ECLI:NL:RBOBR:2015:997

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
01/845816-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drie gekwalificeerde diefstallen met voorwaardelijke gevangenisstraf en reclasseringstoezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van drie gekwalificeerde diefstallen, ook wel woninginbraken genoemd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 245 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder de verplichting om zich te houden aan het reclasseringstoezicht en medewerking te verlenen aan urinecontroles. De zaak kwam aan het licht na een melding van een inbraak in Beek en Donk, waar de verdachte en zijn mededaders op heterdaad werden betrapt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen, waarbij gebruik werd gemaakt van een inbrekerswerktuig. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op getuigenverklaringen, camerabeelden en het aantreffen van gestolen goederen. De verdachte heeft zijn betrokkenheid ontkend, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding werd opgelegd aan de slachtoffers van de diefstallen. De rechtbank heeft de strafmaat gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845816-14
Datum uitspraak: 25 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: PI Zuid West - De Dordtse Poorten.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 januari 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen een TomTom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming en/of een valse sleutel;
2. hij in of omstreeks de nacht van 27 op 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan [adres 3] heeft weggenomen 450 euro, althans een hoeveelheid geld en/of een Ipad en/of een of meer (auto)sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming en/of een valse sleutel;
3. hij in of omstreeks de nacht van 27 op 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan [adres 4] heeft weggenomen een gsm (merk Samsung Galaxy Ace) en/of een laptop (merk Acer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming en/of een valse sleutel;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Rechtmatigheid van het verkregen bewijs.
Namens de verdachte is met een beroep op art. 359a van het Wetboek van Strafvordering ten verweer betoogd dat hij van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de doorzoeking van de auto van de verdachte onrechtmatig is geweest, omdat er geen sprake is geweest van door de verdachte gegeven en gewogen toestemming voor die doorzoeking. Dat betekent volgens de verdediging dat al het als gevolg van dit vormverzuim verkregen materiaal van het bewijs moet worden uitgesloten.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
Voor zover het verweer erop stoelt dat te dezen sprake is geweest van een doorzoeking van de auto van de verdachte, faalt het bij gebreke van feitelijke grondslag. Uit het door verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 29 oktober 2014 ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van bevindingen alsmede de door [verbalisant 1] ten overstaan van de rechter-commissaris als getuige afgelegde verklaring, blijkt dat [verbalisant 1] in het voertuig heeft gekeken, de bestuurdersstoel naar voren heeft getrokken en vervolgens het inbrekerswerktuig (de geprepareerde hengel) heeft aangetroffen en dat zij in de auto niets heeft opengemaakt. Dat betekent dat de handelingen van de verbalisante zich feitelijk hebben beperkt tot een ‘zoekend rondkijken’ in de auto en dat geen sprake is geweest van verdergaande handelingen die de term ‘doorzoeking’ rechtvaardigen.
Het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten laat er bovendien geen misverstand over bestaan dat de verdachte toestemming heeft verleend voor het kijken in de auto door de [verbalisant 1]. Daarin wordt door [verbalisant 1] gerelateerd dat zij aan de verdachte om toestemming had gevraagd om “in zijn auto te mogen kijken” en dat verdachte vervolgens die toestemming gaf. Bij haar verhoor als getuige heeft [verbalisant 1] ten overstaan van de rechter-commissaris bij haar relaas volhard: verbalisante heeft, in bewoordingen die zij zich niet meer exact kan herinneren, toestemming gevraagd om in de auto te kijken en verdachte heeft hierop gezegd dat dit mocht. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan die verklaring te twijfelen. Daarbij komt dat [verbalisant 3], eveneens ten overstaan van de rechter-commissaris, heeft verklaard dat hij [verbalisant 1] aan de bestuurder van de auto heeft horen vragen of zij in de auto mocht kijken. De rechtbank acht het dan ook onaannemelijk dat de verdachte geen toestemming had verleend om in zijn auto te kijken. De enkele verklaring van de verdachte dat hij geen toestemming heeft verleend, legt op dit punt onvoldoende gewicht in de schaal. De verbalisante heeft vervolgens, zoals hiervoor vastgesteld, gehandeld conform hetgeen zij had gevraagd en waarvoor zij dus toestemming had verkregen.
