ECLI:NL:RBOBR:2015:7915

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
01/860128-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van stiefdochter met gebrekkige ontwikkeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter, geboren in 1992, die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder seksueel binnendringen, tussen 1 april 2010 en 1 juli 2013. De zaak kwam aan het licht na een aangifte door een teamleider van een instelling waar het slachtoffer verbleef. Tijdens het proces zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de moeder van het slachtoffer en deskundigen die de geestelijke toestand van het slachtoffer hebben beoordeeld. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaring onbetrouwbaar was vanwege haar beperkingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860128-14
Datum uitspraak: 03 maart 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortejaar 1] 1965,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 januari 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 1 juli 2013 te Cuijk en/of elders in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] (geboren [geboortejaar 2] 1992), van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens) -zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of -zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
artikel 243 Wetboek van Strafrecht;
en/of
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 1 juli 2013 te Cuijk en/of elders in Nederland (telkens), met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit - het betasten van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer] en/of - het in de mond nemen en/of likken van de borst(en) en/of tepel(s) van die
[slachtoffer] en/of - het betasten en/of strelen van de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en/of - het brengen van de handen van die [slachtoffer] , naar zijn, verdachte's penis en/of
- het klaarkomen over de hand(en), althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of - het kussen van die [slachtoffer] en/of
- het masseren van het lichaam van die [slachtoffer] ;
artikel 247 Wetboek van Strafrecht

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 26 juli 2013 werd door [persoon 1] aangifte gedaan namens [slachtoffer] ter zake het vermoeden van seksueel misbruik door haar stiefvader [verdachte] , verdachte. [persoon 1] is teamleider van [instantie] alwaar [slachtoffer] woonachtig is.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten bewezen, met uitzondering van het kussen door verdachte.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt dat de tenlastegelegde handelingen niet kunnen worden bewezen. Het studioverhoor kan niet bijdragen tot bewijs omdat de verhorende politieambtenaar de getuige [slachtoffer] heeft gestuurd richting verdachte en haar woorden in de mond zijn gelegd. Voorts is er in strijd met de aanwijzing geen deskundigenadvies ingewonnen. De chatberichten kunnen evenmin tot bewijs worden gebezigd omdat [instantie] daarin heeft geknipt en geplakt en omdat die berichten ongedateerd zijn. Het bewijs is uitsluitend gebaseerd op de onsamenhangende, inconsistente verklaring van [slachtoffer] , die blijkens onderzoek bang is om verkeerde antwoorden te geven en kennelijk graag wil ‘pleasen’, dat wil zeggen het geven van antwoorden waarvan zij denkt dat het van haar wordt verwacht. Er is volgens de verdediging sprake van een situatie als bedoeld in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Daar komt bij dat de moeder van [slachtoffer] geen misbruik heeft waargenomen van haar dochter door verdachte, met wie zij samenwoonde. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat het masseren van het lichaam niet ontuchtig is en is hij evenals de officier van justitie van mening dat uit het studioverhoor niet blijkt van kussen.
De verdediging concludeert derhalve tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank neemt de volgende feiten en omstandigheden als uitgangspunt.

Als verklaring van [persoon 1] op 26 juli 2013, over benadeelde [slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2] 1992 (eindpv; pg 18-20) :
Ik ben namens [instantie] gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik ben de teamleider van de woning waar [slachtoffer] woont. [slachtoffer] is een vrouw van 21 jaar oud. Zij heeft een vorm van autisme, PDD. Ze heeft een eetstoornis, anorexia. Ze is matig verstandelijk beperkt. Haar IQ is in 2009 gemeten. In de rapportage staat dat haar IQ is: VBI=63 PO=53 VSL=55.
Op 25 juni 2013 was [slachtoffer] overstuur en in de war. Die avond heeft een begeleider in de laptop van [slachtoffer] gekeken op haar Facebook pagina. Dat was [begeleider] . Hij zag een chat tussen [slachtoffer] en haar stiefvader [verdachte] . De medewerker vond het schokkend wat hij las. Hij heeft het chatgesprek geknipt en geplakt in een document en heeft dit doorgemaild naar mij. Ik stuur u dat chatgesprek via de email. In dat gesprek wordt gesproken over 'na het eten even masseren', schatje, liefje, poepie, het was fijn gezellig, leuk, goed dat ik je zie. [slachtoffer] heeft sinds een half jaar een gedragsverandering laten zien. Haar anorexia kwam weer terug. Dit was voor ons een signaal dat er iets aan de hand was.

