zijn sterke gerichtheid op lustbevrediging.
Voormeld rappoort van de psychiater J.L.M. Dinjens houdt – zakelijk weergegeven – onder meer ook nog het volgende in.
Het recidiverisico wordt zowel klinisch als met behulp van de HKT-30 ingeschat als hoog. Het betreft hier dan het risico op delict gedrag in het algemeen en niet specifiek voor brandstichting. De combinatie van stoornissen geeft een sterk verhoogd risico op agressief-impulsieve delicten. Tevens is er een sterk verhoogd risico op antisociaal gedreven vermogensdelicten. Er zijn nauwelijks tot geen protectieve factoren. De prognose is ongunstig. Betrokkene is gezien de aard en de ernst van zijn psychische problematiek slechts beperkt ontvankelijk voor behandeling. In het geval van een terbeschikkingstelling met voorwaarden zou er gestart kunnen worden in een klinische instelling. Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van deze behandeling is dat de klinische setting aansluit op het niveau van betrokkene. Er zal dan op gedragsniveau gekeken moeten worden naar alternatieven, waarbij een zinvolle dagbesteding van belang wordt geacht. Aansluitend aan de klinische behandeling zal er zo langdurig mogelijk intensief toezicht moeten blijven om het recidiverisico zo optimaal mogelijk te reduceren. Onderzoeker heeft een voorkeur voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden, omdat het betrokkene enerzijds aanspreekt op zijn verantwoordelijkheden maar er anderzijds met een strakke structuur en begeleiding kan worden gestreefd naar langer durende indamming van het recidiverisico. Anderzijds zal het zeker geen sinecure zijn om betrokkene gemotiveerd te houden voor begeleiding en om zich te houden aan de voorwaarden.
Het reclasseringsadvies van [naam reclasseringsmedewerker] van Vincent van Gogh d.d. 21 december 2015 houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Betrokkene geeft aan mee te willen werken aan een opname binnen Stichting Trajectum, omdat hij wil voorkomen dat aan hem een terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. Hij wil stoppen met het gebruik van drugs als dat aan hem door de rechtbank wordt opgelegd. Er dient naar abstinentie gestreefd te worden, maar rapporteur denkt dat een dergelijk doel niet te behalen valt zonder een intensieve behandeling en stipte controle. Daarbij dient er rekening te worden gehouden met enkele terugvallen in gebruik van cannabis. Verder staan in dit rapport de voorwaarden omschreven waaronder een terbeschikkingstelling met voorwaarden zou kunnen worden opgelegd.
De getuige/deskundige [naam reclasseringsmedewerker] voornoemd heeft ter terechtzitting van 1 maart 2016 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard.
Betrokkene wil meewerken aan een plaatsing bij de Stichting Trajectum van Hoeve Boschoord en zal stoppen met blowen als de rechtbank dat zal bevelen. Zijn enige motief daarvoor is om uit de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te blijven. Zijn motivatie is daarmee flinterdun. Hij zal ongetwijfeld een keer terugvallen in druggebruik. Hij is daarvoor te afhankelijk. Betrokkene is dus bereid te voldoen aan alle voorwaarden die ik in mijn rapport van 21 december 2015 heb opgenomen. De reclassering vindt een terbeschikkingstelling met voorwaarden de beste optie, omdat de risico’s bij een dergelijke maatregel toch beheersbaar blijven. Het is het proberen waard. In Trajectum zit betrokkene bovendien in een beveiligde omgeving. Een klinische behandeling aldaar zal lang gaan duren. Ik denk daarbij aan zeker langer dan een jaar. Vervolgens moet er een passende vervolgsetting komen. Betrokkene kan worden geplaatst in Trajectum. Er is echter nog geen concrete opnamedatum. Mocht de rechtbank overgaan tot het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden en mocht er na het uitspreken van het vonnis nog geen plaats zijn voor betrokkene bij Trajectum, dan wordt die periode overbrugd middels een klinische plaatsing naar aanleiding van een spoedindicatiestelling door het IFZ. Betrokkene komt derhalve niet althans niet langdurig op vrije voeten en het recidiverisico is daarmee beheersbaar.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 1 maart 2016 verklaard zijn best te zullen doen om mee te werken aan de in het rapport van [naam reclasseringsmedewerker] van 21 december 2015 genoemde voorwaarden.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met de door de reclassering geformuleerde voorwaarden noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren misdrijf betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De deskundigen hebben in hun rapport ook de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging als afdoeningsmodaliteit genoemd. De rechtbank geeft echter de voorkeur aan een terbeschikkingstelling met voorwaarden, omdat daarmee de recidiverisico’s ook op een verantwoorde wijze kunnen worden beheerst. Verdachte zal immers langdurig in een beveiligde klinische setting worden behandeld, waarna hij in een passende vervolgsetting zal worden geplaatst. Het zwaardere kader van de tbs met dwangverpleging wordt daarmee op dit moment nog niet noodzakelijk geacht ter bescherming van de samenleving. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er twijfels zijn bij de (intrinsieke) motivatie bij verdachte om aan het door de reclassering voorgestelde traject mee te werken. De rechtbank gaat er echter vanuit dat verdachte onder de druk van een (eventuele) omzetting van de maatregel in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging aan de te stellen voorwaarden zal voldoen. Wellicht kunnen de behandelaars en begeleiders de motivatie van verdachte gedurende de opgelegde intensieve behandeling vergroten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 37a, 38, 38a, 38e, 39, 157.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. en Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor anderen te duchten is. Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtervolging.
Legt op de volgende maatregel.

Terbeschikkingstelling met voorwaarden.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal houden aan de voorwaarden en aanwijzingen die hem gesteld zijn door of namens de toezichthoudende instantie, te weten SVG reclassering VNN of een soortgelijke instelling en
- zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zal laten opnemen binnen de Stichting Trajectum, Hoeve Boschoord, of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, ook indien dat inhoudt het innemen van de voorgeschreven medicatie en
- aansluitend aan de klinische opname binnen de Stichting Trajectum of een soortgelijke instelling zal verblijven binnen een nader te bepalen RIBW 24-uurs instelling of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en
zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en
- zijn dagelijks functioneren bespreekbaar maakt, zich begeleidbaar en controleerbaar opstelt en toestemming aan de reclassering geeft om contact te hebben met voor het toezicht relevante personen. Verder geeft veroordeelde aan deze personen/instellingen toestemming om informatie uit te wisselen met de reclassering en
- zich zal onthouden van druggebruik en alcoholgebruik. Hij werkt mee aan urinecontroles en blaastesten en ingeval van een terugval in druggebruik en/of alcoholgebruik werkt veroordeelde mee aan een behandeling bij de ambulante verslavingszorg of een soortgelijke instelling, ook als dit inhoudt het innemen van zuchtremmende medicatie, indien de behandelaars dit noodzakelijk achten en
- zich zal inzetten voor het hebben en behouden van een stabiele dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers-)werk of opleiding, waarin ruimte is om afspraken met de reclassering en zijn behandelaren na te komen. Veroordeelde geeft toestemming aan de reclassering om contact te hebben met zijn werkgever/eindverantwoordelijke en vrijelijk informatie uit te wisselen over hoe veroordeelede zich op zijn dagbesteding gedraagt,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. L.G.J.M. van Ekert en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 15 maart 2016.