ECLI:NL:RBOBR:2015:811

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
01/865021-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot doodslag en bedreiging met vuurwapen

Op 18 februari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging met een vuurwapen. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 2 oktober 2014, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. De verdachte, geboren in 1979 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd ervan beschuldigd op 2 oktober 2013 in Heesch, gemeente Bernheze, met een vuurwapen te hebben geschoten op een of meerdere slachtoffers, en hen te hebben bedreigd met dat vuurwapen.

Tijdens de zittingen op 22 oktober 2014 en 4 februari 2015 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie heeft verzocht om vrijspraak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verdediging heeft hetzelfde standpunt ingenomen en verzocht om integrale vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijsmiddelen zijn die aantonen dat de verdachte met een vuurwapen heeft geschoten of dat hij een vuurwapen heeft gebruikt om anderen te bedreigen. Gezien het gebrek aan bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de tenlastelegging heeft gepleegd. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan door mr. C.A. Mandemakers als voorzitter, samen met mr. E.C.P.M. Valckx en mr. A.M.R. van Ginneken als leden, en is uitgesproken in aanwezigheid van griffier J. Kapteijns.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865021-13
Datum uitspraak: 18 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1979],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ter lande.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 oktober 2014 en 4 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 oktober 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 oktober 2013 te Heesch, gemeente Bernheze, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer ander(en) (al dan niet in de
directie nabijheid van verdachte) van het leven te beroven, met dat opzet
(een of meerdere malen) met een vuurwapen heeft geschoten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[artikel 287, 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 oktober 2013 te Heesch, gemeente Bernheze,, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die personen
een vuurwapen voorgehouden en/of met dat vuurwapen heeft geschoten;
[artikel 285 en 47 van het Wetboek van Strafrecht]

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

Wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs verzoek ik de rechtbank om verdachte integraal vrij te spreken van het ten laste gelegde.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte integraal vrij te spreken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.

Het oordeel van de rechtbank.

Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit blijkt dat verdachte met een vuurwapen heeft geschoten en er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte een vuurwapen in zijn handen heeft gehad, waarmee hij één of meerdere personen zou hebben kunnen bedreigen.
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde onder primair en subsidiair niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 18 februari 2015.
Mr. A.M.R. van Ginneken is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.