Concluderend beeld uit de MFCG consultatie betreffende [slachtoffer] door jeugdzorg psycholoog [deskundige] en sociaal psychiatrisch verpleegkundige
[deskundige 2] d.d. 12 januari 2010 (eindpv; pg 76):
[slachtoffer] is een vrouw met lichte verstandelijke beperking. Opvallend is haar stagnatie in haar emotionele ontwikkeling in de socialisatiefase; zij is niet gesepareerd en blijft de belangrijke ander nodig hebben om te kunnen zijn.
Centraal staan haar continu latent aanwezige angst om de wereld niet te begrijpen en haar problemen in de sociale interactie, dwanggedachten, verzamelzucht en somatiseren. Verder lijken er problemen in haar executief functioneren.
Dit alles overwegend komen we tot onze eindconclusie dat we bij [slachtoffer] kunnen spreken van een autisme spectrumstoornis (contactueel overwegend van het 'passieve type' maar bij stress meer neigend naar het "active but odd type"). Haar gepreoccupeerde hechtingsstijl kan vanuit een autisme spectrum stoornis dan ook gezien worden als klampend gedrag om zo haar wereld voorspelbaar/duidelijk te laten maken door de ander.
DSM-IV-TR:
As I: pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO, 299.80
As 11: lichte verstandelijke beperking, 317
As 111: geen diagnose
As IY: problemen in de primaire steunstructuur
(parentificatie door ouders)
As V: GAF 40-50

Verklaring van [deskundige 3] op 17 september 2013 (eindpv; pg 82):
Mijn naam is [deskundige 3] . Ik ben werkzaam als psychotherapeut, klinisch
psycholoog en seksuoloog bij stichting [instantie] .
Circa drie jaar ben ik behandelaar van [slachtoffer] . Zij is bij mij in behandeling
gekomen omdat ze in haar identiteitsontwikkeling erg omgevingsgevoelig bleek en
nog blijkt. Zij wordt erg beïnvloed door haar omgeving en ze heeft weinig
vaardigheden om dit te sturen.
Ze heeft in eerdere gesprekken met mij gemeld dat ze last heeft van haar stiefvader [verdachte] . Ze zegt dan dat ze zijn grapjes niet goed begrijpt en het niet prettig vindt in zijn omgeving.

Verklaring van [slachtoffer] , opgenomen in de vorm van een verbatim studioverhoor op 11 oktober 2013 (eindpv; pg 92-141; G= getuige. V=verhoorster):
106
V Jij zegt dat d'r misbruik van je is gemaakt
J Ja dat klopt.
110
V Over de vriend van je moeder.
G Ja
V Wie is dat?
G [verdachte] .
V [verdachte] . Schrijf ik dat d'r even bij. Zo [verdachte] heet die.
G Ja.
V En jij zegt eh de vriend van mijn moeder heeft 't ook ooit gedaan.
G Ja.
V Wat heeft die gedaan?
G Net als [persoon 2] en [persoon 3] ooit, hoe noem je dat, gevreeën of seks, dat ik dat niet wilde.
111
V Ja. Weet je nog waar dat met [verdachte] is gebeurd?
G Terwijl ik bij mama, mama toen in 't weekend thuis waren, ik mocht wat langer
blijven en toen was dat gebeurd, dat weet ik wel
V In de weekenden, zeg je, mocht ik bij mama blijven?
G Ja. Mocht ik effe een nacht bij mama en [verdachte] blijven slapen. Een extra
nachtje als ik dat wilde, want ik mag nogmaals, zelf bepalen wat ik wil. En eh
toen eh is dat een keer gebeurd. En daar was ik toen erg van geschrokken.
113
V Oké. Nou jij zegt, ik was een weekendje bij mama
G Ja
V Extra slapen en toen is
G En toen ging ik weer terug naar [plaatsnaam] hé.
V D'r wat gebeurd
G Ja
V Wat is d'r precies gebeurd?
