ECLI:NL:RBOBR:2015:764

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2015
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
01/845557-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzettelijke ontploffing door open gaspitten met zelfdoding als motief

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk openzetten van gaspitten in zijn woning met de intentie om een ontploffing te veroorzaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 juli 2014 in Eindhoven een of meer gaspitten van zijn fornuis heeft opengedraaid, maar dat hij dit deed met de bedoeling zichzelf van het leven te beroven. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden waaronder hij handelde zorgvuldig gewogen. De verdachte had een kwetsbare geestelijke toestand, was onder invloed van alcohol en had eerder die avond al aangegeven dat hij zichzelf wilde doden. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet bewust de risico's van zijn handelen heeft overwogen en dat er geen (voorwaardelijk) opzet was op het veroorzaken van een ontploffing. De officier van justitie had vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde feit, maar vond het subsidiair ten laste gelegde feit wel bewezen. De verdediging stelde echter dat er geen opzet was en dat de verdachte zich niet bewust was van de gevolgen van zijn handelen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij opzet had op het teweegbrengen van een ontploffing of het bedreigen van omwonenden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/845557-14
Datum uitspraak: 16 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1962],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2014 en 2 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 oktober 2014. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2014 te Eindhoven, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, opzettelijk een of meer gaspit(ten) van het fornuis van een woning gelegen aan [adres 1] heeft opengezet, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de naastgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor zichzelf en/of omwonenden en/of hulpverleners, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zichzelf en/of omwonenden en/of hulpverleners, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2014 te Eindhoven ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de naastgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor zichzelf en/of omwonenden en/of hulpverleners, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zichzelf en/of omwonenden en/of hulpverleners, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, door opzettelijk een of meer gaspit(ten) van het fornuis van een woning gelegen aan [adres 1] open te zetten, waardoor hij, verdachte, een hoeveelheid gas bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2014 te Eindhoven omwonenden van de woning gelegen aan [adres 1] en/of hulpverleners heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zwaar lichamelijk letsel en/of brandstichting, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een of meer gaspit(ten) van het fornuis van een woning gelegen aan [adres 1] opengezet;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde feit, omdat sprake is van een ondeugdelijk middel. Het subsidiair ten laste gelegde feit acht zij wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft welbewust een gaspit in zijn woning opengedraaid om zichzelf van het leven te beroven. Hiermee heeft hij voorbereidingen getroffen voor het teweegbrengen van een ontploffing. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van deze handeling en uit hetgeen algemene ervaringsregels leren, valt af te leiden dat verdachte daarbij bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat hij een ontploffing teweeg zou brengen. Het feit dat verdachte hierbij een relatief ondeugdelijk middel heeft gebruikt - omdat in een woning gas uit één gaspit in het algemeen niet tot een brandbaar gas/luchtmengsel kan leiden - staat volgens de officier van justitie niet in de weg aan een veroordeling voor voorbereiding van genoemd misdrijf. Voorts is van vrijwillige terugtred geen sprake, nu verdachte de gaspit niet zelf heeft uitgedraaid maar alleen de politie heeft gewaarschuwd dat de gaspit aanstond.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, omdat verdachte nimmer het opzet heeft gehad op het teweegbrengen van een ontploffing. De intentie van verdachte was er puur op gericht zichzelf van het leven te beroven. Ook van opzet in voorwaardelijke zin is geen sprake. Verdachte is zich niet bewust geweest van de mogelijk bijkomende gevolgen van zijn handelen. In dit verband zijn de beperkte verstandelijke vermogens van verdachte relevant.
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primaire dan wel het subsidiaire feit zou komen, stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er sprake is van vrijwillige terugtred, nu verdachte zelf na korte tijd de politie heeft ingelicht over de openstaande gaspit. Ten aanzien van het meer subsidiaire feit geldt eveneens dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet en dient daarom eveneens vrijspraak te volgen.

Vrijspraak.

