Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 april 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 8 oktober 2014.
2.De feiten
2. [straat 1] kan op dezelfde manier gebruikt worden als ontsluiting voor de woningen. Hierbij worden de vier woningen aangesloten op het verlengde van [straat 1]. Het verkeer kan vervolgens via de [straat 3] ontsluiten.
3. De derde mogelijkheid is om de wegen [straat 2] en [straat 1] met elkaar te verbinden. Hierbij worden de twee doodlopende straten ter hoogte van de nieuwe woningen verbonden met elkaar.”
“dat de helft van de bewoners nu vóór de aanleg van een voetgangersverbinding is. Dit is afwijkend ten opzichte van de wens van de bewoners tijdens de besluitvorming in 2009. Daarbij komt dat zowel brandweer en verkeerswerkgroep ook voor deze verbinding zijn. De gemeente wil dan ook positief reageren op het verzoek en een voetgangersverbinding realiseren ter hoogte van [straat 1] en [huisnummers] richting [straat 2]. De verbinding wordt op een zodanige wijze aangelegd dat [dit] niet ten koste gaat van parkeren, minimaal groen en niet toegankelijk voor autoverkeer.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
“onze eerdere toezeggingen van 6 oktober 2008”(brief van 9 juli 2009).
“de oplossing [zou] uitvoeren die de meerderheid van de straat wil”.Derhalve zou de uitkomst van de peiling van doorslaggevende betekenis zijn.
“tot in de eeuwigheid”gehouden kan zijn het doodlopende karakter van [straat 1] in stand te houden.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)