ECLI:NL:RBOBR:2015:687

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
01/845350-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling en vernieling door verdachte met HIV besmette speeksel

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 11 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling en vernieling. De verdachte heeft op 16 mei 2014 in Nistelrode en Uden meerdere personen bedreigd, waaronder agenten van de politie, met zware mishandeling door te dreigen hen in het gezicht te spugen met zijn HIV-besmette speeksel. Daarnaast heeft hij ruiten vernield die toebehoorden aan een ander. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte is vrijgesproken van de eerste twee tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte de agenten heeft bedreigd en dat hij ruiten heeft vernield. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845350-14
Datum uitspraak: 11 februari 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1976],
verblijvende aan de [adres 1] te [woonplaats].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 augustus 2014 en 28 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 juli 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2014 te Nistelrode, gemeente Bernheze, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1]
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet die [slachtoffer 1] met benzine, in elk geval een vluchtige en/of brandbare
stof heeft overgoten en/of daarbij/vervolgens op korte afstand van die [slachtoffer 1]
een open vuur, in elk geval een vonkende aansteker heeft gehouden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 c.q. 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 16 mei 2014 te Nistelrode,
gemeente Bernheze, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 1] overgoten met
benzine en/of daarbij/vervolgens die [slachtoffer 1] een (vonkende) aansteker
voorgehouden, althans een beweging gemaakt waardoor het leek dat hij,
verdachte, een aansteker vasthad en/of heeft hij, verdachte opzettelijk
dreigend met een ijzeren staaf naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geslagen en/of een
vuinisbak naar die [slachtoffer 2] gegooid en/of met bierflessen naar die [slachtoffer 2]
geslagen en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp voorwerp
voorgehouden en/of daarmee stekende bewegingen gemaakt en/of heeft hij,
verdachte, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd
:"Ik steek alle Polen in de fik" en/of "Ik maak alle Polen dood", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 16 mei 2014 te Uden, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 3] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant) en/of [slachtoffer 4]
(agent van politie Eenheid Oost-Brabant) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
dreigend de woorden toegevoegd dat hij hen in het gezicht zou spugen met zijn
HIV besmette speeksel zodat zij het ook zouden krijgen, althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking, terwijl hij verdachte daarbij schuim op
zijn mond had staan en/of een rochelend geluid produceerde en/of hij,
verdachte, een bijtbeweging maakte naar de hand van die [slachtoffer 4];
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 16 mei 2014 te Nistelrode, gemeente Bernheze, opzettelijk
en wederrechtelijk - van een of meer panden op perceel [adres 2]
aldaar - een of meer ruiten en/of (een deel van) een tegelvloer en/of (een
deel van) een keukenblok en/of een radio en/of lamellen, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder
feit 1 en feit 2is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
3.
op 16 mei 2014 te Uden, [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant) en [slachtoffer 4] (agent van politie Eenheid Oost-Brabant) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd dat hij hen in het gezicht zou spugen met zijn HIV besmette speeksel zodat zij het ook zouden krijgen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl hij verdachte daarbij schuim op zijn mond had staan en een rochelend geluid produceerde en hij, verdachte, een bijtbeweging maakte naar de hand van die [slachtoffer 4]
4.
op 16 mei 2014 te Nistelrode, gemeente Bernheze, opzettelijk en wederrechtelijk - op perceel [adres 2]ruiten, toebehorende aan [slachtoffer 5], heeft vernield.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Nadere kwalificatie-overweging.

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank, gelet op vaste jurisprudentie, van oordeel dat de dreiging van een HIV-besmetting niet een tegen het leven gericht gevaar inhoudt, maar wel als een bedreiging met zware mishandeling is te kwalificeren.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie acht de feiten 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen en eist een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek overeenkomstig het gestelde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering nu deze onduidelijk is en de behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafrecht zou betekenen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van nader te noemen duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 4).

De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat de vordering, mede gelet op de betwisting door de verdediging, onvoldoende is onderbouwd en nadere onderbouwing door de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 285, 350.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 1, feit 2:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder
feit 1 en feit 2ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 3:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 3, feit 4:
Gevangenisstrafvoor de duur van
3 wekenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 4:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. M.M. Klinkenbijl, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 11 februari 2015.
Mr. Valckx is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.