ECLI:NL:RBOBR:2015:7443

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
01/845745-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en poging tot diefstal met geweld

Op 24 december 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak en poging tot diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 september 2015 te Vlijmen, gemeente Heusden, een woning was binnengedrongen en daarbij goederen had weggenomen, waaronder een portemonnee en een laptop. De verdachte werd ook beschuldigd van het plegen van geweld tegen een slachtoffer, [slachtoffer 2], in een poging om deze te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd, op basis van getuigenverklaringen en de herkenning door het slachtoffer tijdens een fotoconfrontatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gekwalificeerde diefstal en poging tot diefstal met geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de recidive van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer [slachtoffer 2] voor zowel immateriële als materiële schade. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op met betrekking tot reclassering en behandeling van verslavingsproblematiek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845745-15
Parketnummer vordering: 20/003926-14
Datum uitspraak: 24 december 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 december 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 november 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 september 2015 te Vlijmen, gemeente Heusden, omstreeks 01:10 uur in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een laptop en/of opladers en/of een of meerdere mobiele telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2015 te Vlijmen, gemeente Heusden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal, te doen voorafgaan en/of te doen vergezelen en/of te doen volgen van geweld tegen die voornoemde [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
-tegen die [slachtoffer 2] is aangefietst en/of
-die [slachtoffer 2] heeft geschopt en/of geduwd (tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val is gekomen en/of
-die [slachtoffer 2] (met kracht) naar de grond heeft gebracht/geduwd en/of heeft vastgehouden en/of
- het bovenlichaam, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft afgetast
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2015 te Vlijmen, gemeente Heusden,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door tegen die [slachtoffer 2] aan te fietsen en/of
die [slachtoffer 2] te schoppen en/of te duwen (tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten
val is gekomen) en/of die [slachtoffer 2] (met kracht) naar de grond te brengen/duwen en/of vast te houden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 20/003926-14 is aangebracht bij vordering van 17 november 2015. Deze vordering heeft betrekking op het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 18 maart 2015.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs ten aanzien van feit 1. [1]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] [2] , de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1] [3] en de bekennende verklaring van verdachte [4] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal heeft gepleegd.

Bewijs ten aanzien van feit 2.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 2] heeft op 12 september 2015 aangifte van poging tot diefstal met geweld gedaan. Hij heeft hierover onder meer het navolgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Pleegdatum: op 12 september 2015 tussen 00.30 en 01.00 uur.
Op 12 september 2015 liep ik de [pleeglocatie] te Vlijmen in. Een persoon op een fiets reed mij hard van achteren aan, tegen mijn linkerbeen. De trapper van de fiets kwam tegen mijn linkerbeen. Ik werd tegelijkertijd met kracht tegen mijn linkerschouder geduwd.
Ik zag dat die jongen zijn fiets op de grond gooide. Ik zag dat de jongen voor mij ging staan. Hij schopte. Hij schopte mij met zijn rechterbeen tegen mijn linkerribben, linkerbovenbeen en linkerkuit.
Hij heeft mij daarna vastgepakt en achterover tegen een haag geduwd. Dit duwen deed hij met zijn linkerhand met kracht. Ik werd tegen de takken van de haag aangeduwd. Ik voelde en zag dat hij mij vastpakte met een hand bij mijn vest.
Ik stond op uit de haag en voelde dat ik weer vastgepakt werd bij mijn vest met een hand ter hoogte van mijn borst en dat hij mij met zijn andere hand met kracht achterover duwde. Hij pakte mij weer vast en duwde. Ik viel daardoor achterover op straat. Ik heb daardoor nu schaafwonden op beide ellebogen. Dit deed pijn. Ik voelde dat hij mij vasthield toen ik achterover viel en mij op de grond drukte toen ik op straat lag. Dit deed hij met één hand en ik voelde dat hij met zijn andere hand mijn kleding begon af te tasten en mijn lichaam. Ik kreeg de indruk dat hij probeerde goederen van mij weg te nemen. Ik duwde de man toen weer van mij af. Ik stond op en rende weg. Ik viel. Ik voelde toen ik op de grond zat dat ik aan de achterzijde bij mijn rechterschouder vast werd gepakt en omgedraaid werd zodat ik met mijn rug op de straat kwam te liggen.
