In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, bedreiging en wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 oktober 2013 in Heesch met een vuurwapen heeft geschoten, maar er was onvoldoende bewijs dat hij daadwerkelijk de intentie had om iemand te doden of dat hij daadwerkelijk heeft geschoten in de richting van de slachtoffers. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten van poging doodslag en bedreiging.
De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel een vuurwapen voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De verdachte had het wapen getrokken in de nabijheid van een jong kind, wat de ernst van de situatie vergrootte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, rekening houdend met de aard van het feit en de impact op de gemeenschap. De rechtbank benadrukte dat het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.
De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank ook de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere aanklachten, maar heeft hem wel verantwoordelijk gehouden voor het wapenbezit, wat resulteerde in de opgelegde straf.