Op 25 november 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in de faillissementszaak van een gefailleerde, die op 27 oktober 2015 in staat van faillissement was verklaard. De curatoren, mr. M.J.W. van Ingen en mr. drs. F.P.G. Dix, hadden op 18 november 2015 verzocht om verlenging van de inbewaringstelling van de gefailleerde. De rechtbank had eerder op 11 november 2015 de verzoeken van de gefailleerde om opheffing van de inbewaringstelling afgewezen. Tijdens de zitting op 24 november 2015 hebben de curatoren hun verzoek gewijzigd naar een schorsing van de inbewaringstelling onder voorwaarden. De rechtbank heeft de gefailleerde, die in het Huis van Bewaring te Grave verbleef, niet in persoon gehoord, maar zijn advocaat, mr. E.P.M. Smit, was aanwezig.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de verplichtingen van de gefailleerde onder de Faillissementswet, met name artikel 87 en 105. De rechtbank concludeerde dat de gefailleerde zijn informatieverplichting niet volledig was nagekomen, wat leidde tot gegronde vrees dat hij dit in de toekomst ook niet zou doen. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de recente betalingen die de gefailleerde had aangekondigd en de omstandigheden rondom de inbewaringstelling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de inbewaringstelling te schorsen, maar onder strikte voorwaarden. De gefailleerde moet volledige en juiste inlichtingen verstrekken aan de curatoren, een specifiek bedrag binnen 14 dagen betalen, zich onthouden van het onttrekken van vermogensbestanddelen aan de boedel, en mag niet zonder toestemming van de rechter-commissaris naar het buitenland vertrekken. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M.G.A. Poelman.