G Ja gewoon zo ja eh. Als je zo'n grote bed hebt dan mocht ik eh bij hun slapen.
En zo werd ik ineens eh. Toen was dat ook, nee, hoe noemen ze dat? Als je een
ander eh uit gekleed word. Misbruik genomen, toch of niet.
V Ik heb 't niet helemaal begrepen.
G Als je zo eh. Ik had eh. Als je zo een pyjama of nachthemd, had ik aan of iets,
of een hemdje of zo, toen eh hebt een keer zo (10:38:11 getuige heft haar
beide naar weerszij de van haar hoofd) ging die zo over mijn hoofd. En hij hebt
ook ooit hier aangezeten (10:38:15 getuige gaat met haar rechterhand naar
haar linkerborst) en zo, weet ik nog. Toen ik d'r van geschrokken was. M'n
moeder zei, je mag 't niet zeggen hé. Toen heb ik. Toen dacht ik bij mezelf, dat
moet ik wel zeggen, krijg ik d'r ook buikpijn en rugpijn van hé. Ik dacht bij
mezelf, ik moet 't toch tegen [persoon 4] en zo, moet ik 't toch tegen iedereen
V Oké.
G Zeggen.
V Waar heeft [verdachte] dan aangezeten?
G Ja zo ook (10:38:33 getuige gaat met ineen gevouwen handen naar haar
borsten) en op school, vroeger was dat ook geweest
V Wat is dat?
G Tepel noemen ze dat, toch.
V Oké. En wat deed hij met jou jouw tepel?
G Zo eh zo (10:38:41 getuige gaat met haar rechterhand naar haar linkerborst
en beweegt die een beetje op en neer) (..)V Oké. En jij zegt, toen zat die aan mijn tepel?
114
G Ja
V Wat. Hoe. Waarmee deed die dat?
G Met zijn mond, noem je dat, toch. Met de lippen (10:39:04 getuige gaat met
haar rechterhand naar haar lippen toe) toch, of zoiets.
V En wat voelde jij?
G Niet prettig. En ik dacht, wat krijgen we nu weer te maken. En dat vond ik niet
leuk. En ik zeg, ik moet d'r toch over praten met [persoon 4] of [persoon 5] van
[slachtoffer]
V Oké. En ehm welke tepel was dat?
G Alle bie, alle bei. (10:39:26 getuige gaat met haar rechterhand naar haar
linkerborst en daarna naar haar rechterborst)
(..)
V Wat is d'r verder gebeurd?
G Net als in de eh, bij mij in de straat, [persoon 2] en [persoon 3] met de piemel, zeg maar
net als hij eh [verdachte] eh
V We hebben 't over [verdachte] hé?
G Dus, gingen zo
,hoe noemen ze dat? Strelen of zoiets noemen ze dat volgens
mij. 't Is wel lief en aardig bedoeld, maar ja als ik iets niet wil dan wil ik 't niet
hé.
V Ja
G En toen was dat gebeurd en toen zeiden ze ook zo van, moet je ook zeggen,
maar ik, ik durfde 't niet zo goed te zeggen, moer ik heb 't toch uiteindelijk wel
gezegd omdat dat mij dwars zat
.Maar moet die niet op mij mauwen, want ik
V We gaan eventjes terug, zeg maar, naar dat bed.
G Ja
V Jij vertelde mij, 't was een groot bed
G ja. En toen gebeurde dat
V En daar was [verdachte]
G Ja
V [verdachte] heeft met zijn mond aan de tepel gezeten
G Was zo heel m'n lichaam. En ik worde helemaal zenuwachtig van. Ik dacht, wat
krijgen we nou? Toen. Hij
V Wat is d'r nog meer gebeurd?
G Toen helemaal zo (10:40:22 getuige strekt haar armen naar voren) over me
heen en schrok ik me echt een hoedje van hé. Dat kan wel zo lief zijn eh. Lief
115
bedoeld zijn, dat die mij aardig vind, als dochter, maar hij moet toch wel
verschil kunnen zien tussen dochter en moeder hé.
V Oké. En hoe ging die over jou heen?
