ECLI:NL:RBOBR:2015:7255

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
01/855092-05
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 december 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor doodslag. De vordering tot verlenging was ingediend door de officier van justitie op 22 oktober 2015, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet langer voldaan was aan de voorwaarden voor verlenging van de terbeschikkingstelling, zoals vastgelegd in artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapportages van deskundigen, waaronder psychiater E.A.M. Schouten, die concludeerden dat de terbeschikkinggestelde goed functioneerde en dat er geen sprake meer was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank benadrukte dat de terbeschikkinggestelde na een tbs-traject van tien jaar stabiel functioneerde en dat toezicht en begeleiding van de reclassering niet langer noodzakelijk waren. De rechtbank volgde het standpunt van de officier van justitie en de raadsman dat de vordering tot verlenging moest worden afgewezen, ondanks de wettelijke bepaling dat de terbeschikkingstelling niet kan eindigen voordat de verpleging van overheidswege minimaal een jaar voorwaardelijk beëindigd is geweest. De rechtbank oordeelde dat in dit geval geen sprake was van een contraire beëindiging, omdat de terbeschikkinggestelde geleidelijk naar een zelfstandige situatie was toegewerkt. De beslissing om de vordering tot verlenging af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/855092-05
Uitspraakdatum: 2 december 2015

Beslissing op de vordering verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1983] ,
wonende [adres] te [woonplaats] .

Het onderzoek van de zaak.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 september 2006 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 27 februari 2015, met een jaar verlengd. De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 22 oktober 2015 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar.
Deze vordering is behandeld in openbare raadkamer van deze rechtbank van 2 december 2015. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • een advies van E.A.M. Schouten, psychiater, d.d. 24 september 2015;
  • een reclasseringsrapport, opgemaakt en ondertekend door [unitmanager] , en [reclasseringswerker] , d.d. 11 juni 2015;
  • een voortgangsverslag van de reclassering, opgemaakt en ondertekend door [unitmanager] , en [reclasseringswerker] , d.d. 20 juni 2015;
  • het persoonsdossier van de terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van doodslag, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. Het hiervoor genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van psychiater E.A.M. Schouten is onder meer het navolgende gesteld:

Conclusie ten aanzien van het recidiverisico

Betrokkene lijkt ook binnen de nieuwe situatie van een eigen zelfstandige woning goed te functioneren. Hij heeft binnen de therapieën veel geleerd. Rapporteur schat de kans op een recidive in als laag.

Inschatting risicomanagement

Betrokkene vertoont in de afgelopen jaren geen psychotische kenmerken of zucht naar middelen, welke beide risicofactoren zijn welke het indexdelict in de hand hebben gespeeld. Betrokkene gaf aan zijn tweewekelijkse gesprekken met [persoon 1] , zijn persoonlijke therapeute, te continueren, ook als het toezicht zou eindigen. Alles tezamennemend is rapporteur van mening dat het toezicht niet meer nodig is voor beperking van het recidiverisico. (..)

Concluderend komt rapporteur tot de volgende diagnose: een 32-jarige man met cannabismisbruik in volledige remissie en in het verleden een psychotische stoornis nao en een persoonlijkheidsstoornis. (..)
Betrokkene blijkt een lage aanleg voor psychoses te hebben. Hij heeft ook al jaren geen middelen meer gebruikt. Zijn persoonlijkheidsproblematiek is inmiddels sterk verbleekt en niet meer als een persoonlijkheidsstoornis te benoemen. Hij functioneert goed in de nieuwe situatie van een zelfstandige woning. Hij heeft veel van het geleerde uit de therapieën geïnternaliseerd en geautomatiseerd. Rapporteur komt tot de conclusie dat het recidiverisico op basis van de stoornis laag is. (..)
Toezicht en begeleiding van de reclassering lijkt niet langer noodzakelijk. Betrokkene zal zijn behandeling bij de polikliniek van Inforsa voortzetten.”.(..)
In voornoemd rapport van de reclassering is onder meer het navolgende gesteld:

