Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer vordering: 01/121301-14
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
's-Hertogenbosch d.d. 4 september 2014. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 10 maart 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 mei 2015 in Uden een fatale steekpartij heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van doodslag op het slachtoffer, die op dat moment 27 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer van het leven heeft beroofd door met een mes in diens borst te steken. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbaal van de politie. De verdachte had geen bewijsverweer gevoerd en erkende dat hij voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 10 jaar op, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank vond de opgelegde straf passend gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter moest indienen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee leden aanwezig waren.