ECLI:NL:RBOBR:2015:6956

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2015
Publicatiedatum
4 december 2015
Zaaknummer
01/865149-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweld en afpersing in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweld in vereniging en afpersing in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 december 2014, samen met anderen, in Eindhoven en Utrecht, een slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd door hem in een auto te duwen en te dreigen met geweld. Tevens heeft de verdachte, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een personenauto (merk BMW) van het slachtoffer weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer gedwongen tot de afgifte van een telefoon door middel van geweld en bedreiging.

De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en is bevoegd om van de zaak kennis te nemen. De verdachte is strafbaar verklaard voor de bewezen feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een gevangenisstraf van 365 dagen moet ondergaan, waarvan 259 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uur moet uitvoeren. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen en de teruggave aan de rechthebbende.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de spijt die hij heeft betoond. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bewezen feiten als zeer ernstig moeten worden beschouwd, maar dat er ook strafmatigende omstandigheden zijn die in het voordeel van de verdachte spreken. De rechtbank heeft uiteindelijk een straf opgelegd die recht doet aan de ernst van de feiten, maar ook aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/865149-14
Datum uitspraak: 07 december 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [Oekraïne] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 maart 2015 en 23 november 2015. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 februari 2015. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 december 2014 te Eindhoven en/of Utrecht en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen voornoemde [slachtoffer 1] opzettelijk en wederrechtelijk in een auto te duwen en/of te dreigen dat die [slachtoffer 1] zich niet moest verzetten omdat hij anders gestoken zou worden en/of vervolgens met die [slachtoffer 1] in die auto van Eindhoven naar (de omgeving van) Utrecht te rijden en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] te dwingen om zijn hoofd omlaag te houden en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] vast te houden op de achterbank van die auto (artikel 282 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 05 december 2014 te Eindhoven en/of Utrecht en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Merk BMW), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] in zijn auto heeft/hebben geduwd en/of dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd zich niet te verzetten omdat hij anders gestoken zou worden, en/of vervolgens met die [slachtoffer 1] in die auto van Eindhoven naar (de omgeving van) Utrecht is/zijn gereden en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen om zijn hoofd omlaag te houden en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgehouden op de achterbank van die auto (artikel 312 Wetboek van Strafrecht);
3.
hij op of omstreeks 05 december 2014 te Eindhoven en/of Utrecht en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (merk Samsung), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] in zijn auto heeft/hebben geduwd en/of dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd zich niet te verzetten omdat hij anders gestoken zou worden en/of vervolgens met die [slachtoffer 1] in die auto van Eindhoven naar (de omgeving van) Utrecht is/zijn gereden en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen om zijn hoofd omlaag te houden en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgehouden op de achterbank van die auto (artikel 317 Wetboek van Strafrecht).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 05 december 2014 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander voornoemde [slachtoffer 1] opzettelijk en wederrechtelijk in een auto te duwen en te dreigen dat die [slachtoffer 1] zich niet moest verzetten omdat hij anders gestoken zou worden en vervolgens met die [slachtoffer 1] in die auto van Eindhoven naar de omgeving van Utrecht te rijden en daarbij die [slachtoffer 1] te dwingen om zijn hoofd omlaag te houden en die [slachtoffer 1] vast te houden op de achterbank van die auto;
2.
op 05 december 2014 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk BMW, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, of zijn mededader die [slachtoffer 1] in zijn auto heeft geduwd en dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd zich niet te verzetten omdat hij anders gestoken zou worden;
3.
op 05 december 2014 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon, merk Samsung, toebehorende aan die [slachtoffer 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer 1] in zijn auto heeft/hebben geduwd en dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd zich niet te verzetten omdat hij anders gestoken zou worden.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten:
  • een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar
  • verbeurdverklaring van:
  • het vrijwaringsbewijs voor [kenteken 1] , goednummer [goednummer 1] en
  • de witte kentekenplaten met het [kenteken 1] , goednummer [goednummer 2] .
 teruggave aan de rechthebbende van
  • het kentekenbewijs deel II van het [kenteken 1] , goednummer [goednummer 1] ,
  • de groene kaart voor het [kenteken 1] , goednummer [goednummer 3] en