De stelling van de verdediging dat te dezen geen sprake is geweest van een ‘gewogen toestemming’ van de zijde van de verdachte, wordt door de rechtbank niet gedeeld. Zij acht het onaannemelijk dat de verdachte niet in vrijheid of zich onbewust van de mogelijke gevolgen daarvan toestemming heeft verleend aan de politie om in zijn auto te kijken, te minder nu voorafgaand aan het zoeken in de auto door de verbalisante nog aan de verdachte is gevraagd of “er spullen zouden worden aangetroffen die hij niet in zijn bezit mocht hebben” waarop de verdachte heeft geantwoord dat “er zoveel spullen in zijn auto lagen”. Ook in zoverre treft het verweer dus geen doel.
Voor het geval de rechtbank tot het oordeel komt dat wel sprake is geweest van een ‘gewogen toestemming’, heeft de verdediging nog aangevoerd dat het optreden van de politie onrechtmatig was omdat zonder een gegronde reden om toestemming is gevraagd. Dit betoog stoelt kennelijk op de opvatting dat indien aan voorafgaande feiten en omstandigheden onvoldoende redenen voor overheidsoptreden kunnen worden ontleend, bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld, opsporingsambtenaren alsdan de verdachte niet om toestemming mogen vragen om zijn auto te doorzoeken, zodat de doorzoeking en inbeslagneming onrechtmatig is. Deze opvatting vindt geen steun in het recht (vgl. HR 18 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY5315). Overigens is in deze zaak ook niet van feiten of omstandigheden gebleken die maken dat de [verbalisant 1] in redelijkheid niet aan de verdachte om toestemming voor het kijken in zijn auto mocht vragen.
Het verweer faalt in al zijn onderdelen.
De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat, indien over het vorenstaande anders gedacht zou moeten worden en inderdaad sprake zou zijn geweest van een onherstelbaar vormverzuim in verband met een onrechtmatige doorzoeking van de auto van de verdachte, zij uiteindelijk in het licht van de rechtspraak van de Hoge Raad met betrekking tot art. 359a van het Wetboek van Strafvordering en de daarin ontwikkelde beoordelingsfactoren tot geen andere uitkomst zou zijn gekomen dan het volstaan met de constatering dat een vormverzuim is begaan en geen verdere rechtsgevolgen daaraan zou hebben verbonden.
Motivering van het bewijs.
De rechtbank gaat voor de bewijsbeslissing uit van de navolgende bewijsmiddelen en de daaruit voortvloeiende feiten [1] .
[slachtoffer 1] is op 28 oktober 2014, om 1.30 uur gaan slapen, waarna zij op een bepaald moment wakker werd van geluiden in de gang of woonkamer van haar woning aan [adres 2] te Beek en Donk. Nadat zij hard riep hoorde ze heel snel achter elkaar voetstappen en het geluid van de voordeur die met een klap werd dichtgegooid. Aangeefster ging beneden polshoogte nemen en zag dat het licht aan was, dat er van een kastje in de woonkamer deurtjes openstonden en dat de achterdeur nog op slot was. Er was geen braakschade. Nadat ze de haken op de voordeur had dichtgedaan belde ze haar vriend. Het was toen 3.19 uur. Daarna belde ze de politie. Later bleek dat er een TomTom uit haar woning was weggenomen. (p. 113-116)
Twee verbalisanten van politie reden die nacht omstreeks 3.25 uur in een opvallend politievoertuig over de [adres 5] te Aarle-Rixtel, in de richting van Beek en Donk. [verbalisant 2] zag dat vanuit de [adres 6] te Beek en Donk een voertuig kwam rijden. Het voertuig reed met hoge snelheid en opvallend rijgedrag de bocht door. (p. 64-66)
In dit voertuig zaten drie personen: [verdachte 1] als bestuurder, [medeverdachte 1] was bijrijder en achterin zat [medeverdachte 2].
Op de grond achter de bestuurdersstoel lag een geprepareerde hengel die gebruikt kan worden om via de brievenbus deuren te openen.
[medeverdachte 1] had in zijn jaszak een TomTom navigatiesysteem, waarvan hij verklaarde dat dit van hem was. Uit het onderzoek van de politie is echter gebleken dat dit het navigatiesysteem van [slachtoffer 1] was. (p. 64-66 en p. 244-245)
Op dezelfde dag, omstreeks 14.15 uur, heeft de politie, in de berm van de weg waar de auto van verdachten een opvallende bocht had gemaakt, een sleutelbos aangetroffen.
