Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer vordering: 01/845425-14
Rechtbank Oost-Brabant
Op 30 november 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 oktober 2015, en de rechtbank heeft op 16 november 2015 de zitting gehouden. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het bedreigen van zijn ex-partner in Helmond op 8 augustus 2015. De bedreigingen waren ernstig van aard, waarbij de verdachte dreigde de levens van zowel zijn ex-partner als haar dochter in gevaar te brengen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte de bedreiging wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de adviezen van psychologen en de reclassering. De verdachte had eerder geweldsdelicten gepleegd en verkeerde in een proeftijd.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 188 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de voorwaardelijke straf werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en klinische behandeling in een forensische zorginstelling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte behandeling nodig had voor zijn psychische en verslavingsproblematiek, en dat de opgelegde straf noodzakelijk was voor de normhandhaving. De beslissing na voorwaardelijke veroordeling werd ook behandeld, waarbij de proeftijd werd verlengd en aanvullende voorwaarden werden gesteld.