Op 11 februari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in oktober 2001 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een destijds veertienjarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 30 oktober 2001 tot en met 31 oktober 2001, te Geldrop, met het slachtoffer, dat toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een schadevergoeding van € 1.000,-- aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van drie maanden had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een lichtere straf opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die verstreken is sinds het delict.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het gepleegde feit een grote inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit heeft aangetast. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de gevolgen die dergelijke feiten voor slachtoffers kunnen hebben, die vaak langdurige psychische schade ondervinden. De vordering van de benadeelde partij is in zijn geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag van algehele voldoening. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, die op dat moment op nihil waren begroot.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, en de rechtbank heeft de wettelijke artikelen die van toepassing zijn op het vonnis vermeld, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer in overweging heeft genomen.