ECLI:NL:RBOBR:2015:7106

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
14 december 2015
Zaaknummer
01/860368-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen gepleegd door een grootouder met zijn minderjarige kleinkind

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende meerdere jaren ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn (stief)kleindochter, die op dat moment aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte, geboren in 1945, werd beschuldigd van verschillende seksuele handelingen met het slachtoffer, dat in de tenlastegelegde periode tussen de 10 en 13 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen wrijven over de buik, borsten en vagina van het slachtoffer, het kussen op verschillende plekken van haar lichaam, en het onder de douche wassen van het slachtoffer. De handelingen zijn begonnen toen het slachtoffer ongeveer 10 jaar oud was en hebben zich voortgezet tot zij dertien jaar oud was. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door de deels bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen, wat in strijd is met de sociaal-ethische normen en de bescherming van minderjarigen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een behandelverplichting. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, volledig toegewezen tot een bedrag van € 1.000,--, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860368-14
Datum uitspraak: 04 december 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1945,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 augustus 2015 en 20 november 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 juli 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 december 2005 tot en met 22 december 2008 te Cuijk, met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 1995), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
- het meermalen althans éénmaal over de buik en/of de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] wrijven,

en/of

- het meermalen althans éénmaal met de vinger(s) over de clitoris van die [slachtoffer] wrijven,
en/of
- het meermalen althans éénmaal kussen van die [slachtoffer] op verschillende plekken op haar lichaam,
- het meermalen althans éénmaal met zijn tong op de borsten en/of op/in de vagina van die [slachtoffer] draaiende bewegingen maken,
en/of
- het meermalen althans éénmaal onder de douche inzepen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
en/of
- het meermalen althans éénmaal zich laten aftrekken door die [slachtoffer] ,
en/of
- het éénmaal (met) zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] proberen te gaan/steken,
en/of
- het meermalen althans éénmaal een vibrator tegen het lichaam van die [slachtoffer] houden,
terwijl het/de feit(en) (telkens) is/zijn begaan tegen [slachtoffer] zijnde een minderjarige die aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwd was.
(art 248 lid 2 wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