G Echt zo (10:40:39 getuige strekt haar armen voor zich) ik bedoel, ja ik was,
die armen echt zo (getuige komt een stukje omhoog uit haar stoel en reikt naar
voren) en dan zo (getuige doet haar handen plat, met de palm van haar handen
naar de tafel gericht) weet je wel
V Ja
G Gewoon eh. En ik zei toen, nee of. En toen
V Heeft hij verder nog iets aangeraakt op jou lichaam?
G Hoe noem je dat? De vagina of zoiets
V Oké.
G Ja eh. Soms (..)
V Waarmee heeft die jouw vagina aangeraakt?
G Toen waren we zo op de bank, weet ik nog, in de huiskamer of eh bed, toen ik
zenuwachtig is geworden, was, maar toen heb ik dat wel gezegd
V Dan wil ik 't nu even
G Omdat ik dat moeilijk vind en
V Over [verdachte] en die keer bij 't bed
G Ja
V Jij zegt, hij heeft met zijn mond aan m'n tepel gezeten.
G Ja
V En toen vroeg ik, heeft hij jou nog ergens anders aangeraakt?
G Ja aan de vagina, maar soms vond ik dat toen niet fijn, maar
V Toen zei jij bij de vagina
G En soms
V Waarmee heeft hij jouw vagina aangeraakt?
G Met de vinger (10:41:21 getuige steekt haar wijsvinger op) noemen ze dat dan
hé.
V Oké.
G En soms kan d'r nou misschien wel eh
V Met welke vinger?
G Deze volgens mij (10:41:25 getuige steekt haar wijsvinger van de rechterhand
naar voren) met de eh
V Welke vinger
G Ik weet niet
V Is dat?
G Effe kijken. Dit is de duim eh (10:41:31 getuige gaat met haar linkerhand over
haar wijsvinger) met de middelvinger of, was 't. Nee, nee hoe heet dat nou? Ik
weet 't effe niet. Oh
116
V Wijsvinger.
G Ja dank je
V Oké. En welke, welke hand?
G Volgens mij deze. (10:41:41 getuige steekt haar rechterhand op) En toen zei
ik, nee dat wil ik niet. En soms als je ouder bent dan kan je 't soms wel fijn zijn,
maar je moet ook verschil zien wat niet kan en wel kan hé
V Oké en wat voelde jij toen hij dat deed?
G Niet. Op een gegeven moment niet prettig. En toen later, als je d'r eenmaal van
weg bent, als je ouder eh dan ja
V Jij zegt, hij zat met zijn vinger bij mijn vagina
G Ja
V Wat raakte hij aan bij jouw vagina?
G Dat noemen ze 't poesje, toch. Wat heel gevoelig is, en dat vond ik niet leuk hé.
V Oké. En wat deed hij verder met zijn vingers bij jouw vagina?
G Zo kriebelen, noemen ze dat, toch.
V Waar kriebelde die?
G Hier (10:42:14 getuige gaat met haar linkerhand naar bene den onder tafel)
precies hier.
V Hoe noem je dat?
G M'n eh kranatie (klinkt als), toch. Kristinatie of zoiets. En dat vond ik niet leuk.
118
V Jij zegt van, hij heeft met zijn mond aan m'n tepel gezeten.
G Ja. En dat is ook echt zo. Dat weet eh. Ik ben eh heel eerlijk hoor.
V Wat is d'r verder gebeurd hier?
G Toen gebeurde dat en zo en toen daarna deed die weer heel lief en zo, dat is
echt heel prima
V Hier in bed. Wat is d'r verder in bed gebeurd?
G Zo (10:47:27 getuige klapt haar handen tegen elkaar) dubbel noemen ze dat
dan hé.
V Ja. En waar lag eh
G In een koffertje, noemen ze dat.
V Oké. En wat bedoel jij met dubbel?
119
G Zo platgewalst.
V Wat is platgewalst?
G Om dat ik dat zo doodeng vond en dat ze misbruik met mij maken. Normaal ben
ik knap in ook van
V Wat deed hij bij jou?
G Vrijen toch, wat ik tegen jou zeg
.Wat ik niet wil en wil afsluiten.
V Oké. Wat is vrijen dan?
G Seksen, toch. En dat is niet fijn.
V Wat is seksen dan?
G Ook 't zelfde, maar een ander
V Wat doe jij dan?