(..) “Recidiverisico

Het huidig functioneren van betrokkene is stabiel. Betrokkene heeft een uitgebalanceerde tijdsbesteding. Hij neemt zorgvuldig de tijd zijn woning in te richten, de omgeving eigen te maken en alle administratieve zaken op orde te maken. [persoon 2] volgt dit op enige afstand, er is geen reden actief te ondersteunen, betrokkene kan het goed zelf. Toch bespreekt betrokkene een en ander wel met [persoon 2] , daarmee goed inzicht gevend in zijn functioneren.
[persoon 1] is eveneens van mening dat betrokkene stabiel functioneert. Waar er lastige momenten zijn voor betrokkene, zoals onderhavig onderzoek, weet hij haar, zoals beschreven, te vinden. Ten aanzien van het recidiverisico wijst zij op de hele specifieke omstandigheden waaronder het delict plaatsvond: de relatie met vader na moeders overlijden, de andere levensfase, het ernstige verkeersongeluk en lange periode van revalidatie waarin betrokkene opnieuw moest leren lopen. Betrokkene gebruikte tot aan opname in de tbs-kliniek een antipsychoticum, deze werd snel afgebouwd. Van psychotische belevingen is geen sprake meer geweest. Er is ingezet op inzicht geven in aannames van betrokkene over zichzelf die hem belemmeren en frustreren. Daar is naar mening van zijn huidig behandelaar veel in bereikt. Bij het huidig functioneren van betrokkene schatten wij de kans op recidive als laag in. (..)

Conclusie

Het huidige functioneren van betrokkene na een tbs-traject van 10 jaar, de bevindingen van zowel zijn huidig behandelaar, de woonbegeleider en de reclassering geeft voldoende vertrouwen in betrokkenes kunnen functioneren zonder tbs kader.