De vaststaande feiten. [1]
Verdachte is geboren op [geboortedatum 1] 1945 [2] . [slachtoffer] is geboren op [geboortedatum 2] 1995 [3] . Ten tijde van de tenlastegelegde periode was het slachtoffer in de leeftijd van 10 jaar tot 13 jaar oud. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde 60 jaar tot 63 jaar oud.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan ontucht plegen met [slachtoffer] die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, zijnde een minderjarige die aan zijn zorg was toevertrouwd. Zij baseert haar oordeel op de deels bekennende verklaring van verdachte en de volgens haar zeer gedetailleerde en betrouwbare verklaring van [slachtoffer] . De verklaring van [slachtoffer] wordt voorts ondersteund door de verklaring van haar moeder die een gedragsverandering bij haar heeft gezien.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat de handelingen die verdachte heeft verricht, bestaan uit het strelen en kussen van [slachtoffer] . Hij heeft haar meermalen over de buik en borsten gestreeld, meermalen op haar lichaam gekust en meermalen onder de douche gewassen. De vraag is of daar een seksuele betekenis aan gehecht mag worden. Verdachte heeft tevens een vibrator tegen haar lichaam gehouden. De overige handelingen worden bestreden en hiervoor dient volgens de raadsman vrijspraak te volgen. Verdachte zag [slachtoffer] wel als zijn kleinkind en was zich ervan bewust dat zij aan zijn zorg was toevertrouwd.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 13 mei 2014 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan tegen haar stiefopa [verdachte] (verdachte) van seksueel misbruik. Aangeefster heeft onder meer verklaard dat zij tijdens het logeren samen met verdachte in zijn woning te Cuijk seksfilms heeft gekeken. Verdachte is op enig moment over haar rug en buik gaan wrijven. Zij lagen beiden naakt in bed. Verdachte wreef ook over haar borsten. Verdachte heeft met zijn vingers over haar vagina en clitoris gewreven. Verdachte heeft haar met zijn mond overal gekust. Hij heeft met zijn tong rondjes gedraaid bij haar vagina en clitoris. Toen zij 11 of 12 jaar was, heeft verdachte eenmaal zijn wijsvinger in haar vagina gestoken. Aangeefster voelde toen een pijnscheut. Verdachte heeft een keer een vibrator tegen haar lichaam gehouden. Aangeefster heeft verdachte meermalen afgetrokken. Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte steeds mee ging douchen om haar overal met zijn handen te wassen met zeep. De handelingen zijn begonnen toen zij ongeveer 10 jaar oud was en kwamen constant voor. Het is gestopt, omdat [slachtoffer] erachter kwam dat het niet normaal was wat er gebeurde. [4] Het is doorgegaan tot zij dertien jaar was. [5]
De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar op 16 april 2014 vertelde dat haar stiefopa [verdachte] haar had aangeraakt. Zij wees daarbij naar haar kruis. [slachtoffer] heeft haar verteld dat zij samen pornofilms hebben bekeken, dat [verdachte] haar van onderen heeft aangeraakt, dat hij haar nooit heeft gepenetreerd, “alleen maar oraal”. [6]
Verdachte heeft op 9 en 10 september 2014 bij de politie eerst een ontkennende verklaring afgelegd. Bij zijn derde verklaring, op 10 september 2014, heeft hij ondermeer verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gestreeld over de borst en de buik, zowel boven als onder haar kleding. Dat was in de tijd dat [slachtoffer] nog geen borstontwikkeling had. Zij hebben samen een aantal keer seksfilms gekeken. Hij heeft haar kusjes gegeven op haar borst. Verdachte had in zijn woning een vibrator liggen. Hij heeft deze tegen haar lichaam gehouden en [slachtoffer] vond dat heel prettig. Verdachte heeft [slachtoffer] op haar buik en navel gekust. Zij gingen samen douchen. Verdachte heeft haar gewassen, ook tussen haar benen. Verdachte heeft verklaard dat hij alleen heeft gedaan wat [slachtoffer] zelf wilde. Het zou kunnen dat zij zijn penis heeft aangeraakt. Als zij samen een seksfilm keken, kwam er een druppeltje vocht uit zijn penis en dat heeft [slachtoffer] gezien. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij seksuele spelletjes hebben gespeeld, maar dat dit geen echte seks was.