G Woord dan. Eh meteen aan de kant douwen (10:49:58 getuige heft haar in
elkaar gevouwen handen en maakt een beweging naar voren)
V Sorry? Sorry?
G Elke keer proberen, nog een keer aan de kant te douwen als (10:48:03 getuige
heft haar rechterarm schuin voor zich en maakt een beweging naar voren) als
iemand dat doet.
V Oké. Maar wat is dan seks?
G 't zelfde
V Wat doe je dan?
G Als vrijen, toch
V Wat doe je dan?
G Doe je. Iemand wegdouwen als je dat niet wilt. Ik weet, ik wil daar niet meer
zijn, ik blijf in [plaatsnaam 2] of in m'n eigen bed en niet meer bij mama en [verdachte] .
V Oké. Maar als je aan 't vrijen bent, wat doe je dan?
G Dan moet je dat eh. Als je dat niet pikt, en wat ik niet pik, dat heb ik ook
gezegd, dan werkt dat gewoon niet.
V Oké. Jij zegt, [verdachte] heeft met zijn mond aan mijn tepel gezeten.
G Ja
V Wat is d'r verder gebeurd?
G Ook blazen op de piemel zo, toch.
V Oké.
G Maakt mij heel verdrietig hoor.
V Nu heb je 't over een piemel, wat is d'r gebeurd met de piemel?
G Boem zo (10:48:53 getuige heft haar linkerhand, met gestrekte vingers en met
de palm naar rechts. Getuige tilt haar rechterhand en stompt tegen haar
linkerpalm aan)
120
V En wat
G En eh geknald, noemen ze dat.
V Waarin geknald?
G In mij, hier
V En wat is dat hier?
G Toen ik was bang dat ik zwanger was, moer dat was ik gelukkig niet omdat ik
een spiraaltje had.
V Even terug. Wat is hier, zeg jij
G Eh mijn vagina toch (10:49:05 getuige gaat met haar rechterhand tussen haar
benen)
V Hier, vagina
G Zo is dat eh met de anderen ook
V En van wie was die piemel dan?
G Van [verdachte] , toch.
V Oké. En wat voelde jij?
G Niet heel prettig. Ik dacht, als ik maar niet zwanger raak, want ik wil niet
zwanger zijn. Ik snap dat ook goed dat ik voor kinderen en dochters kan zorgen
en dan hoeft dat niet te gebeuren.
V De piemel was in mijn vagina.
G Ja
V Hoe weet jij dat?
G Omdat ik dat kan voelen hè als iemand dat doet hè
122
V Ja. Waar waren de handen van [verdachte] toen de piemel in de vagina was?
G Over mijn lichaam zo, (10:51:54 getuige legt haar armen voor haar borst over
elkaar) als een knuffel noemen ze dat. (..)
125
V Hoe komt 't dan dat hij stopte met zijn piemel in jouw vagina?
G Omdat hij wist op een gegeven ook in mijn ogen te zien dat ik 't niet meer fijn vond.
130
V Oké. En jij zegt
,in bed ging je ook knuffelen?
G Hij vroeg dat, maar ik wou dat niet
V Oké.
G En toen deed die dat toch hé.
V En wat deed die dan?
G Zo (11:16:06 getuige komt een stukje omhoog waarbij ze haar armen gestrekt
voor zich heeft) en ik kan echt nie eh ik kan niet verder dan,
V Oké.
G Want ik heb pijn
V Wat deed jij?
G Ik zei, nee. En toen, toen zegt die weer, ja. En zo komt. Hij zegt, nee, en dan
komt d'r uit, ja, maar ik zeg nee hé, snap je wat ik bedoel.
V Ja. Waar had die je vast dan? (11:16:23 getuige beweegt haar rechterhand
van boven noer beneden over haar bovenlichaam)
G Hier zo m'n lichaam hé.
V En verder?
131
G En ditte (11:18:29 getuige legt haar rechterhand eerst op haar rechter borst
en daarna op haar linkerborst) wat ik zeg, toch.
V Maar als [verdachte] knuffelt, wat doet die dan?
G Hele lichaam vasthouden dan, maar als die dat wilt dan moet 't wel met kleren
aan en niet ehm je weet wel. In m'n blootje.
V Oké. Heb jij verder nog wat moeten doen bij [verdachte] toen je in bed lag?
