ECLI:NL:RBOBR:2015:7604

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
29 december 2015
Zaaknummer
01/820254-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake het vervoeren en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen bestemd voor grootschalige hennepteelt

Op 30 december 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen die bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 18 november 2015, en de zitting vond plaats op 16 december 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft verklaard dat de stoffen en voorwerpen, die eigendom zouden zijn van derden, bij hem thuis waren gestald in ruil voor kwijtschelding van zijn schulden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van het doel van de spullen en dat er sprake was van opzet. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk stoffen en voorwerpen heeft vervoerd en voorhanden gehad, die bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten onder de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een taakstraf op van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. S.J.W. Hermans als voorzitter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/820254-15
Datum uitspraak: 30 december 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats 2] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 december 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 november 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2015 te [plaats misdrijf 1] en/of [plaats misdrijf 2] ,
althans in het arrondissement Oost-Brabant, stoffen en/of voorwerpen en/of
gegevens,
te weten:
-2, althans een of meer, luchtafzuiger(s) en/of;
-een bestrijdingsmiddel en/of
-een filtermat en/of
-167, althans een of meer, armatu(u)r(en) en/of
-25, althans een of meer, voedingsmiddel(en) en/of
-3, althans een of meer, ph/hygro/thermo meter(s) en/of
-203, althans een of meer, assimilatielamp(en) en/of
-7, althans een of meer, schakelbord(en) en/of
-187, althans een of meer, transformator(en) en/of
-een koolstoffilter en/of
-2, althans een of meer, ventilator(en) en/of
-2, althans een of meer, kachel(s) en/of
-een luchtbevochtiger
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel
11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet,
te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of
vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd
en/of voorhanden gehad,
terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die
stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het
plegen van dat/die feit(en);

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Opzet.

Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij de stoffen en voorwerpen zoals opgesomd in de tenlastelegging welke eigendom zouden zijn van (een) derde(n) bij hem thuis heeft gestald in ruil voor kwijtschelding van zijn geldschuld(en). Verdachte heeft ook verklaard dat hij wist dat de spullen bestemd waren voor de hennepteelt. De rechtbank kan gezien het vorenstaande het door de raadsman gevoerde verweer dat geen sprake zou zijn van opzet niet volgen en verwerpt dit verweer dan ook.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
omstreeks 23 juni 2015 te [plaats misdrijf 1] en [plaats misdrijf 2] , stoffen en/of voorwerpen,
te weten:
- 2 luchtafzuigers en
- een bestrijdingsmiddel en
- een filtermat en
- 167 armaturen en
- 25 voedingsmiddelen en
- 3 ph/hygro/thermometers en
- 203 assimilatielampen en
- 7 schakelborden en
- 187 transformatoren en
- een koolstoffilter en
- 2 ventilatoren en
- 2 kachels en
- een luchtbevochtiger,
bestemd tot het plegen van feiten strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of
bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren
van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en/of
- het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van
een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
heeft vervoerd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die stoffen en
voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Het aangevoerde verweer ter zake psychische overmacht is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Niet valt in te zien hoe verdachte door overmacht is gedwongen tot het plegen van de feiten. De rechtbank verwerpt het verweer.
Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

Een geldboete van € 5.000,-- subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, alsmede gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft opzettelijk stoffen en voorwerpen, bestemd voor de grootschalige en bedrijfsmatige hennepteelt, vervoerd en voorhanden gehad. Hennep levert gevaar op voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Hennepteelt, en zeker op grote schaal, brengt vele vormen van (zware) criminaliteit met zich brengt. Verdachte heeft door het aanwezig hebben van dergelijke voorwerpen en stoffen die grootschalige en bedrijfsmatige hennepteelt gefaciliteerd.
De officier van justitie heeft verzocht om aan verdachte een geldboete en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat, gezien het grote aantal voorwerpen, in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke taakstraf, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf. Een geldboete zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d
Opiumwet art. 11, 11a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
stoffen of voorwerpen vervoeren en voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.

Taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.

Gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2jaren.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. J. Iding, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 30 december 2015.