[slachtoffer] heeft op een gegeven moment tegen hem gezegd: “Ik wil al die dingen niet meer. Dat staat zo raar als je die dingen met je opa doet.” De lichamelijke contacten tussen hen zijn toen gestopt. [7]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op enig moment in zijn woning te Cuijk aan [slachtoffer] in het kader van seksuele voorlichting een instructievideo heeft laten zien. Zij was toen ongeveer 10-11 jaar oud. Hij heeft tijdens het kijken van seksfilms haar buik gestreeld en over haar lijf gestreeld. Hij heeft ook haar gekust op haar blote borsten, buik en navel. Het zou volgens verdachte kunnen dat hij haar vagina heeft gestreeld. Het is weleens gebeurd dat hij bij [slachtoffer] onder de douche ging staan om haar te helpen zichzelf te wassen. Verdachte is volgens eigen zeggen te ver gegaan met het strelen en kussen van [slachtoffer] . Hij heeft zich laten overhalen door [slachtoffer] . Verdachte heeft verklaard dat de gedragingen twee jaar hebben geduurd. [8]
De rechtbank constateert dat aangeefster bij de politie zeer gedetailleerd heeft verklaard over de seksuele handelingen die tussen haar en verdachte hebben plaatsgevonden. Zij is daarbij zeer open en eerlijk, verklaart van wie het initiatief uitging en onder welke omstandigheden de handelingen plaatsvonden. De verklaring van aangeefster wordt op punten ondersteund door de deels bekennende verklaring van verdachte. Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] over haar buik, borsten en vagina heeft gewreven, dat hij haar op verschillende plekken op haar lichaam heeft gekust, samen met [slachtoffer] heeft gedoucht en haar heeft ingezeept en een vibrator tegen het lichaam van [slachtoffer] heeft gehouden. Verdachte heeft ook verklaard over kaartspelletjes die zij speelden en waarbij zij zich uitkleedden. [slachtoffer] heeft hierover ook verklaard. Ook over de wijze hoe de handelingen zijn geëindigd, verklaren aangeefster en verdachte min of meer gelijkluidend.
De rechtbank ziet op grond van de inhoud van het dossier geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en zal deze daarom volgen in de lezing van hetgeen zich tussen verdachte en aangeefster heeft afgespeeld. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het bewijsminimum, nu niet elk onderdeel van de tenlastelegging door twee of meer bewijsmiddelen gedekt hoeft te zijn.
Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] aan haar vagina en clitoris heeft gelikt en aangeraakt, zich door haar heeft laten aftrekken en met zijn vinger in haar vagina is geweest. De rechtbank acht deze ontkennende verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Ook over deze handelingen heeft aangeefster zeer betrouwbaar verklaard. Uit de verklaring van zowel aangeefster als verdachte blijkt dat er gedurende een langere periode een soort van seksuele relatie heeft bestaan tussen hen. De verklaring van verdachte dat zij “soms ook gewoon gingen slapen zonder elkaar aan te raken”, is hiervoor illustrerend. Dat verdachte [slachtoffer] seksuele voorlichting wilde geven en daarbij naar eigen zeggen geen seksuele beleving had, acht de rechtbank ook ongeloofwaardig. Evenmin speelt een rol dat verdachte impotent zou zijn geweest, omdat dat niet aan het plegen van ontuchtige handelingen in de weg hoeft te staan.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank vat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ten aanzien van de door verdachte erkende gepleegde handelingen, namelijk het meermalen strelen van buik en borsten, meermalen kussen van haar lichaam en het onder de douche wassen van [slachtoffer] , op als een bewijsverweer. Volgens de verdediging zou geen sprake zijn geweest van ontuchtige handelingen.
Het verrichten van seksuele handelingen door een 60-jarige opa met een 10-jarige kleinkind is in strijd met de sociaal-ethische norm, zoals bedoeld bij het strafbaar stellen van een dergelijke gedraging in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. Van belang is de bescherming van minderjarigen onder de zestien jaar tegen het ondergaan van ernstige seksuele handelingen. Het strelen, kussen en het wassen van een kleinkind, zoals dat gelet op het gehele complex van handelingen in deze zaak heeft plaatsgevonden, is te kwalificeren als een vorm van ontuchtig handelen. Dat geldt, ten overvloede, ook voor de overige bewezenverklaarde handelingen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 22 december 2005 tot en met 22 december 2008 te Cuijk, met [slachtoffer] geboren op 22 december 1995), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het over de buik en de borsten en de vagina van die [slachtoffer] wrijven,