G Alles zo bijvoorbeeld. Deed hij zelf mijn hand vastpakken en over zijn piemel
en dat vind ik niet leuk.
V Oké. En wat deed die dan met jouw hand?
G (11:17 getuige reikt naar voren en pakt de hand van verhoorster ) Zo en zo
V En dan?
G En zo en, en toen dacht ik van, wat voel ik nou weer hé. Ik vond dat echt
doodeng ook
.
V En wat voelde je dan?
G Niet prettig. Ik wou d'r meteen uit en toen gingen we d'r ook meteen uit.
132
V En wat deed hij dan met jouw hand?
G Vasthouden. Wat denk jij dan.
V Oké.
G Hij was voor mij een goeie. Ik bedoel, hij ziet mij als goeie dochter. Hij wil mij
ook een warme knuffel geven, zegt die altijd.
V Ja en eh jij zegt, hij pakte mijn hand vast
G Ja
V En waar bracht die jouw hand heen?
G (11:19:09 getuige reikt met haar rechterhand naar voren naar de hand van
verhoorster en trekt haar hand terug) Zo naar z'n piemel en toen weer terug
hé.
133
V Hoe vaak is dat gebeurd?
G Eh
V In bed?
G In bed weet ik zo niet, geloof ik. Ik kan niet alles onthouden. ’t Spijt me
V Ehm waar hebben jullie dit nog meer gedaan?
G Wat ik tegen jou zei
V Seks. Vrijen. Ja
G [verdachte] die wilde
V Wat je nu net verteld hebt
G. Naar de huiskamer soms dan en dat wou ik niet en toch. En soms. Ik zei, nee en dan komt d’r weer een woord je ja komt het uit. Ik zeg, nee weet je wel.
V Ja. In de huiskamer?
G Ja.

Door medewerkers van [instantie] geprinte chatgesprekken tussen [slachtoffer] en verdachte [verdachte] , gevoerd op een computer van [instantie] (eindpv; pg 143-387, in samenhang bezien met voornoemde verklaring van [persoon 1] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 3 juli 2014, pv-nummer PL2100-2013116217-14):
238
13:38
[verdachte]
en nog kroelen van het weekend
13:39
[slachtoffer]
welke weekend gij vol weekend hehe
dat wel ja zekers
dat mag gij wel zekers
dat kan gij zeker goed dat is jou goede pij zittijd kan je echt super ja
zekers
239
13:41
[verdachte]
wat mag ik dan
13:41
[slachtoffer]
gij net zij kroelen en van het weekend
en uit komt gij masseren
240
13:42
[verdachte]
wat is dat en wat is kroelen
13:42
[slachtoffer]
strelen
volg mij
toch
13:43
241
[verdachte]
zeker en waar allemaal
13:44
[slachtoffer]
over al
alles op en raan
weet jij wel
13:44
242
[verdachte]
oke is fijn he
13:45
[slachtoffer]
ja zekers daar word vaak of meestal lekker ontspannen van maar je kan ook
zeggen rilx van dat betekent het zelfde en aleen andere naam
zo is het
ook
hehe
13:46
243
[verdachte]
mmmmmmm lekkerrrrr
13:46
[slachtoffer]
mmmmmmmmmm lekkerrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrr
ja zekers
ja zekerssssss
dat is goed
is iok
244
oki
13:47
[verdachte]
lekker strelen mmmm
13:47
[slachtoffer]
ja hhe
en masseren hehe ja zekers we tijd hebben hehe
weer uitslag op me huid
245
13:48
[verdachte]
op je mooie plekies mmm
13:48
[slachtoffer]
ja ja zekers
ja klopt ben ik prattige meid of meiske dan of knape vrouw?

Verklaring van [persoon 6] , moeder van [slachtoffer] (eindpv; pg 388-402):
V: Wat zijn [slachtoffer] beperkingen?
A: Anorexia, toen bleek PDD-nos na de onderzoeken. Uit de testen is ook gebleken dat [slachtoffer] een laag IQ had.
V: Wanneer leerde je [verdachte] kennen?
A: Dat was in 2010, opnieuw leren kennen. We kenden elkaar van een vakantie. Ook in de [instantie 2] kwam ik hem tegen. Zijn zoon zit ook in de [instantie 2] en heeft dezelfde kenmerken als mijn dochter, PDD-nos.