Ik zag toen dat de man over mij heen kwam staan ter hoogte van mijn bovenbenen. Ik zag dat aan beide zijden van mijn lichaam een van zijn benen stond. Ik voelde en zag dat hij mij weer vastpakte met een hand bij mijn vest ter hoogte van mijn borst. Dit deed hij met zijn rechterhand. Ik voelde en zag dat hij met zijn linkerhand mijn lichaam weer begon af te tasten. Ik voelde en zag dat hij dit op een gegeven moment deed bij de rechter achterzak van mijn broek. Ik droeg in mijn rechter achterzak mijn portemonnee. Ik voelde dat hij met zijn hand mijn portemonnee aftaste. Ik duwde hem met kracht van mij af. Ik stond hierna op.
Nadat ik opstond zag ik dat er een auto aan kwam gereden. Ik liep richting de auto. Ik zag toen dat de man weg rende.
Ik heb de man die mij wilde beroven goed kunnen zien van een korte afstand.
Ik kan de man als volgt omschrijven: blank, smal gezicht, glad gezicht, kort geschoren haar aan beide zijkanten en achterkant van zijn hoofd en alleen bovenop wat langer haar van maximaal 2,5 centimeter lang, licht- tot middenblond van kleur, ongeveer 20 jaar oud, slank postuur. De man was ongeveer even groot als ik. Ik ben 1.74 meter lang. Ik zag dat de man een trainingspak droeg. Hij droeg een trainingspak met lange mouwen en een lange broek. Het pak was volledig zwart van kleur. Het pak was van het merk Adidas. Ik zag drie strepen naast elkaar over de volledige lengte van de beide mouwen van het vest van het trainingspak en drie strepen naast elkaar over de gehele lengte van de broek aan de zijkant van de broek. Ik zag dat de strepen op het vest en de broek geel van kleur waren en dat deze reflecteerde in het donker. Ik zag dat het vest voorzien was van een embleem ter hoogte van de borst. Ik zag dat de rand van het embleem ook geel van kleur was. Ik zag dat de man zwarte
schoenen droeg.
Opmerking verbalisant: Er zijn fotografische opnames gemaakt van het letsel van aangever. [5]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de door aangever omschreven man is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt als volgt.
Aangever heeft verdachte bij een meervoudige fotobewijsconfrontatie aangewezen als degene die hem heeft aangevallen. De processen-verbaal hieromtrent houden onder meer in, zakelijk weergegeven:
Op 12 oktober 2015 hield ik een meervoudige fotobewijsconfrontatie met [slachtoffer 2] .
Bij deze confrontatie werden aan de getuige sequentieel tien foto’s van personen getoond, waaronder een foto van de verdachte [verdachte] . De foto van verdachte kwam op plaats 5. [6]
Op 12 oktober 2015 toonde ik de fotoselectie aan de getuige [slachtoffer 2] .
De getuige verklaarde: “Het is foto nummer 5”. [7]
Aangever [slachtoffer 2] heeft als getuige bij de rechter-commissaris nadere uitleg gegeven over deze herkenning en de persoon van de dader. Hij heeft verklaard dat hij na het gebeuren op 12 september 2015 met zijn kinderen heeft gesproken. De dag erna besefte aangever dat hij het gezicht van de man die hem had aangevallen kende. Een week later besefte hij dat hij de man tien à elf jaar geleden bij hem thuis had gezien. De man behoorde destijds tot de vriendengroep van zijn dochter. Aangevers zoon of dochter heeft later de naam “ [verdachte] ” genoemd. Vier weken na het voorval heeft vervolgens de fotoconfrontatie plaatsgevonden.
De verdediging heeft aangevoerd dat genoemde fotoconfrontatie niet betrouwbaar is en niet voor het bewijs mag worden gebezigd, omdat deze pas een maand na het voorval is uitgevoerd terwijl aangever in de tussentijd met zijn kinderen over de persoon van de dader heeft gesproken en zich in dat verband verdachte herinnerde, hetgeen hem kan hebben beïnvloed toen hij verdachte bij de fotoconfrontatie herkende.
