ECLI:NL:RBOBR:2015:762
Rechtbank Oost-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot tewerkstelling en betaling van salaris in kort geding na beëindiging arbeidsovereenkomst
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J. Haakmeester, een kort geding aangespannen tegen Vrieshuis van Oss B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Ockhuijsen. De kern van het geschil betreft de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen eiser en Vrieshuis van Oss rechtsgeldig is beëindigd door een tripartiteovereenkomst die op 20 december 2013 is gesloten. Eiser stelt dat hij niet betrokken was bij deze overeenkomst en dat zijn arbeidsovereenkomst dus voortduurt. Vrieshuis van Oss betwist dit en stelt dat eiser per 1 januari 2014 in dienst is getreden bij F.I.A. 8074 B.V., waardoor de arbeidsovereenkomst met Vrieshuis van Oss zou zijn geëindigd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiser spoedeisend is, aangezien hij sinds medio november 2014 geen loon meer heeft ontvangen. De rechter oordeelt dat de tripartiteovereenkomst niet rechtsgeldig kan worden ingeroepen, omdat eiser niet kan worden geacht deze te hebben ondertekend. De kantonrechter concludeert dat er geen rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden en dat eiser recht heeft op tewerkstelling en betaling van zijn salaris.
De rechter heeft Vrieshuis van Oss veroordeeld tot onmiddellijke tewerkstelling van eiser en betaling van het overeengekomen salaris vanaf 15 november 2014. Daarnaast is Vrieshuis van Oss veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 12 februari 2015.