V: Wanneer zijn jullie bij elkaar komen wonen?
A: April 2010.
V: Hoe was het geregeld met het thuiskomen van [slachtoffer] sinds [verdachte] bij je woont?
A: [verdachte] haalt ze meestal op. Vanuit zijn werk in [plaatsnaam 3] .
Zaterdagochtend ophalen en zondagavond weer terug.
Omdat [slachtoffer] in Veghel zat en [verdachte] in [plaatsnaam 3] werkte haalde hij haar vrijdagavond
op. We brachten ze 's-avonds op zondag weer terug, samen.
V: In het grote bed waar zij mocht slapen?
V: Lag ze er ooit in?
A: Nee ja aan mijn kant.
A: Een enkele keer
,ik denk één keer is [slachtoffer] wel bij [verdachte] blijven liggen en maakte ik het ontbijt alleen klaar.

Verklaring verdachte [verdachte] op 6 maart 2014 (eindpv; 403-409):
V: Waar woon je?
A: In [plaatsnaam 4] aan de [adres 2] .
V: Met wie woon je daar?
A: Met mijn huidige vriendin [persoon 6] .
V: Hoe lang hebben jullie al een relatie?
A: Volgende week 4 jaar. Wij wonen ook bijna 4 jaar samen.
V: En [persoon 6] heeft zij kinderen?
A: Zij heeft twee kinderen, twee dochters van 22 en 16 jaar oud.
V: Waar wonen zij?
A: Een woont er in een pleeggezin in [plaatsnaam 4] , dat is [dochter] van 16. En [slachtoffer] is 22
jaar en woont in een instelling in [plaatsnaam 2] .
V: Hoe komt het dat de kinderen niet thuis wonen?
A: ook problemen en autistisch.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op een tijdstip gelegen in de periode van 1 april 2010 tot en met 1 juli 2013 te Cuijk
met [slachtoffer] , geboren [geboortejaar 2] 1992, van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was daartegen weerstand te bieden, een handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte -zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht
en
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 april 2010 tot en met 1 juli 2013 te Cuijk,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was daartegen weerstand te bieden, telkens een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit - het betasten van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer] en/of - het in de mond nemen en/of likken van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer] en/of - het betasten en/of strelen van de vagina van die [slachtoffer] en/of - het brengen van de handen van die [slachtoffer] , naar zijn, verdachte ‘s penis en/of - het masseren van het lichaam van die [slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Bijzondere overwegingen

Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel. Niet is vereist dat elk onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun dient te vinden.
Dit voorschrift betekent dat als van elkaar te onderscheiden beslissingen moeten worden aangemerkt enerzijds het oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en anderzijds het oordeel dat de verklaring van aangeefster in ander bewijsmateriaal voldoende steun vindt. Het feit dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar wordt geacht kan niet op zichzelf als voldoende steunbewijs dienen. Een gebrek aan voldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster kan dus niet worden gecompenseerd door een gemotiveerd oordeel dat die verklaring betrouwbaar is. Het steunbewijs zal voorts dienen te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte verweten gedragingen.
Betrouwbaarheid van de belastende verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat het studioverhoor van [slachtoffer] op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat geen deskundigenadvies is ingewonnen voordat zij is verhoord, maakt niet dat de verkregen verklaring niet bruikbaar zou zijn.
Het verhoor heeft immers plaatsgevonden in een speciale verhoorstudio door een IRC gecertificeerd (voor het horen van jonge getuigen) verhoorster. Uit het verbatim verslag van het verhoor blijkt dat het verhoor door haar met veel geduld en omzichtigheid is afgenomen. Niet is gebleken dat de verhoorster de getuige stuurde in de richting van verdachte om de getuige uitspraken te ontlokken die niet op verdachte van toepassing waren. Het verhoor voldoet daarmee aan de daaraan te stellen eisen. Van beïnvloeding of sturing van de getuige is de rechtbank niet gebleken.
Het verweer van de verdediging, dat de verklaring van [slachtoffer] vanwege haar beperkingen als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt, wordt verworpen.
