ECLI:NL:RBOBR:2015:6994

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
7 december 2015
Zaaknummer
01/845648-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk brand stichten en vernieling van goederen in Veldhoven

Op 8 december 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 augustus 2015 in Veldhoven opzettelijk brand heeft gesticht in de auto van zijn moeder en zus, en daarbij ook ruiten van de auto en de woning heeft vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een ruzie met zijn broer, de auto in brand heeft gestoken, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen. De verdachte is ter plaatse aangehouden door de politie, nadat getuigen hem hadden gezien met een baksteen en een aansteker. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie de feiten als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit, onder andere vanwege mogelijke persoonsverwisseling. De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk brand stichten en vernieling. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845648-15
Datum uitspraak: 08 december 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven op het adres [postcode] [woonplaats] , [adres verdachte] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 november 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 oktober 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 in de gemeente Veldhoven, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur een auto (geparkeerd bij [adres 1] ) in brand gestoken, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander of anderen, te weten voor [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of andere nabije personen (onder meer buren, bezoekers, omstanders en politieagenten) en of terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor bovengenoemde auto met inhoud en/of andere omliggende goederen (onder meer huisdieren, de bomen en planten en de goederen van bovengenoemde personen) te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Veldhoven opzettelijk en wederrechtelijk ruiten, althans een ruit (autoruit en/of woningruit) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 13 augustus 2015 heeft er brand gewoed in een personenauto, geparkeerd op de oprit van het adres [adres 1] te Veldhoven. Tevens is er een ruit van voornoemde auto en een ruit van de woning op voornoemd adres die bewuste nacht vernield. De vraag moet worden beantwoord of verdachte deze brand heeft gesticht en de vernielingen heeft aangericht. Tevens moet de rechtbank beoordelen of er door het in brand steken van de auto levensgevaar voor een ander of anderen is geweest en/of gemeen gevaar voor goederen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vindt de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vindt de officier van justitie dat sprake is van levensgevaar voor anderen en gemeen gevaar voor goederen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de feiten 1 en 2 bepleit.
Er zou sprake kunnen zijn van een persoonsverwisseling. Als aanknopingspunt daarvoor heeft de raadsman het verschil in door de moeder en zus van verdachte opgegeven signalementen genoemd en ook het feit dat verdachte een eeneiige tweelingbroer heeft.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is er in ieder geval geen sprake van levensgevaar voor een ander of anderen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Verbalisanten S.D. Mol en A. Turkmenoglu hebben gerelateerddat zij op 13 augustus 2015 na een melding omstreeks 01.30 uur naar het adres [adres 1] te Veldhoven zijn gegaan. De melding was dat [verdachte] met stenen aan het gooien zou zijn tegen de auto van de dochter van [slachtoffer 1] . Ter plaatse zagen de verbalisanten verdachte staan bij de auto met [kenteken] De achterruit van de auto was vernield. Er kwam rookontwikkeling uit de auto. De auto vatte vlam en [verdachte] zei: ‘Pak maar een brandblusser want ik heb de auto in brand gestoken.’
Verdachte is daarop meteen aangehouden terzake artikel 157, lid 1 en 2 en artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Verbalisant Turkmenoglu hoorde dat verdachte daarop zei dat het er van moest komen, want ik heb jullie, politie gebeld en jullie kwamen niet. Verbalisant vroeg aan hem wat hij hiermee bedoelde omdat zij kort daarvoor langs gereden zijn en hij toen nog naar hen zwaaide.
Verbalisant Turkmenoglu hoorde dat verdachte zei ‘ja en daarna heb ik het gedaan. ’
Verbalisant Mol zag dat op de eerste verdieping een raam was vernield. [2]
Door verbalisanten werd geconstateerd dat op de eerste verdieping aan de voorzijde van de woning een ruit was ingegooid. De baksteen lag op deze slaapkamer. [3]
Verbalisanten Turkmenoglu en Mol hebben verdachte om 01.41 uur aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 157, lid 1 en 2 en artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. [4]
Op 13 augustus 2015 heeft [slachtoffer 1] , wonende te Veldhoven, [adres 1] , aangifte gedaan van vernieling.
