ECLI:NL:RBOBR:2015:6809

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
01/865093-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf met voorwaarden voor bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

Op 30 november 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 oktober 2015, en de rechtbank heeft op 16 november 2015 de zitting gehouden. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het bedreigen van zijn ex-partner in Helmond op 8 augustus 2015. De bedreigingen waren ernstig van aard, waarbij de verdachte dreigde de levens van zowel zijn ex-partner als haar dochter in gevaar te brengen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte de bedreiging wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de adviezen van psychologen en de reclassering. De verdachte had eerder geweldsdelicten gepleegd en verkeerde in een proeftijd.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 188 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de voorwaardelijke straf werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en klinische behandeling in een forensische zorginstelling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte behandeling nodig had voor zijn psychische en verslavingsproblematiek, en dat de opgelegde straf noodzakelijk was voor de normhandhaving. De beslissing na voorwaardelijke veroordeling werd ook behandeld, waarbij de proeftijd werd verlengd en aanvullende voorwaarden werden gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865093-15
Parketnummer vordering: 01/845425-14
Datum uitspraak: 30 november 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1970] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 november 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 oktober 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 augustus 2015 te Helmond, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Als jij bij mij weg gaat dan leef je niet lang meer. Als jij niet bij mij terug komt dan snij ik jouw strot door en die van [naam] ook.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/845425-14 is aangebracht bij vordering van 5 oktober 2015. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige strafkamer te
Oost-Brabant d.d. 16 september 2014. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 08 augustus 2015 te Helmond [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Als jij bij mij weg gaat dan leef je niet lang meer. Als jij niet bij mij terug komt dan snij ik jouw strot door en die van [naam] ook.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Een gevangenisstraf voor de duur van 188 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies d.d. 5 november 2015.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn (inmiddels ex-)partner. Het behoeft geen betoog dat bedreiging een ernstig feit is waardoor gevoelens van angst worden aangewakkerd. Het feit dat verdachte tijdens die bedreigingen richting zijn partner ook heeft gedreigd zijn dochter wat aan te doen, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij eerder ter zake van geweldsdelicten werd veroordeeld en in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling die ook zag op een geweldsdelict.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de uitkomsten van het psychologisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden. In hun rapport van 21 oktober 2015 concluderen GZ-psychologen A.G.M. Wenink en M. van Seters d.d. 21 oktober 2015 dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met cluster B trekken (borderline, antisociaal en narcistisch), zwakbegaafdheid en een ziekelijke stoornis in de vorm van afhankelijkheid van middelen (alcohol) en misbruik van cocaïne bij verdachte. In verband met die beperkingen adviseren de psychologen het delict verdachte verminderd toe te rekenen. De psychologen kwalificeren de problematiek van verdachte als chronisch en ernstig en adviseren een klinische opname alsmede verplicht reclasseringstoezicht.
De rechtbank neemt deze conclusies en het advies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
De reclassering heeft de rechtbank in haar rapport van 5 november 2015 geadviseerd om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld onder meer de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich klinisch laat behandelen in een forensische zorginstelling voor mensen bij wie sprake is van verslavingsproblematiek, persoonlijkheidsproblematiek en verstandelijke beperkingen. Na de klinische behandeling zou ambulante behandeling moeten volgen. De Indicatiestelling Forensische Zorg heeft reeds plaatsgevonden. Verdachte kan met ingang van 14 december 2015 worden opgenomen op de Forensisch Psychiatrische Afdeling van Reinier van Arkel te Vught.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inziet dat hij behandeling nodig heeft en dat hij zich kan vinden in het door de reclassering voorgestelde plan van aanpak.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/84542514.

De officier van justitie heeft verzocht om de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling te verlengen met één jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om aan de voorwaardelijke veroordeling als bijzondere voorwaarde toe te voegen dat veroordeelde zich klinisch laat behandelen in FPA Reinier van Arkel of een soortgelijke instelling.
Het oordeel van de rechtbank.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding thans geen tenuitvoerlegging te gelasten, doch de vastgestelde proeftijd te verlengen met één jaar. Doorslaggevend acht de rechtbank de wenselijkheid en de mogelijkheid dat verdachte met ingang van 14 december 2015 klinisch behandeld kan worden in FPA Reinier van Arkel. De rechtbank acht het noodzakelijk dat als bijzondere voorwaarde wordt toegevoegd dat veroordeelde zich klinisch zal laten behandelen zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport d.d. 5 november 2015.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 188 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich (uiterlijk) binnen drie dagen na invrijheidstelling (telefonisch) meldt bij de reclassering Novadic Kentron, Zuidende 33, tel.nr. 0492-588008, te Helmond. Hierna moet de veroordeelde zich melden zo frequent en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende een periode van maximaal twee jaar, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering wenselijk en verantwoord achten, op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zal laten opnemen bij de Forensische Psychiatrische Afdeling van Reinier van Arkel te Vught, althans een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de
(geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich (in aansluiting op zijn klinische behandeling) zal laten behandelen voor zijn verslavings- en psychische problematiek bij FACT+ of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio Eindhoven, Dr. Poletlaan 74, 5626 ND te Eindhoven, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Verlenging van de proeftijd, bepaald bij vonnis van de meervoudige strafkamer in het arrondissement Oost-Brabant d.d. 16 september 2014, gewezen onder parketnummer
01/845425-14, met één jaar.
Wijzigt de bijzondere voorwaarden aldus dat zal worden toegevoegd de bijzondere voorwaarde:
-dat veroordeelde zich gedurende maximaal de resterende proeftijd , of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering wenselijk en verantwoord achten, op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zal laten opnemen bij de Forensische Psychiatrische Afdeling van Reinier van Arkel te Vught, althans een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.F. Koenis, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. P.J.H. Van Dellen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 30 november 2015.