De rechtbank heeft noch in het strafdossier, noch in het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de verklaring van [slachtoffer] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. De verklaring van [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gedetailleerd en duidelijk te noemen wat betreft de beschuldigingen die zij naar verdachte uit en wat betreft de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde handelingen hebben plaatsgevonden.
Een en ander moge onder meer blijken uit de verklaring van [slachtoffer] dat wat [verdachte] (verdachte) deed bij haar hetzelfde was als hetgeen [persoon 2] en [persoon 3] bij haar hadden gedaan (eindpv; pg 110 en 114). Daaruit blijkt dat [slachtoffer] goed in staat was onderscheid te maken tussen verdachte en deze twee medebewoners en de incidenten. De oorspronkelijkheid van haar verklaring leidt de rechtbank ook af uit het feit dat [slachtoffer] uit zichzelf op meerdere momenten in verschillende bewoordingen tijdens het studioverhoor heeft verklaard dat verdachte toch verschil heeft moeten kunnen zien tussen dochter en moeder (eindpv; pg 113, 115 en 119). Zij heeft het door verdachte gepleegde seksuele misbruik ook gekoppeld aan het grote bed van haar moeder en stiefvader en de bank in de huiskamer van de woning van haar moeder en stiefvader.
Voldoende steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van [slachtoffer] voor wat betreft haar beschuldiging naar verdachte voldoende ondersteund c.q. bevestigd door de inhoud van de chatgesprekken. Uit de verklaring van getuige [persoon 1] en het afzonderlijk opgemaakte proces-verbaal d.d. 3 juli 2014, nr. PL2100-2013116217-14, leidt de rechtbank af dat het chatgesprekken betreft tussen verdachte [verdachte] en het slachtoffer [slachtoffer] , die door een medewerker van [instantie] uit het computersysteem zijn gehaald en geprint. Deze chatgesprekken zijn rond 25 juni 2013 gezien en in de periode daarvoor gevoerd.
Dat er met de chatgesprekken zou zijn gemanipuleerd, in die zin dat teksten in de chatgesprekken zouden zijn gewijzigd of daaraan zouden zijn toegevoegd, acht de rechtbank niet aannemelijk. De medewerkers van Stichting Dichterbij hadden geen belang dat te doen en er is geen begin van aannemelijkheid dat dit is gebeurd.
De echtheid van de chatgesprekken wordt nog eens benadrukt door het feit dat tijdens een chatgesprek (eindpv; pg 206-208) tussen [slachtoffer] en verdachte, verdachte zegt dat haar mama er is (‘hier is mama’) en aansluitend [slachtoffer] contact heeft met haar moeder (‘hoi [slachtoffer] ’; ‘hoi mammie. alles goed met u?’).
De rechtbank is voorts van oordeel dat het masseren van het lichaam kan worden gekwalificeerd als ontuchtige handeling als dit gebeurt in combinatie met andere ontuchtige handelingen zoals omschreven in de bewezenverklaring of wanneer sprake is van het betasten van delen van het lichaam indien dat beschouwd kan worden als strijdig met de sociaal-ethische norm. In die zin heeft de rechtbank dit deel van de tenlastelegging opgevat en bewezen verklaard.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak en de eis te hoog geoordeeld.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn stiefdochter van wie hij wist dat zij een gebrek had. Dit seksueel misbruik heeft niet alleen bestaan uit het betasten van haar borsten en vagina en het laten betasten van zijn penis, maar ook uit het in haar vagina brengen van zijn penis.
Verdachte heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Het slachtoffer bevond zich in een afhankelijke positie ten opzichte van verdachte en was weinig weerbaar. Verdachte wist dat en heeft daar misbruik van gemaakt.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur als na te melden. De rechtbank beseft dat verdachte zijn baan en woning dreigt te verliezen, maar gelet op de bijzondere ernst van de feiten kan geen andere straf worden opgelegd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 27, 57, 243, 247.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam en met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is daartegen weerstand te bieden, buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
Mr. M. Senden, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. J.G. Vos, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 3 maart 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar het “eindpv”, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het proces-verbaal van de Politie, Eenheid Oost-Brabant, Divisie Informatie en Opsporing, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, registratienummer PL21T4-2013116217, sluitingsdatum 18 maart 2014, aantal doorgenummerde pagina’s: 411.