ECLI:NL:RBOBR:2015:7604
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake het vervoeren en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen bestemd voor grootschalige hennepteelt
Op 30 december 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen die bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 18 november 2015, en de zitting vond plaats op 16 december 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft verklaard dat de stoffen en voorwerpen, die eigendom zouden zijn van derden, bij hem thuis waren gestald in ruil voor kwijtschelding van zijn schulden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van het doel van de spullen en dat er sprake was van opzet. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk stoffen en voorwerpen heeft vervoerd en voorhanden gehad, die bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten onder de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een taakstraf op van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. S.J.W. Hermans als voorzitter.