Na onderzoek bleek dat deze sleutelbos toebehoort aan de bewoners van het adres [adres 3] te Beek en Donk. (p. 99-100)
In die woning is in dezelfde nacht, tussen 22.30 uur op 27 oktober 2014 en 1.15 uur op 28 oktober 2014 een aantal goederen weggenomen, waaronder de genoemde sleutelbos. Daarnaast is er geld (een bedrag van ongeveer €450,00) en een Ipad weggenomen. De goederen waren van de bewoners van het huis, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Bij ontdekking stond de voordeur op een kier. Deze deur was niet afgesloten geweest door middel van het nachtschoot. Er was ook geen braakschade. (p. 91-95)
De woning aan [adres 3] te Beek en Donk beschikt over een camerasysteem, dat gedeeltelijk op de openbare weg is gericht. Uit de beschrijving van de beelden blijkt dat op 28 oktober 2014 00.57 uur en 21 seconden (werkelijke tijd) te zien is dat drie personen rechts in beeld komen. Deze personen lopen in de richting van [adres 3] nummers 1, 3 en 5. Door bosschages die daarvoor gelegen zijn, is niet te zien naar welke woning ze exact lopen. Eén van de drie personen heeft een lichtkleurige broek aan. Verder is deze persoon donker gekleed. Een tweede persoon is geheel donker gekleed. Dat geldt ook voor de derde persoon. Bij deze persoon is echter wel te zien dat deze lichtkleurige schoenen aan heeft. Om 1.03 uur en 37 seconden (werkelijke tijd) komen de drie personen weer vanuit de richting van de woningen gelopen en verdwijnen uit beeld. (p. 107)
In de auto waarin een inbrekerswerktuig werd aangetroffen zaten drie verdachten.
Verdachte [medeverdachte 2] had donkere kleding aan en witte schoenen. (p. 197-198)
[verdachte 1] had een blauwe spijkerbroek aan en een donkere jas. Hij droeg tijdens zijn aanhouding zwarte schoenen. (p. 197-198)
Verdachte [medeverdachte 1] droeg een zeer lichtblauwe spijkerbroek en een zwarte jas.(198)
Op 25 november 2014 vond een getuige op [adres 7] te Beek en Donk een laptop, Ipad en een gsm. De goederen lagen onder een prullenbak, die daar tussen een kleding- en glascontainer staat. Ze waren niet verpakt in een tas of iets dergelijks, maar stonden opgestapeld; onderop de laptop, daarop de Ipad en daarop de gsm. (p. 199-200)
De gevonden Ipad bleek de in de nacht van 27 op 28 oktober 2014 uit de woning aan [adres 3] weggenomen Ipad van [slachtoffer 2] te zijn. (p. 201)
De gevonden laptop en gsm bleken eveneens in die nacht uit een woning aan [adres 4] in Beek en Donk weggenomen te zijn. (p. 201)
[slachtoffer 4] deed aangifte van diefstal van deze goederen uit zijn woning aan [adres 4] in Beek en Donk, op 28 oktober 2014, tussen 0.00 uur en 06.00 uur. Er was geen sprake van braakschade. (p. 123-125)
Uit onderzoek van de politie blijkt dat de, in de auto van verdachten aangetroffen, hengel gebruikt kan worden om via de brievenbus de (binnen)klink van een deur, van buitenaf te bedienen. Met deze hengel is het mogelijk de voordeuren van de woningen aan [adres 2], [adres 4] en [adres 3] in Beek en Donk zeer gemakkelijk te openen. (p. 172-173 en p. 188)
Deze uit de bewijsmiddelen blijkende feiten leiden de rechtbank tot het navolgende oordeel.