De rechtbank verwerpt het verweer. De rechtbank beoordeelt de positieve herkenning van verdachte door aangever als betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Ook indien er met de verdediging vanuit zou moeten worden gegaan dat aangever ten tijde van de fotoconfrontatie ervan op de hoogte was dat de dader van de ‘straatroof’ [verdachte] heette en/of dat de verdachte en deze [verdachte] één en dezelfde waren, dan nog maakt dat de positieve herkenning door aangever niet onbetrouwbaar. Dat zou wellicht anders zijn geweest, als de herkenning het enige bewijsmiddel is dat de verdachte aan deze ‘straatroof’ verbindt, maar dat is te dezen niet het geval. De positieve herkenning door aangever vindt steun in overig bewijs, hetgeen die herkenning aan betrouwbaarheid doet toenemen.
De rechtbank neemt bij één en ander in aanmerking dat aangever tegenover de rechter-commissaris verklaart dat de man er op de foto van de fotoconfrontatie anders uitzag dan ten tijde van de aanval, maar dat hij zeker weet dat het dezelfde man is. Dus ondanks dat verdachte er op de foto anders uitzag, heeft aangever hem herkend als de persoon die hem had aangevallen. Bovendien heeft aangever ten tijde van het doen van zijn aangifte – dus toen hij nog niet besefte dat het gezicht van de dader hem bekend voorkwam vanwege het verleden en nog niet via zijn kinderen op de hoogte was geraakt van verdachtes
voornaam – een zeer gedetailleerde beschrijving gegeven van de dader van de ‘straatroof’ en moet de rechtbank vaststellen dat de verdachte omstreeks het tijdstip waarop aangever is aangevallen in de directe nabijheid van de locatie waar die aanval zich voltrok door een getuige is gezien en door de politie is aangetroffen terwijl hij nagenoeg volledig aan het door aangever verstrekte signalement voldeed en de door aangever en de getuige beschreven kleding droeg.
In dat verband wijst de rechtbank op een foto van de verdachte in het dossier (p. 44), die is genomen in het politiebureau kort na de aanhouding van de verdachte in verband met de onder 1 tenlastegelegde inbraak (zie proces-verbaal van politie p. 43). Daarop valt naar eigen waarneming van de rechtbank te zien dat de verdachte een blank, smal gezicht heeft en een slank postuur, dat hij blond haar heeft wat aan de zijkanten kort geschoren is en bovenop wat langer is, dat hij gekleed is in een trainingspak van het merk Adidas, zwart van kleur, lange mouwen met daarop drie fel geelgekleurde strepen over de volle lengte van de mouwen en een geelgekleurd embleem op de linkerborst.
De rechtbank heeft dit oordeel voorts nog op de navolgende bewijsmiddelen gebaseerd.
De verklaring van de getuige [getuige] , op 6 oktober 2015 tegenover de politie afgelegd, voor zover inhoudende dat hij op 12 september 2015 voor zijn woning in de [pleeglocatie] (Rb begrijpt: te Vlijmen) werd afgezet, dat hij toen een persoon over de stoep zag rennen en dat deze persoon een trainingspak aanhad dat donker van kleur was en verticale gele strepen over de armen en benen had en dat hij vervolgens een oudere man zag oversteken die enigszins strompelde. [8]
Op 12 september 2015 omstreeks 01.10 uur heeft een diefstal uit een woning plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft hiervan aangifte gedaan. Zij heeft onder meer, zakelijk weergegeven, het navolgende verklaard:
Ik doe aangifte van diefstal uit een woning.
Ik woon op de [adres] te Vlijmen.
Onze achtertuin is aan de achterzijde te bereiken via de brandgang, hoek [straatnaam] met de [pleeglocatie] te Vlijmen.
Op 12 september 2015 omstreeks 01.10 uur lagen wij op bed en hoorden op dat moment een geluid in de woning.
Ik liep aan de voorzijde naar buiten en sloeg rechtsaf in de richting van de [straatnaam] met de [pleeglocatie] . Ik zag ter hoogte van eerder genoemde brandgang een manspersoon staan.
Op een gegeven moment zag ik dat de politie bij ons in de straat stond, die kennelijk een persoon had aangehouden. Dit was dezelfde persoon die ik had gezien.