Op 13 augustus 2015 omstreeeks 01.15 uur hoorde zij [verdachte] rond het huis slenteren. Omstreeks 01.25 uur kwam haar dochter haar waarschuwen dat [verdachte] allemaal stenen tegen de auto aan smeet. Ze heeft een raam geopend. Ze zag dat [verdachte] een baksteen door de ruit van de bijrijderskant van de auto gooide. Ze zag dat een baksteen een ruit op de eerste verdieping raakte en door de ruit ging, waardoor de ruit vernield werd.
Haar dochter had de politie aan de lijn. Ze keek weer naar buiten en zag dat [verdachte] tegen de auto aan stond. Ze zag dat er een vuur ontstond in het midden van de achterbank van de auto. Ze weet zeker dat het [verdachte] was die de vernielingen pleegde en de brand stichtte. [5]
Op 13 augustus 2015 heeft [slachtoffer 2] , wonende te Veldhoven, [adres 1] , aangiftegedaan van brandstichting en vernieling van de auto Fiat Punto, [kenteken]
Op 13 augustus 2015 tussen 00.30 uur en 00.45 uur hoorde ze haar broer [verdachte] buiten in hun tuin. Ongeveer 10 minuten later hoorde ze [verdachte] door de brievenbus roepen dat hij het opgelost had. Ze hoorde 5 à 10 minuten niks. Ze hoorde vervolgens een doffe knal. Ze zag dat [verdachte] een baksteen vasthad in zijn rechterhand. Ze zag dat hij deze naar de achterklep van haar auto gooide. Ze hoorde dat deze steen haar auto raakte.
Ze zag ook dat hij twee keer naar het raam aan de bestuurderszijde heeft gegooid. Ze zag dat [verdachte] met zijn linkerbeen de auto was ingestapt. [verdachte] stond met zijn rug naar hun woning toegekeerd. Ze zag dat [verdachte] de aansteker vasthad en hier een vuurtje uit kwam. Ze zag dat hij dit vuurtje in het midden hield van haar achterbank, ter hoogte van de knieholte. Vrij snel daarna zag ze haar auto in auto in brand staan. Toen ze terug kwam op haar slaapkamer, zag ze een steen op haar bed liggen en een gat in haar raam zitten. [6]
Ter aanvulling op haar verklaring heeft [slachtoffer 2] op 16 augustus 2015 verklaard dat zij in de nacht van woensdag 12 augustus 2015 op 13 augustus 2015 haar bril op had en alles goed kon zien. [7]
[buurtbewoner] , wonende [adres buurtbewoner] , heeft op 13 augustus 2015 verklaarddat zij die dag omstreeks 01.25 uur wakker werd van geschreeuw.Zij zag ter hoogte van nummer 56 een van de aldaar wonende zoons van [verdachte] . Ze hoorde een man roepen in de richting van het huis en zag hem meerdere malen werpbewegingen maken in de richting van de auto en in de richting van de 1e etage van de woning. Tevens hoorde ze klappen.
Vervolgens zag ze de man naar het voertuig lopen. Ze zag dat hij door het kapotte raam aan de bestuurderszijde de deur opende. Ze zag een puntje vuur. Even hierna ging de man weer uit de auto en liep hij naar de achterzijde van de auto. Direct hierna zag ze in de achterzijde van de auto een steekvlam. Ze ziet dat de man weer even kort de auto ingaat en er direct weer uitgaat. Ongeveer op dit moment zag ze de eerste politieauto ter plaatse komen. 1 à 2 minuten hierna stond de personenauto in lichterlaaie. Ze zag dat de man voor de woning bleef staan en door de politie werd aangehouden. [8]
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de brand in de auto heeft gesticht en de ruit van de auto en de ruit van de woning heeft vernield. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het relaas van de verbalisanten, weergegeven in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, en de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] die elkaar in essentie ondersteunen.
Dat [verdachte] heeft verklaard dat verdachte een driekwart broek aan had en [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte een korte spijkerbroek aan had, doet niets af aan de betrouwbaarheid van deze getuigenverklaringen.
