ECLI:NL:RBOBR:2015:690

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
01/860193-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 11 februari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in oktober 2001 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een destijds veertienjarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 30 oktober 2001 tot en met 31 oktober 2001, te Geldrop, met het slachtoffer, dat toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een schadevergoeding van € 1.000,-- aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van drie maanden had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een lichtere straf opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die verstreken is sinds het delict.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het gepleegde feit een grote inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit heeft aangetast. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de gevolgen die dergelijke feiten voor slachtoffers kunnen hebben, die vaak langdurige psychische schade ondervinden. De vordering van de benadeelde partij is in zijn geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag van algehele voldoening. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, die op dat moment op nihil waren begroot.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, en de rechtbank heeft de wettelijke artikelen die van toepassing zijn op het vonnis vermeld, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer in overweging heeft genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860193-14
Datum uitspraak: 11 februari 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 december 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2001 tot en met 31 oktober 2001
te Geldrop, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [1987]
), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande
uit het betasten van de borsten en/of vagina en/of clitoris, in elk geval de
schaamstreek en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of het betasten
van zijn, verdachtes, penis door voornoemde [slachtoffer];

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
in de periode van 30 oktober 2001 tot en met 31 oktober 2001 te Geldrop, met [slachtoffer] (geboren op [1987]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande
uit het betasten van de borsten en vagina en clitoris van voornoemde [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Meer specifiek overweegt de rechtbank dat, ondanks de consequente verklaringen van aangeefster, onvoldoende overtuigend bewezen is dat aangeefster de penis van verdachte heeft betast, nu verdachte tijdens het Facebook-gesprek dat hij met aangeefster had en waarbij hij zich onbespied waande, heeft gezegd dat zij zijn penis niet heeft vastgepakt.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie acht hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen en eist een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek overeenkomstig het gestelde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering van de benadeelde partij dient geheel te worden toegewezen met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een meisje van destijds net veertien jaar.
Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast. Het misbruik moet een grote indruk op haar hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de ter zitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop het door hem gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 247.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.

Taakstrafvoor de duur van
120 uren subsidiair 60 dagen hechtenismet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te
verrichten arbeid.

Maatregelvan
schadevergoeding van € 1000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 1.000,= (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 1.000,= immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissingop de
vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 1.000,= (zegge: duizend euro), te weten € 1.000,= immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 11 februari 2015.
Mrs. Valckx en Rijlaarsdam zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.