ECLI:NL:RBOBR:2015:810

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
01/849265-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en bedreiging, veroordeling voor wapenbezit met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, bedreiging en wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 oktober 2013 in Heesch met een vuurwapen heeft geschoten, maar er was onvoldoende bewijs dat hij daadwerkelijk de intentie had om iemand te doden of dat hij daadwerkelijk heeft geschoten in de richting van de slachtoffers. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten van poging doodslag en bedreiging.

De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel een vuurwapen voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De verdachte had het wapen getrokken in de nabijheid van een jong kind, wat de ernst van de situatie vergrootte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, rekening houdend met de aard van het feit en de impact op de gemeenschap. De rechtbank benadrukte dat het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.

De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank ook de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere aanklachten, maar heeft hem wel verantwoordelijk gehouden voor het wapenbezit, wat resulteerde in de opgelegde straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/849265-13
Datum uitspraak: 18 februari 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1984],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
postadres: [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 oktober 2014 en 4 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 oktober 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 februari 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 02 oktober 2013 te Heesch, gemeente Bernheze, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer ander(en) (al dan niet in de
directie nabijheid van verdachte) van het leven te beroven, met dat opzet met
een vuurwapen (een of meerdere malen) heeft geschoten, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[artikel 287, 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 oktober 2013 te Heesch, gemeente Bernheze,, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die personen
een vuurwapen voorgehouden en/of met dat vuurwapen heeft geschoten;
[artikel 285 en 47 van het Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 oktober 2013 te Heesch, gemeente Bernheze, een wapen van categorie II of III voorhanden heeft gehad, te weten een vuurwapen;

2.

hij op of omstreeks 29 oktober 2013 te Vught, in elk geval in Nederland, een
auto ( VW-bus) en/of kentkekenplaten en/of 4000 euro heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen / dat goed wist dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak feit 1 primair, 1 subsidiair en 2.

Weliswaar heeft verdachte een vuurwapen in zijn handen gehad, maar bewijs dat hij daarmee heeft geschoten is niet voorhanden. Nu ook niet gebleken is dat dit handelen van verdachte bij één of meerdere personen de redelijke vrees heeft doen ontstaan dat hij of zij het leven zou(den) kunnen verliezen, is van bedreiging ook geen sprake.
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ook ten aanzien van feit 2 komt de rechtbank tot het oordeel dat hiervoor geen bewijs voorhanden is. Meer in het bijzonder merkt de rechtbank daarover op dat het dossier geen aanknopingspunten bevat waaruit kan worden afgeleid dat verdachte wist dat de in de tenlastelegging genoemde goederen door misdrijf verkregen waren.
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank dit feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Nadere bewijsoverweging.

Gelet op de verklaring van verdachte bij gelegenheid van zijn voorgeleiding bij de rechter-commissaris, inhoudende dat hij een pistool heeft gepakt om zijn vriend te ontzetten en dat hij niet wilde schieten omdat de kans groot was dat hij zijn vriend zou raken, acht de rechtbank bewezen dat verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Aangezien dit vuurwapen niet door de politie is aangetroffen en dus ook niet onderzocht is, kan niet exact vastgesteld worden onder welke categorie van de Wet wapens en munitie dit wapen is te brengen. Wel acht de rechtbank bewezen, gelet op de hiervoor genoemde verklaring van verdachte, dat het een wapen van categorie II of een vuurwapen van categorie III betreft.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. meer subsidiair
op 02 oktober 2013 te Heesch, een wapen van categorie II of III voorhanden heeft gehad, te weten een vuurwapen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair: gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 2 oktober 2013 omstreeks 18:00 uur bevond verdachte zich op de openbare weg, de Biezenloop te Heesch. Terwijl er een jong kind in de onmiddellijke nabijheid van verdachte liep, trok hij een vuurwapen uit zijn broekband en hield hij dat vuurwapen voor zich, waarbij hij het wapen richtte in de richting van een aantal personen, die zich over straat voortbewogen. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat verdachte kennelijk bereid was om het vuurwapen te gebruiken, onder meer in de aanwezigheid van een klein kind. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens. Een strafbaar feit als het onderhavige veroorzaakt grote onrust in de gemeenschap en roept gevoelens van angst en onveiligheid op.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De omstandigheden waaronder verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad, geven de rechtbank aanleiding een straf op te leggen die hoger is dan de oriëntatiepunten aangeven voor het enkele voorhanden hebben van een vuurwapen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht 9, 63
Wet wapens en munitie 2, 26, 55.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van feit 1, meer subsidiair:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
of
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
gevangenisstrafvoor de duur van
5 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 18 februari 2015.
Mr. A.M.R. van Ginneken is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.