Verdachte heeft bekend deze diefstal van goederen uit de woning te hebben gepleegd. [9]
Verdachte wordt kort na de inbraak door de politie aangetroffen met uit de woning van aangeefster gestolen goederen. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] houdt hieromtrent, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende, in:
Op 12 september 2015 omstreeks 01.10 uur stond ik op de [pleeglocatie] te Vlijmen naar aanleiding van een melding van straatroof op een doofstomme man. Wij kregen te horen dat er ingebroken zou worden op de [adres] te Vlijmen. [verbalisant 2] en ik zijn hierop meteen naar deze woning gereden.
Ik stond voor de woning ter hoogte van de [adres] .
Inmiddels was het signalement van de dader bekend. Het zou een manspersoon zijn met een trainingsjack aan. Op de mouwen van het trainingsjack zouden strepen staan.
Ik zag een manspersoon lopen. Ik zag dat deze man een trainingsjack aanhad met strepen op de mouw en een trainingsbroek met strepen op de zijkant. Ik zag dat het de mij ambtshalve bekende [verdachte] betrof. Ik heb [verdachte] aangehouden als verdachte van de woninginbraak. [10]
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat het onder 2 primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden nu er geen bewijs voorhanden is dat het geweld tegen aangever is aangewend om een diefstal mogelijk te maken. De rechtbank overweegt als volgt.
Aangever beschrijft dat hij eerst ten val is gebracht, vervolgens met één hand werd vastgehouden waarbij zijn kleding door de aanvaller met diens andere hand werd afgetast, waaronder op zijn broekzak waar hij zijn portemonnee bewaarde. Uit deze handelingen, gezien ook de uiterlijke verschijningsvorm ervan, leidt de rechtbank af dat verdachte de intentie had geld en/of goederen van aangever weg te nemen. De rechtbank wordt gesterkt in dit oordeel door de omstandigheid dat verdachte, gelet op het bewezenverklaarde onder feit 1, kort na de poging diefstal met geweld jegens [slachtoffer 2] een ander, wel voltooid vermogensdelict heeft gepleegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 12 september 2015 te Vlijmen, gemeente Heusden, omstreeks 01:10 uur in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en een laptop en opladers en meerdere mobiele telefoons, toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
op omstreeks 12 september 2015 te Vlijmen, gemeente Heusden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 2] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld tegen die voornoemde [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
- tegen die [slachtoffer 2] is aangefietst en
- die [slachtoffer 2] heeft geschopt en geduwd (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val is gekomen) en
- die [slachtoffer 2] (met kracht) naar de grond heeft gebracht/geduwd en heeft vastgehouden en
- het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft afgetast,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Voorts de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Verder verzoekt de officier van justitie de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde toe te wijzen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte nog niet eerder door de reclassering is begeleid en dat het voor de hand ligt om op hulpverlening in te zetten en niet op een ISD-maatregel.
De verdediging heeft een vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde bepleit. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de ernst van het onder 1 ten laste gelegde relatief beperkt is.
De verdediging heeft voorts verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen dan wel de proeftijd hiervan te verlengen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een diefstal uit een woning gepleegd en geprobeerd om geld en/of goederen van [slachtoffer 2] te stelen, waarbij hij geweld tegen [slachtoffer 2] heeft gebruikt. [slachtoffer 2] was een kwetsbaar slachtoffer; hij is doofstom. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat dit een grote impact op [slachtoffer 2] heeft gehad, waarvan hij nog steeds psychische en fysieke gevolgen ondervindt. De diefstal uit de woning heeft de verdachte gepleegd terwijl de bewoners thuis waren. Door zijn handelen heeft hij het woongenot van de bewoners geschonden. De woning is bij uitstek de plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Het is algemeen bekend dat feiten als deze in de samenleving gevoelens van onveiligheid aanwakkeren. De verdachte heeft zich van dit alles kennelijk niets aangetrokken en zich slechts laten leiden door financieel gewin.
De rechtbank acht voor dergelijke feiten een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank is echter van oordeel dat hiermee niet kan worden volstaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de criteria van voor oplegging van de ISD-maatregel zijn voldaan, te weten dat:
  • het bewezen verklaarde misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • verdachte blijkens het uittreksel uit het documentatieregister en het onderzoek ter terechtzitting, in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde, ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en dat de bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en dat er, mede gelet op het rapport van Novadic-Kentron van 12 november 2015, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan; en
  • de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist, waartoe wordt verwezen naar het feit dat verdachte steeds maar weer nieuwe strafbare feiten pleegt en de oplegging van onvoorwaardelijke gevangenisstraffen hem daarvan kennelijk niet weerhoudt.