Dat de dader de tweelingbroer van verdachte zou zijn geweest, acht de rechtbank volstrekt niet aannemelijk geworden. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben verklaard dat zij verdachte duidelijk hebben herkend. Daarnaast is verdachte door de politie in de nabijheid van de auto aangetroffen en aangehouden en is de broer van verdachte helemaal niet ter plaatse aangetroffen of gezien.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat er door het in brand steken van de auto gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de auto met inhoud en andere omliggende goederen te duchten was, zoals hierna in de bewezenverklaring is vermeld.
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat op het moment van de brand levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 13 augustus 2015 in de gemeente Veldhoven, opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur een auto (geparkeerd bij [adres 1] ) in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor bovengenoemde auto met inhoud en andere omliggende goederen (de bomen en planten en de goederen van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] ) te duchten was.
2.
op 13 augustus 2015 te Veldhoven opzettelijk en wederrechtelijk ruiten, (autoruit en woningruit), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 (levensgevaar voor anderen en gevaar voor goederen) en 2:
  • een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en het opleggen van de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en het opleggen van de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht;
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie bij haar eis uitgaat van een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘levensgevaar voor anderen’. Bij een bewezenverklaring van alleen gemeen gevaar voor goederen kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Verdachte heeft naast dit feit geen feiten op de documentatie staan. Hij wil geen contact meer met zijn familie en heeft werk zodra hij vrij komt.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In het nadeel van verdachte
Verdachte heeft midden in de nacht de auto van zijn zus en zijn moeder in brand gestoken. De auto stond op dat moment dichtbij de woning, hetgeen zeer gevaar zettend is. Daarnaast heeft verdachte een ruit van de auto en een ruit van de slaapkamer van zijn zus vernield, door een baksteen door deze ruiten te gooien. Verdachte heeft dit gedaan zonder een echte aanleiding daarvoor te hebben. Hij heeft kort daarvoor ruzie met zijn broer gehad, bij welke ruzie de moeder en zus van verdachte geen enkel aandeel hebben gehad. Door het handelen van verdachte is er forse schade ontstaan. De brandstichting heeft veel gevoelens van angst en onveiligheid bij de zus en de moeder van verdachte veroorzaakt, zo blijkt uit de slachtofferverklaringen.
Verdachte heeft zich bij het plegen van de feiten niets aangetrokken van de gevolgen voor de slachtoffers. Ook ter terechtzitting heeft verdachte op geen enkele wijze de indruk gewekt het laakbare van zijn handelen in te zien.
In het voordeel van verdachte
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. De rechtbank zal een gedeelte van vijf maanden van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat een toezicht door de reclassering zeker een toegevoegde waarde zou kunnen hebben voor verdachte zal de rechtbank dit niet als bijzondere voorwaarde opleggen omdat de reclassering een dergelijk toezicht niet heeft geadviseerd en op de terechtzitting ook niet is gebleken dat verdachte gemotiveerd is voor een dergelijk toezicht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie van oordeel is dat verdachte ten aanzien van feit 1 moet worden vrijgesproken van ‘levensgevaar voor een ander of anderen’ en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman van verdachte verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman van verdachte verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregelen.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens telkens een schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank telkens bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 157
350.

DE UITSPRAAK

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is T.a.v. feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
T.a.v. feit 1, feit 2:
- Maatregel van schadevergoeding van € 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 300,-- (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 13 augustus 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 300,-- (zegge: driehonderd euro), betreffende immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 13 augustus 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 1, feit 2: Maatregel van schadevergoeding van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 13 augustus 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij J.G.M. [slachtoffer 1] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro), betreffende immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 13 augustus 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. Van Dellen, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 8 december 2015.
Mr. Poelert is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de regiopolitie Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam De Kempen met registratienummer PL2100-2015183781 z, opgemaakt op 17 augustus 2015, pag. 1 tot en met 78.
2.Bevindingen verbalisanten, pag. 38-39
3.Bevindingen verbalisanten, pag. 48
4.Bevindingen verbalisanten pag. 11
5.Aangifte [slachtoffer 1] , pag. 34-35
6.Aangifte [slachtoffer 2] , pag. 23-25
7.Verklaring [slachtoffer 2] , pag. 75
8.Verklaring R. Meulendijk, pag. 52