  • een personenauto, merk BMW met [kenteken 1] , goednummer [goedenummer 4] .
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Strafverzwarende omstandigheden
Verdachte en zijn mededader hebben zich voorgedaan als kopers van de personenauto van het slachtoffer. Om die personenauto op naam van een van de daders te zetten, is het slachtoffer bij verdachte en zijn mededader, in de auto van het slachtoffer gestapt. Onderweg heeft een van de daders de autopapieren uit de jaszak van het slachtoffer gepakt en is het slachtoffer gedwongen zijn telefoon af te geven. Een van de daders heeft gedreigd het slachtoffer neer te steken als hij niet zou meewerken. Vervolgens zijn verdachte en zijn mededader met het slachtoffer, tegen diens wil in, van Eindhoven naar Utrecht gereden. Nadat de tenaamstelling van de personenauto van het slachtoffer was gewijzigd, is het slachtoffer in Utrecht achtergelaten. Verdachte en zijn mededaders hebben verklaard enkel uit winstbejag te hebben gehandeld. Uit hun handelen spreekt minachting voor andermans eigendom. Verdachte en zijn mededader hebben zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer.
De rechtbank rekent het verdachte en zijn mededader aan dat zij er niet voor terug zijn geschrokken ter voldoening van hun financiële behoeften over te gaan tot een dergelijk tegen een medemens gericht gewelddadig handelen. De rechtbank beschouwt het bewezen verklaarde dan ook als een zeer ernstig feit. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen een negatieve bijdrage geleverd aan de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid nu deze gevoelens door zijn handelen kunnen aanwakkeren.
Strafmatigende omstandigheden.
Nadat het slachtoffer met geweld gedwongen was in de auto plaats te nemen hebben verdachte en zijn mededader nog slechts in beperkte mate dwang uitgeoefend. Gelet op de verklaring die het slachtoffer ter terechtzitting van 23 november 2015 heeft afgelegd, lijkt het gebeuren nauwelijks blijvende gevolgen voor hem te hebben gehad en heeft het slachtoffer zijn leven weer op orde gekregen.
Het plegen van de bewezen verklaarde feiten moet kennelijk als een eenmalige misstap worden gezien, gelet op de persoon van verdachte zoals daarvan uit de over hem uitgebrachte rapportage is gebleken en de indruk die verdachte ter terechtzitting van 23 november 2015 op de rechtbank heeft gemaakt. Op deze terechtzitting heeft verdachte spijt betoond voor zijn handelen. Daarbij heeft hij op de rechtbank een oprechte indruk gemaakt. Ook weegt de rechtbank de jeugdige leeftijd van verdachte mee. Verdachte heeft nog een toekomst voor zich en die wil de rechtbank niet doorkruisen door het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
De strafmodaliteit
In het door GZ-psycholoog drs. M.M.F. van Casteren uitgebrachte rapport wordt onder meer geconcludeerd dat er geen indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht zijn. Deze conclusie wordt ondersteunt door het rapport dat de Reclassering Nederland op 24 februari 2015 over heeft verdachte uitgebracht. De reclassering komt tot de conclusie dat berechting van verdachte middels het volwassenstrafrecht is geïndiceerd. De rechtbank neemt deze conclusies over en zal verdachte volgens het volwassenstrafrecht berechten.
In tegenstelling tot de officier van justitie gaat de rechtbank bij het vaststellen van de op te leggen straf, niet uit van de straffen die voor een overval op een woning worden opgelegd. De rechtbank acht de bewezen verklaarde feiten echter wel zo ernstig dat uit het oogpunt van een juiste normhandhaving in beginsel, slechts kan worden volstaan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
De strafmatigende aspecten in deze zaak brengen de rechtbank er toe om een groot gedeelte van die vrijheidsstraf in voorwaardelijke zin op te leggen en het onvoorwaardelijke gedeelte daarvan te beperken tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Om de ernst van de bewezen verklaarde feiten tot uitdrukking te brengen is de rechtbank van oordeel dat naast een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf de maximaal toelaatbare taakstraf moet worden opgelegd.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van 365 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 259 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 47, 57, 282, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit.

Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.


ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit.

Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.


ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde feit.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
Ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten.
 Een
taakstrafvoor de duur
van 240 urensubsidiair 120 dagen hechtenis
 Een
gevangenisstrafvoor de duur
van 365 dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
259 dagen niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 24 maart 2015 reeds geschorst.

Verbeurdverklaringvan de navolgende onder verdachte in beslag genomen goederen:
- een vrijwaringsbewijs voor [kenteken 1] , goednummer [goednummer 5] en
- twee witte kentekenplaten met het [kenteken 1] , goednummer [goednummer 6] .

Teruggaveaan de rechthebbende van de navolgende in beslag genomen goederen: - het kentekenbewijs deel II van het [kenteken 1] , goednummer [goednummer 1] ,
- de groene kaart voor het [kenteken 1] , goednummer [goednummer 3] en
- een personenauto, merk BMW met het [kenteken 1] , goednummer [goedenummer 4] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. E. Sikkema, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 7 december 2015.
Mr. Sikkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.