Kort nadat in de woning aan [adres 2] te Beek en Donk een diefstal is gepleegd en de dader of daders door de bewoonster op de vlucht zijn gejaagd worden verdachten door de politie aangetroffen, terwijl zij in een auto Beek en Donk verlaten. Achterin de auto, waar verdachte [medeverdachte 2] zat, wordt een inbrekerswerktuig aangetroffen. Verdachte [medeverdachte 1] heeft het bij de diefstal weggenomen navigatiesysteem in zijn zak. Hij liegt aantoonbaar dat het van hem is en verder geeft geen van de verdachten een aannemelijke of verifieerbare verklaring over hun aanwezigheid op dat tijdstip in Beek en Donk. Het onder verdachten aangetroffen inbrekerswerktuig was ook geschikt om de woning te betreden zonder braakschade achter te laten.
Eerder die nacht is ook de woning aan [adres 3] zonder braakschade betreden. De daders zijn daar op een zelfde manier binnengekomen. Ook bij deze woning is het onder verdachten aangetroffen inbrekerswerktuig geschikt om de woning te betreden zonder braakschade achter te laten.
Uit de camerabeelden blijkt dat het om drie daders gaat. Dat de drie personen die op de camerabeelden te zien zijn de daders zijn is naar het oordeel van de rechtbank een verantwoorde gevolgtrekking. Daarbij heeft zij in de eerste plaats in aanmerking genomen dat deze personen in de richting van de woning aan [adres 3] lopen op een tijdstip dat past binnen de door aangeefster aangegeven tijd dat de diefstal in de woning is gepleegd. Ook de tijd dat verdachten kennelijk in en nabij de woning zijn geweest – na ruim zes minuten lopen zij weer bij de woning vandaan – is passend bij de handelingen die nodig zijn om de diefstal te plegen; het openen van de deur, het zoeken naar buit en het vertrekken met de buit. Daar komt bij dat niet gebleken is van andere personen die op de camerabeelden te zien zijn gedurende de periode die door de aangeefster is genoemd en waarin de diefstal moet zijn gepleegd.
Hoewel de personen op de camerabeelden vanwege de kwaliteit van die beelden en de afstand van die personen tot de camera niet zijn te herkennen, vormt het signalement dat op basis van deze beelden van de drie personen gegeven kan worden een extra aanwijzing dat het om verdachten gaat. Zowel de donkere kleding, als ook één lichte broek en de lichtkleurige schoenen bij één van de personen met volledig donkere kleding passen bij de kleding en het schoeisel dat de verdachten droegen tijdens hun aanhouding.
Een deel van de buit, te weten de sleutelbos, is diezelfde dag, bij daglicht, aangetroffen op de vluchtroute van verdachten. Dit was precies op de plek waar de auto van verdachten opvallend rijgedrag vertoonde.
Het restant van de buit is eerst een maand later aangetroffen, eveneens in Beek en Donk. Verdachten zaten toen (vanaf het moment dat zij zijn aangehouden) gedetineerd. Hoe deze goederen daar gekomen zijn en wanneer zij daar zijn neergelegd is niet gebleken. De rechtbank acht deze omstandigheid echter belastend noch ontlastend. Er zijn allerlei scenario’s denkbaar, maar geen van die scenario’s vindt enige grond in het dossier. Het toont in ieder geval niet aan dat niet verdachten, maar een ander of anderen verantwoordelijk is of zijn voor de diefstal van deze goederen. Zo de logica zich al niet verzet tegen het feit dat een andere dader deze goederen onder zich heeft gehad en een maand later besluit ze op een openbare plaats achter te laten, terwijl ze in goede staat verkeren, dan blijkt zulks in ieder geval niet uit het dossier. Daar komt bij dat verdachten na de diefstallen uit de woningen aan [adres 3] en [adres 4] tijd gehad kunnen hebben om de buit ergens te verbergen, teneinde deze later op te halen.
Wel vormt voornoemde vondst een bewijs dat er een link is tussen de diefstal uit de woning aan [adres 3] en de diefstal uit de woning aan [adres 4] te Beek en Donk. De bij deze diefstallen weggenomen goederen werden immers bij elkaar aangetroffen.
Ook voor de woning aan [adres 4] geldt dat deze in de nacht van 27 op 28 oktober 2014 zonder braak is betreden. Ook voor deze woning geldt dat met het inbrekerswerktuig dat onder verdachten is aangetroffen zonder braakschade toegang verschaft kan worden.
Verdachten hebben betrokkenheid bij de ten laste gelegde strafbare feiten ontkend en/of zich beroepen op hun zwijgrecht. De rechtbank zal dit bij de hierna volgende waardering van het voorhanden bewijs in hun nadeel gebruiken.
