ECLI:NL:RBOBR:2015:762

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2015
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
3694855
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tewerkstelling en betaling van salaris in kort geding na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J. Haakmeester, een kort geding aangespannen tegen Vrieshuis van Oss B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Ockhuijsen. De kern van het geschil betreft de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen eiser en Vrieshuis van Oss rechtsgeldig is beëindigd door een tripartiteovereenkomst die op 20 december 2013 is gesloten. Eiser stelt dat hij niet betrokken was bij deze overeenkomst en dat zijn arbeidsovereenkomst dus voortduurt. Vrieshuis van Oss betwist dit en stelt dat eiser per 1 januari 2014 in dienst is getreden bij F.I.A. 8074 B.V., waardoor de arbeidsovereenkomst met Vrieshuis van Oss zou zijn geëindigd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiser spoedeisend is, aangezien hij sinds medio november 2014 geen loon meer heeft ontvangen. De rechter oordeelt dat de tripartiteovereenkomst niet rechtsgeldig kan worden ingeroepen, omdat eiser niet kan worden geacht deze te hebben ondertekend. De kantonrechter concludeert dat er geen rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden en dat eiser recht heeft op tewerkstelling en betaling van zijn salaris.

De rechter heeft Vrieshuis van Oss veroordeeld tot onmiddellijke tewerkstelling van eiser en betaling van het overeengekomen salaris vanaf 15 november 2014. Daarnaast is Vrieshuis van Oss veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 12 februari 2015.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 3694855 / 431
Rolnummer : 14-11254
Vonnis in kort geding van 12 februari 2015
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. R.J. Haakmeester,
t e g e n :
de besloten vennootschap Vrieshuis van Oss B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oss,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Ockhuijsen.
Partijen worden hierna genoemd “[eiser]” en “Vrieshuis van Oss”.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
de dagvaarding van 5 januari 2015 met producties;
de conclusie van antwoord met producties;
de mondelinge behandeling die op 19 januari 2015 heeft plaatsgevonden;
e brief van de gemachtigde van [eiser] van 4 februari 2015.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast.
2.1.
[eiser] is op 1 april 1992 in dienst getreden bij Vrieshuis van Oss.
2.2.
Op 20 december 2013 is een overeenkomst tot verstrekken van opdracht(en) gesloten tussen Vrieshuis van Oss als opdrachtgever, F.I.A. 8074 B.V. als opdrachtnemer en Flexibele Inzet Arbeidskrachten B.V. Onder deze overeenkomst staan de heer [naam medewerker Vrieshuis van Oss] namens Vrieshuis van Oss, [eiser] namens F.I.A. 8074 B.V. en de heer [naam medewerker Flexibele Inzet Arbeidskrachten] namens Flexibele Inzet Arbeidskrachten B.V.
2.3.
In de tripartiteovereenkomst staat, voor zover hier van belang:
“(…)Artikel 2
De overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd. De overeenkomst is vooraf gegaan door een dienstverband. De arbeidsjaren van dit dienstverband worden meegenomen in deze overeenkomst. Bij opzeggen of verbreken van deze overeenkomst zullen de arbeidsjaren van het voorafgaande dienstverband worden gerespecteerd.
Artikel 10
6. Met het ingaan van deze overeenkomst is een eventuele arbeidsovereenkomst van eerdere datum tussen Opdrachtgever en de arbeidskracht van Opdrachtnemer per datum van deze overeenkomst beëindigd, waarbij partijen elkaar over en weer finale kwijting verlenen van alle rechten en plichten vanuit die arbeidsovereenkomst.
7. Alle geschillen, die terzake van deze overeenkomst of van de nadere daarmee in verband staande overeenkomsten mochten opkomen, zullen worden beslecht door de bevoegde rechter ter standplaats Arnhem. (…)”
2.4.
Bij brief van 29 oktober 2014 is de tripartite overeenkomst opgezegd door Vrieshuis van Oss per 15 november 2014.