en

- het met de vinger over de clitoris van die [slachtoffer] wrijven,
en
- het kussen van die [slachtoffer] op verschillende plekken op haar lichaam,
- het met zijn tong op de borsten en op de vagina van die [slachtoffer] draaiende bewegingen maken,
en
- het meermalen onder de douche inzepen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
en
- het meermalen zich laten aftrekken door die [slachtoffer] ,
en
- het éénmaal zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] proberen te steken,
en
- een vibrator tegen het lichaam van die [slachtoffer] houden,
terwijl de feiten telkens zijn begaan tegen [slachtoffer] zijnde een minderjarige die aan zijn zorg toevertrouwd was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt dat verdachte een behandeling bij Kairos dient te ondergaan.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte reeds zwaar is gestraft doordat hij geen contact meer heeft met [slachtoffer] , een voor hem dierbaar persoon die hem heeft laten vallen. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat hij zich kan vinden in het strafadvies van de heer Van den Eelaart zoals hij dit heeft verwoord in het adviesrapport gedateerd 04-07-2015. Dit houdt in een geheel voorwaardelijke straf met daaraan reclasseringstoezicht gekoppeld en de verplichting therapie te volgen bij Kairos, voor zolang die instelling en de reclassering dat nodig achten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gedurende meerdere jaren meermalen ontuchtige handelingen plegen met zijn (stief)kleindochter die op dat moment aan zijn zorg was toevertrouwd. Er was sprake van vergaande seksuele handelingen, waaronder het zich veelvuldig laten aftrekken door [slachtoffer] en het eenmalig zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] proberen te steken. Uit het dossier blijkt dat de handelingen zijn gestopt doordat [slachtoffer] op enig moment heeft aangegeven dat zij de handelingen niet langer meer normaal vond.
[slachtoffer] bevond zich in een afhankelijke positie van verdachte. Zij was immers aan zijn zorg toevertrouwd en was gelet op haar jeugdige leeftijd weinig weerbaar. Verdachte heeft hier voor zijn eigen gerief misbruik van gemaakt. Dergelijke gedragingen leiden vaak tot een gestoorde seksuele ontwikkeling van een kind en kunnen ernstige schade toebrengen aan de geestelijke ontwikkeling van slachtoffers. Dat dit ook bij [slachtoffer] speelt, blijkt uit haar slachtofferverklaring. Hieruit blijkt ook dat zij tot op heden emotionele schade ondervindt van de ontuchtige handelingen. Verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen dat kinderen in volwassenen mogen stellen ernstig beschaamd. Verdachte ziet de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed onvoldoende in en bagatelliseert hetgeen is gebeurd tussen hem en [slachtoffer] . Dit kan bijdragen aan een moeilijke verwerking van de gebeurtenissen bij haar. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank er in strafmatigende zin rekening mee dat sinds het tijdstip waarop de door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank is echter van oordeel dat voor deze feiten in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank acht dit uit het oogpunt van vergelding op zijn plaats. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen ruimte om aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank houdt hiermee naar haar oordeel tevens voldoende rekening met de hoge leeftijd en gezondheid van verdachte. Verdachte is reeds 70 jaar oud.
Alles in overweging nemende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en geboden. De rechtbank zal deze op te leggen gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen, te weten drie maanden, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij de gehele vordering van de benadeelde partij toewijsbaar acht, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet rijk is en een inkomen heeft van € 1.250,-- per maand. Gelet daarop heeft de raadsman verzocht de vordering deels toe te wijzen, namelijk een bedrag van € 500,--, en dit bedrag in termijnen te mogen betalen.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en redelijk en billijk. Zij acht de vordering daarom in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman af het toegewezen bedrag in termijnen te mogen betalen, omdat zij daartoe geen aanleiding ziet.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
*
Gevangenisstrafvoor de duur van
9 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht,
waarvan 3 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering; ook als dat inhoudt dat verdachte een verplichte behandeling dient te ondergaan bij Kairos, zolang de instelling en de reclassering dat nodig achten;
- dat veroordeelde zich (uiterlijk) binnen drie dagen na de vonnisdatum zal melden bij de reclassering te 's-Hertogenbosch , Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

* Maatregel van schadevergoeding van EUR 1000,00

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.000,-- (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat geheel uit een immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van EUR 1.000,-- (zegge: duizend euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans, griffier,
en is uitgesproken op 4 december 2015.
mr. B. Poelert en mr. I.J.A.M. Balemans zijn beiden buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, divisie informatie en opsporing, registratienummer PL2100-2014036956, afgesloten op 1 oktober 2014, 91 doorgenummerde bladzijden.
2.Verklaring verdachte d.d. 10 september 2014, proces-verbaal blz. 80-91.
3.Aangifte [slachtoffer] d.d. 13 mei 2014, proces-verbaal blz. 21-33.
4.Aangifte [slachtoffer] d.d. 13 mei 2014, proces-verbaal blz. 21-33.
5.Informatief gesprek zeden [slachtoffer] d.d. 29 april 2014, proces-verbaal blz. 16.
6.Aangifte [aangever] d.d. 20 mei 2014, proces-verbaal blz. 34-37.
7.Verklaring verdachte d.d. 10 september 2014, proces-verbaal blz. 80-91.
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 20 november 2015.