De rechtbank is van oordeel dat het ter beëindiging van de recidive noodzakelijk is dat verdachte een behandeling voor zijn verslavingsproblematiek zal ondergaan. De rechtbank zal dan ook - in navolging van het advies van de reclassering - een voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte opleggen met als bijzondere voorwaarden - kort gezegd - een meldplicht, het ondergaan van een ambulante en eventueel korte klinische behandeling met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de richtlijnen van de reclassering voor wat betreft alcohol- en drugsgebruik.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden in het onderhavige geval voor de door verdachte gepleegde strafbare feiten het uitgangspunt moet zijn. Echter, de behandeling die verdachte voor zijn verslavingsproblematiek zal dienen te ondergaan zal intensief zijn en zal veel van verdachte vragen. De rechtbank zal hier rekening mee houden en zal het onvoorwaardelijke strafdeel om die reden matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank zal dus een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en passend en geboden is.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en heeft verzocht te bepalen dat het toe te wijzen bedrag bij niet betaling en verhaal dient te worden vervangen door het bij dat bedrag behorende aantal dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om de vordering bij een vrijspraak af te wijzen. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat indien het onder 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zou kunnen worden de immateriële schadevergoeding dient te worden beperkt, omdat geen sprake is van een straatroof.
Beoordeling.De rechtbank acht de gevorderde materiële schadevergoeding toewijsbaar, aangezien deze niet door de verdediging is betwist. De rechtbank acht de gevorderde immateriële schadevergoeding redelijk en billijk en acht die dan ook toewijsbaar.
Het bedrag van EUR 700,- (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van EUR 140,42 (materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Het bedrag van EUR 700,- (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van EUR 140,42 (materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 20/003926-14.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 38m, 38n, 38p, 45, 57,
310, 311, 312.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten van de rechthebbende bevindtT.a.v. feit 2 primair:poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf) en maatregelen.

T.a.v. feit 1, feit 2 primair:Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht.

T.a.v. feit 1, feit 2 primair:Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaarvoorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 3 dagen na de uitspraak zal melden bij Novadic-Kentron, Verslavingsreclassering 's-Hertogenbosch. Hierna moet betrokkene zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek bij Novadic-Kentron, Netwerk voor Verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- zal meewerken aan een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- zich zal houden aan de richtlijnen van de reclassering omtrent alcohol- en drugsgebruik, ook als dit volledige abstinentie inhoudt. De veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen aan controles op dit middelengebruik,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

T.a.v. feit 2 primair:Maatregel van schadevergoeding van EUR 840,42 subsidiair 16 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 840,42 (zegge: achthonderdveertig euro en tweeënveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 700,- immateriële schadevergoeding en EUR 140,42 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag van EUR 700,- (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van EUR 140,42 (materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van EUR 840,42 (zegge: achthonderdveertig euro en tweeënveertig eurocent), te weten EUR 700,- immateriële schadevergoeding en EUR 140,42 materiële schadevergoeding.
Het bedrag van EUR 700,- (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag van EUR 140,42 (materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten:- iPhone 5 (goednummer 867456),- EUR 30,- (goednummer 867461) en- schoenen (goednummer 867465),

aan verdachte.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 18 maart 2015, gewezen onder parketnummer 20/003926-14, te weten:
Een gevangenisstraf voor de duur van 13 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. F. Schneider, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 24 december 2015.
Mr. F. Schneider is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2015205466.
2.Proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 1] , p. 30-31.
3.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , p. 37-38.
4.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 11 december 2015.
5.Proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 2] , opgemaakt en ondertekend d.d. 12 september 2015, p. 62-65.
6.Proces-verbaal rapport van meervoudige fotobewijsconfrontatie, opgemaakt en ondertekend d.d. 12 oktober 2015, p. 82 en 84.
7.Proces-verbaal met betrekking tot de meervoudige fotobewijsconfrontatie, opgemaakt en ondertekend d.d. 12 oktober 2015.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 77
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 15 september 2015.
10.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , opgemaakt en ondertekend d.d. 12 september 2015.