Op 15 december 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch een vonnis gewezen in de ontnemingszaak tegen een veroordeelde, geboren in Vietnam in 1981 en thans gedetineerd in P.I. HvB Grave. De zaak betreft de ontneming van een bedrag van € 48.224,93, dat is verkregen uit een hennepoogst van 703 planten. De officier van justitie vorderde de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag, gebaseerd op de veronderstelling dat de veroordeelde voordeel had genoten uit een eerdere oogst van hennepplanten.
Tijdens de zitting op 1 december 2015 heeft de officier van justitie haar vordering toegelicht, waarbij zij zich baseerde op bewijs dat de veroordeelde in de periode van 1 mei 2015 tot en met 1 juni 2015 hennepplanten heeft geteeld. De verdediging betwistte dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten en pleitte voor afwijzing van de vordering. In subsidiaire zin werd verzocht om een gematigde vordering.
De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de veroordeelde voordeel had genoten uit een eerdere oogst van 703 hennepplanten, ondanks het feit dat hij geen verklaring had gegeven over deze oogst. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bewijsmiddelen en de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, die in bijlage A van het vonnis zijn opgenomen. De totale netto opbrengst van de oogst werd vastgesteld op € 48.224,93, na aftrek van kosten.
De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, dat hij heeft verkregen door middel van of uit de baten van het feit ter zake waarvan hij is veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. P.J.H. Van Dellen als voorzitter, en is op 15 december 2015 openbaar gemaakt.