De rechtbank neemt op grond van de verklaring van verdachte en de overige processtukken aan dat verdachte op 29 juli 2014 ten minste één van de gaspitten in zijn woning heeft opengedraaid zonder open vuur bij het gas te houden, zodat het gas vrijelijk uit de gaspit kon stromen. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte enige tijd later de politie heeft gebeld en heeft verteld dat hij het gas had aangezet. Hierop zijn de politie en de brandweer ter plaatse gekomen en heeft een postcommandant van de brandweer de gaskraan dichtgedraaid.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting wisselende verklaringen afgelegd over de reden dat hij het gas heeft opengedraaid. In het eerste verhoor bij de politie heeft hij verklaard dat het een schreeuw om aandacht was. Tijdens het tweede verhoor bij de politie heeft hij enerzijds verklaard dat hij zichzelf van het leven wilde beroven en anderzijds dat hij de gaspit heeft opengedraaid omdat hij iets te eten wilde maken. Ook ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij eten wilde maken en dat hij daarbij per ongeluk het gas open heeft laten staan. De rechtbank acht laatstgenoemde verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Van belang hierbij is dat uit het procesdossier naar voren komt dat verdachte enkele uren voor het opendraaien van de gaspit de politie ook al had gebeld met de mededeling dat hij zichzelf van het leven wilde beroven door de gaskraan open te zetten. Daarbij komt dat verdachte ter zitting geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven voor het feit dat hij na het opendraaien van het gas niet daadwerkelijk eten is gaan maken, maar op de bank is gaan zitten.
Aldus gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte bewust en met opzet het gas heeft opengezet om zichzelf van het leven te beroven, dan wel in ieder geval die indruk te wekken bij de politie.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of dit opzet van verdachte, in voorwaardelijke zin, ook gericht was op het teweegbrengen van een ontploffing, aldus of hij bij het opendraaien van de gaspit de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat als gevolg van zijn handelen een ontploffing in de woning kon ontstaan.
In zijn algemeenheid mag worden aangenomen dat een gemiddeld en redelijk denkend mens zich bewust is van het risico van het ontstaan van een ontploffing bij het vrijelijk laten stromen van gas in een afgesloten ruimte.
In dit specifieke geval is de rechtbank van oordeel dat (voorwaardelijk) opzet op het ontstaan van een ontploffing niet kan worden aangenomen en zij overweegt hiertoe het volgende. Verdachte heeft verklaard dat het hem die bewuste nacht door privé omstandigheden teveel was geworden en dat hij pillen had geslikt en alcohol had gedronken. Van weloverwogen handelen zal in het licht hiervan geen sprake zijn geweest. Hij heeft ter zitting ook verklaard dat hij zich pas naderhand heeft gerealiseerd wat de risico’s van zijn handelen waren. Dat was op het moment dat deze hem door de politie werden voorgehouden. Van doorslaggevend belang acht de rechtbank vervolgens dat uit onderzoek van GZ-psycholoog W.J.P. Gaertner naar de persoon van verdachte naar voren komt dat verdachte een kwetsbare man is, waarbij sprake is van zwakzinnigheid en alcoholafhankelijkheid. Gaertner vermeldt in haar rapport van 1 oktober 2014 dat verdachte in haar visie de consequentie van het gas aanzetten mogelijk niet heeft overzien vanuit zijn zwakzinnigheid en vermoedelijk beschonken toestand. Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte bekend was met en bewust heeft stilgestaan bij de risico’s en de eventuele gevolgen van zijn handelen voor iets of iemand anders dan hemzelf, noch dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op een ontploffing - voor zover daarvan al sprake was - heeft aanvaard.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de hem primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden acht de rechtbank evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het bedreigen van omwonenden dan wel hulpverleners met enig misdrijf zoals omschreven in de tenlastelegging.
Aldus zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. M.Th. van Vliet en mr. H.F. Koenis, leden,
in tegenwoordigheid van drs. B.C. van Wijmen, griffier,
en is uitgesproken op 16 februari 2015.