3.3. Het geschil

2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, als voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoer-baar bij voorraad, Vrieshuis van Oss veroordeelt:
1) tot onmiddellijke tewerkstelling van hem in zijn werkzaamheden conform de arbeidsover-eenkomst tussen partijen, onder betaling van het overeengekomen salaris, inclusief de perio-de sinds medio november 2014 dat hem de toegang tot het werk is ontzegd door Vrieshuis van Oss;
2) in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis tot aan de dag van voldoening;
3) in de nakosten.
2.2.
[eiser] legt aan zijn vordering, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
De tripartiteovereenkomst tot het verstrekken van opdrachten is niet door hem ondertekend en hij heeft daartoe ook niemand gemachtigd. Deze overeenkomst heeft dan ook niet tot ge-volg dat er een einde aan zijn arbeidsovereenkomst bij Vrieshuis van Oss is gekomen, zoals staat vermeld in artikel 10 lid 6 van de overeenkomst.
Als [eiser] wel aan de overeenkomst gebonden zou zijn dan heeft Vrieshuis van Oss de ver-eiste zorgvuldigheid als werkgever bij deze overeenkomst niet in acht genomen, zodat ook om die reden de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet kan zijn beëindigd.
[eiser] heeft zich steeds beschikbaar gehouden voor werk, maar Vrieshuis van Oss heeft hem niet tot zijn werk toegelaten. Omdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet rechts-geldig is beëindigd, vordert hij tewerkstelling met onmiddellijke ingang en betaling conform zijn arbeidsovereenkomst, aldus [eiser].
2.3.
Zijdens Vrieshuis van Oss is hiertegen aangevoerd dat [eiser] op 1 januari 2014 in dienst is getreden van F.I.A. 8074 B.V., hetgeen volgt uit de salarisspecificatie van [eiser] van de maand november 2014.
Op 20 december 2013 is een tripartiteovereenkomst tussen Vrieshuis van Oss, [eiser] en F.I.A. B.V. tot stand gekomen. Als gevolg hiervan is een einde gekomen aan de arbeidsover-eenkomst tussen [eiser] en Vrieshuis van Oss. Gelet op het vorenstaande dient de vordering van [eiser] dan ook te worden afgewezen, aldus Vrieshuis van Oss.
Verder heeft Vrieshuis van Oss er nog op gewezen dat conform de tripartiteovereenkomst de rechtbank te Arnhem bevoegd is om kennis te nemen van onderhavig geschil tussen partijen. Daarnaast heeft zij de kantonrechter verzocht voor recht te verklaren dat de arbeidsovereen-komst tussen partijen per 1 januari 2014 is geëindigd en dat zij de overeenkomst met F.I.A. 8074 B.V. op de juiste wijze heeft opgezegd. Ook heeft zij de kantonrechter verzocht [eiser] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en salaris van de gemachtigde.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid van de vordering is door Vrieshuis van Oss niet bestreden. [eiser] is daarom ontvankelijk in zijn vordering. Daarnaast geldt dat de vordering tot beta-ling van loon naar haar aard een spoedeisend karakter draagt, temeer nu [eiser] onweerspro-ken heeft gesteld dat hij sinds medio november 2014 geen loon meer heeft ontvangen.
4.2.
Zijdens Vrieshuis van Oss is nog aangevoerd dat, gelet op het bepaalde in artikel 10 lid 7 van tripartiteovereenkomst de rechtbank te Arnhem bevoegd is om van het onderhavige geschil tussen partijen kennis te nemen.
Anders dan Vrieshuis van Oss meent, heeft [eiser] zijn vordering gebaseerd op een arbeids-overeenkomst tussen partijen en niet op de tripartiteovereenkomst. Gelet op de woonplaats van [eiser] en het adres van Vrieshuis van Oss is de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch be-voegd om kennis te nemen van het geschil tussen partijen.
4.3.
In de onderhavige procedure, strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening, dient de vordering slechts te worden toegewezen indien aannemelijk is dat de kantonrechter een overeenkomstige vordering in de bodemprocedure zal toewijzen.
4.4.
Inzake de gevorderde wedertewerkstelling overweegt de kantonrechter als volgt.
[eiser] betwist dat hij in dienst zou zijn getreden bij F.I.A. 8074 B.V. en dat hij als bestuur-der van die onderneming een tripartiteovereenkomst heeft ondertekend. Dit is ook niet aan-nemelijk, aangezien de tripartiteovereenkomst zou zijn gesloten op 20 december 2013, ter-wijl F.I.A. 8074 B.V. waar [eiser] in dienst zou zijn getreden op dat moment nog niet was opgericht. Aan de tripartiteovereenkomst kan dan geen betekenis worden gehecht. Voorts zou [eiser] per 1 januari 2014 in dienst zijn getreden bij F.I.A. 8074 B.V., terwijl ook op dat moment die onderneming nog niet was opgericht, zodat er niet vanuit kan worden gegaan dat [eiser] daar in dienst is getreden.
Uitgaande van deze omstandigheden is aannemelijk dat in een bodemprocedure ervan uit zal worden gegaan dat geen einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst van [eiser] door de door de totstandkoming van de tripartiteovereenkomst en, nu de arbeidsovereenkomst met [eiser] ook niet op een andere wijze is beëindigd, dient hij te worden toegelaten in de bedon-gen werkzaamheden uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met Vrieshuis van Oss.
Of aan de tripartiteovereenkomst rechtsgeldig een einde is gekomen, zoals Vrieshuis van Oss heeft aangevoerd, is derhalve niet van belang.
De conclusie is, gelet op het vorenstaande, dat de gevorderde tewerkstelling wordt toegewe-zen zoals hierna onder de beslissing te melden.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] zich beschikbaar heeft gehouden voor de uitvoering van zijn werkzaamheden. Het is dan ook aannemelijk dat de vordering inzake het overeengekomen salaris vanaf 15 november 2014 in een bodemprocedure zal worden toege-wezen. De kantonrechter zal dit deel van de vordering toewijzen tot aan de dag dat rechtsgel-dig een einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
4.6.
Voor zover Vrieshuis van Oss met hetgeen zij heeft aangevoerd in de conclusie van antwoord heeft beoogd een reconventionele vordering in te stellen, wordt het volgende over-wogen.
Vrieshuis van Oss heeft verzocht om een verklaring voor recht omtrent de rechtsverhouding tussen partijen. Deze vorderingen verdragen zich echter niet met een voorlopige voorziening, zodat Vrieshuis van Oss niet in haar vorderingen kan worden ontvangen.
Voorts is onder 4.4. geoordeeld dat aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat geen einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst tussen partijen, zodat de vorderingen van Vrieshuis van Oss om deze reden zouden worden afgewezen.
4.7.
Vrieshuis van Oss wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt Vrieshuis van Oss tot tewerkstelling van [eiser] in zijn werkzaamheden conform de arbeidsovereenkomst tussen partijen, onder betaling van het overeengekomen salaris van-af 15 november 2014 tot aan de dag dat rechtsgeldig een einde is gekomen aan de arbeids-overeenkomst tussen partijen;
veroordeelt Vrieshuis van Oss in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 99,98 aan explootkosten, € 219,00 aan griffierecht en € 400,00 als bij-drage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), te vermeerderen met de wette-lijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
veroordeelt Vrieshuis van Oss in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 100,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Vrieshuis van Oss partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis en met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen nadat Vrieshuis van Oss schriftelijk tot betaling van deze kos-ten is aangemaand tot de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te ’s-Hertogenbosch door mr. M.H. Kobussen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2015.