Advies reclassering

Wij adviseren de maatregel tbs op te heffen, maar zijn ons bewust van de wettelijke bepaling dat de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging (artikel 509t Wetboek van Strafvordering) gedurende minimaal 1 jaar voorwaardelijk beëindigd dient te zijn geweest, alvorens tot beëindiging van de terbeschikkingstelling overgegaan kan worden. Wellicht is er een mogelijkheid de zaak aan te houden teneinde deze periode te overbruggen.“(..)
De terbeschikkinggesteldeheeft verkort en zakelijk weergegeven verklaard dat het heel goed met hem gaat. Hij heeft een eigen woning, die hij zelf heeft opgeknapt en woont in een leuke buurt. Hij heeft een goede band opgebouwd met [persoon 1] en is voornemens om dat contact in stand te houden, ook wanneer de terbeschikkingstelling wordt beëindigd. Hij heeft geleerd dat wanneer hij hulp nodig heeft, hij dat tijdig aan moet geven.
De deskundige [reclasseringswerker] ,heeft bij de behandeling in raadkamer gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts verklaard dat de terbeschikkinggestelde heel goed weet wat hij wel of niet aankan. De reclassering heeft alle vertrouwen in hem. De reclassering vindt het in principe niet nodig om de beslissing drie maanden uit te stellen; deze drie maanden zijn puur vanwege eventuele juridische beletsels genoemd. Inhoudelijk zou het nu verantwoord zijn de maatregel te beëindigen.
De officier van justitieheeft aangevoerd dat het zijn voorkeur heeft om de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling af te wijzen, maar dat hij gebonden is aan de bepaling van artikel 509t, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop verzoekt de officier van justitie om de beslissing over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling aan te houden totdat de wettelijke termijn van één jaar verstreken is.
De raadsman van de terbeschikkinggesteldeheeft aangevoerd dat de wet in onderhavig geval in principe belet dat de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling zou kunnen worden afgewezen. Primair zijn er evenwel argumenten om toch over te gaan tot afwijzing van de vordering tot verlenging.
Ten eerste:volgens artikel 509q van het Wetboek van Strafvordering gaat de nieuwe termijn van de maatregel in op de dag waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zou zijn geëindigd. Deze bepaling kan ook gelden voor de periode van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Die zou dan met terugwerkende kracht ook vanaf november 2014 lopen.
In eerste instantie was de terbeschikkinggestelde opgeroepen om in december 2014 in openbare raadkamer te verschijnen. Die behandeling kon geen doorgang vinden omdat de deskundigen verhinderd waren om te verschijnen. Indien de behandeling in december 2014 wel doorgang had gevonden, was de termijn van één jaar inmiddels verstreken.
Ten tweede:alle betrokken partijen stellen zich op hetzelfde inhoudelijke standpunt, te weten afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Van contrair beëindigen, zoals bedoeld in de wetsgeschiedenis, zou in onderhavig geval derhalve geen sprake zijn. Om die reden kan de wettelijke bepaling die beëindiging van de maatregel thans verhindert buiten toepassing gelaten worden.
Ten derde: heeft het Hof in Arnhem eerder bepaald dat als er geen grondslag is om te komen tot een verlenging van de terbeschikkingstelling, verlenging in strijd is met artikel 5 van het EVRM; het recht om je vrij te verplaatsen (naar het buitenland) en eventueel woonplaats te kiezen. Ten overvloede: een groot deel van de familie van de terbeschikkinggestelde woont in Barcelona.
Ten vierde:Met aanhouding van de behandeling of verlenging wordt geen enkel materieel doel gediend. Ook om die reden zou de vordering van de officier van justitie afgewezen behoren te worden.
Subsidiair sluit de verdediging aan bij het standpunt van de officier van justitie om de behandeling voor drie maanden aan te houden.
Het oordeel van de rechtbank.
Voorop moet worden gesteld dat op grond van artikel 38d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de termijn van een terbeschikkingstelling slechts kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging eist. Daarnaast is vereist dat ten tijde van de verlenging nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de ter beschikking gestelde.
Gelet op de rapportage van psychiater E.M.A. Schouten, het reclasseringsrapport van
11 juni 2015 en de toelichting ter terechtzitting door deskundige [reclasseringswerker] , is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet aannemelijk is dat bij de terbeschikkinggestelde (nog) sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Er kan dan ook niet (meer) gesproken worden van een pathologisch bepaald recidivegevaar.
Dit betekent dat niet langer is voldaan aan de vooropgestelde vereisten voor verlenging van de terbeschikkingstelling en dat de vordering om die reden zou moeten worden afgewezen.
Ingevolge artikel 509t, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering vindt beëindiging van de terbeschikkingstelling echter niet plaats dan nadat de verpleging van overheidswege gedurende minimaal een jaar voorwaardelijk beëindigd is geweest. Dit laatste is in deze zaak nog niet het geval. De rechtbank heeft de verpleging van overheidswege pas op 27 februari 2015 voorwaardelijk beëindigd. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat ook deze voorwaardelijke beëindiging met terugwerkende kracht is ingegaan op de dag waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zou zijn geëindigd indien geen vordering tot verlenging was ingediend.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat met de wetswijziging is beoogd zogenaamde ‘contraire beëindigingen’ van de terbeschikkingstelling onmogelijk te maken. Van een contraire beëindiging is volgens de wetgever sprake wanneer de terbeschikkingstelling wordt beëindigd zowel tegen de wens van het openbaar ministerie als tegen het advies van de deskundigen in. Daarmee wil de wetgever de onwenselijke situatie voorkomen dat de betrokkene abrupt en zonder enige vorm van begeleiding wordt vrijgelaten, met alle mogelijke recidiverisico’s van dien. De wetgever is er daarbij vanuit gegaan dat het openbaar ministerie slechts om verlenging van de maatregel verzoekt indien het van mening is dat die niet beëindigd moet worden.
Indien de officier van justitie in de onderhavige zaak zou hebben besloten geen verlengingsvordering in te dienen, dan zou de terbeschikkingstelling inmiddels van rechtswege zijn geëindigd. Nu de officier van justitie – in verband met het ontbreken van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens alsmede recidivegevaar – heeft aangevoerd dat afwijzing van de verlengingsvordering zijn voorkeur verdiende, is van een contraire beëindiging in materiële zin geen sprake. In het onderhavige geval doet zich overigens ook niet de situatie voor waarbij betrokkene abrupt en zonder enige vorm van begeleiding wordt vrijgelaten. Er is geleidelijk toegewerkt naar de huidige situatie, waarbij betrokkene heeft laten zien volledig zelfstandig en stabiel te kunnen functioneren. Hoewel de deskundigen van mening zijn dat toezicht en begeleiding niet langer noodzakelijk is, zal betrokkene zijn contacten met de psychiatrische polikliniek Inforsa ook na de beëindiging van de terbeschikkingstelling voortzetten.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat artikel 509t, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering toepassing mist in gevallen als de onderhavige. Zij staat in deze zaak dan ook niet aan afwijzing van de verlengingsvordering in de weg.
De vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling zal worden afgewezen.
Voor inwilliging van het gedane verzoek tot aanhouding van de behandeling in openbare raadkamer bestaat daarom geen aanleiding.

DE BESLISSING

De rechtbank:
wijstde vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde]
af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.J. Sangers- de Jong, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. M.M.J. Nuijten, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2015.
Mr. M.M.J. Nuijten is buiten staat deze beslissing (mede) te ondertekenen.