Gelet op al het voorgaande, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien en bij gebreke van een redelijke, hun betrokkenheid ontzenuwende, verklaring van de verdachten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachten tezamen en in vereniging met elkaar in de nacht van 27 op 28 oktober 2014 te Beek en Donk met behulp van een geprepareerde hengel, in een drietal woningen de ten laste gelegde diefstallen hebben gepleegd.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen een TomTom, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft door middel van een valse sleutel;
2. in de nacht van 27 op 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 3] heeft weggenomen 450 euro en een Ipad en (auto)sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft door middel van een valse sleutel;
3. in de nacht van 27 op 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 4] heeft weggenomen een gsm (Samsung Galaxy Ace) en een laptop (merk Acer), toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft door middel van een valse sleutel;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek overeenkomstig het gestelde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Als bijzondere voorwaarde dient aan verdachte reclasseringscontact te worden opgelegd, ook indien dit inhoudt het verblijven in/bij de Zorgzame Hand of een soortgelijke instelling en het deelnemen aan urinecontroles.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] dienen geheel te worden toegewezen met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht alsmede de wettelijke rente.
De onder verdachte in beslag genomen persoonlijke goederen kunnen teruggegeven worden aan verdachte. De verboden goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en het inbrekerswerktuig dient verbeurd te worden verklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal woninginbraken.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
Bij haar beslissing haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor nader te noemen duur.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1).De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in alle onderdelen van de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2).De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2).De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven en deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36b, 36d, 36f, 57, 310, 311.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels
T.a.v. feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels
T.a.v. feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Gevangenisstrafvoor de duur van
365 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
245 dagen voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als
bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering, ook als dit inhoudt een verblijf in de Zorgzame Hand of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling aan de reclassering waarbij veroordeelde zich houdt aan het (dag-)programma dat deze voorziening, eventueel in overleg met de reclassering, heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan urinecontroles zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich (uiterlijk) binnen drie dagen na uitspraak van dit vonnis zal melden bij de reclassering, Eekbrouwersweg 6 5233 VG te ‘s-Hertogenbosch en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht.
Waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Taakstrafvoor de duur van
90 urensubsidiair 45 dagen hechtenis.

T.a.v. feit 1:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

T.a.v. feit 2:Maatregel van schadevergoeding van € 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3], van een bedrag van € 150,= (zegge: honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 150,= immateriële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3]van een bedrag van € 150,= (zegge: honderdvijftig euro), te weten € 150,= immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. feit 2:Maatregel van schadevergoeding van € 310,64 subsidiair 6 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2], van een bedrag van € 310,64 (zegge: driehonderdentien euro en vierenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 300,= immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 10,64 materiële schadevergoeding (post "reiskosten"). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van een bedrag van € 310,64 (zegge: driehonderdtien euro en vierenzestig eurocent), te weten € 300,= immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 10,64 materiële schadevergoeding (post "reiskosten").
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen, te weten:
  • 1 ijzeren beugel ten behoeve van hengelen
  • 1 handwapen
  • 1 bivakmuts
Teruggavevan de inbeslaggenomen goederen aan verdachte, te weten:
  • Een Renault Twingo, [kenteken]
  • 1 paar schoenen, merk Yellow Cap
  • 1 paar werkschoenen, maat 43
  • 1 paar handschoenen, kleur oranje
  • 1 paar handschoenen, kleur blauw met wit
  • 1 paar werkhandschoenen, kleur grijs met roze onderrand
  • 2 handschoenen, 1 grijze, 1 zwarte
  • 1 Samsung GSM met SD-kaart
  • 2 sleutels
  • 2 simkaarten Lebara en Mobistar
  • Geheugenkaarten fotocamera
  • 1 bos sleutels en een losse sleutel
  • Een papier met een adres: [adres 8]
Opheffingvan het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 25 februari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar pagina’s, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een pagina uit een proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, BZO Hulpofficieren van Justitie, BZO Afdeling Deurne Asten Someren, met registratienummer PL2100-2014154911, afgesloten d.d. 10 december 2014, aantal doorgenummerde bladzijden: 327, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal.