ECLI:NL:RBOBR:2015:6746

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
23 november 2015
Zaaknummer
C/01/285679 / HA ZA 14-814
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Bartels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitbetaling bankgarantie in verband met huurachterstand en rechtsverhouding tussen partijen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, vorderde NV Monumenten Fonds Brabant betaling van een bedrag van € 100.077,00 van Rabobank op basis van een bankgarantie. De zaak betreft een huurachterstand van Restaurant Maurick B.V. bij Landgoed Kasteel Maurick, waarbij NV Monumenten Fonds Brabant als begunstigde van de bankgarantie was aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen huurovereenkomst bestond tussen NV Monumenten Fonds Brabant en Restaurant, maar tussen Restaurant en Landgoed. Hierdoor ontbrak de rechtsverhouding waarvoor de bankgarantie was gesteld, wat leidde tot de conclusie dat Rabobank niet tot uitbetaling kon worden gedwongen. De rechtbank oordeelde dat NV Monumenten Fonds Brabant niet aan de voorwaarden van de bankgarantie voldeed, omdat de huurovereenkomst niet tussen haar en Restaurant was gesloten. De vorderingen van NV Monumenten Fonds Brabant en Landgoed werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van Rabobank. Dit vonnis werd uitgesproken op 25 november 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/285679 / HA ZA 14-814
Vonnis van 25 november 2015
in de zaak van

1.naamloze vennootschap NV MONUMENTEN FONDS BRABANT,

gevestigd te 's-Hertogenbosch,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LANDGOED KASTEEL MAURICK B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseressen,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te 's-Hertogenbosch,
tegen
de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
COÖPERATIEVE RABOBANK 'S-HERTOGENBOSCH E.O. U.A.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.J. Wessel-Krijger te Doesburg.
Partijen zullen hierna NV Monumenten Fonds Brabant, Landgoed en Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 juni 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 oktober 2015. Mr. Schelhaas heeft het woord gevoerd aan de hand van comparitieaantekeningen die aan het proces-verbaal zijn gehecht.
Rabobank heeft de contragaranten niet in vrijwaring gedagvaard omdat het belang daarvan is komen te ontvallen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De besloten vennootschap Restaurant Maurick B.V., hierna te noemen ‘Restaurant’ heeft sinds 1 oktober 1996 van Landgoed het kasteel Maurick, gelegen te Vught, hierna te noemen ‘Kasteel’ gehuurd. De huur was aanvankelijk gebaseerd op een mondelinge overeenkomst. Restaurant en Landgoed waren destijds beide eigendom van de besloten vennootschap Wegenbouwers B.V.
2.2.
Met ingang van 2 juli 2007 heeft Wegenbouwers de aandelen van Landgoed aan NV Monumenten Fonds Brabant verkocht. Landgoed bleef eigenaar van het Kasteel. Wegenbouwers B.V. heeft in 2007 Restaurant aan een derde verkocht.
2.3.
Per 2 juli 2007 hebben Landgoed en Restaurant de huurovereenkomst schriftelijk vastgelegd.
2.4.
Art. 7.1. van de huurovereenkomst houdt het volgende in
: “Huurder zal bij ondertekening van deze overeenkomst een afroepbankgarantie stellen ter hoogte van drie maanden huur, inclusief BTW, bij deze vastgesteld op € 100.074,- (éénhonderdduizend vierenzeventig euro).”
2.5.
Vervolgens heeft Restaurant aan Van Lanschot gevraagd om de bankgarantie namens haar te stellen. Als verhuurster en begunstigde staat in de door Van Lanschot afgegeven bankgarantie vermeld NV Monumenten Fonds Brabant. Voorts staat in de bankgarantie dat Van Lanschot zich verbindt om:
“(…) op eerste schriftelijke verzoek van de verhuurster of haar rechtverkrijgende(n), zonder opgaaf van redenen te verlangen of nader bewijs te vragen, aan de verhuurster te zullen voldoen al hetgeen de verhuurster volgens haar schriftelijke verklaring uit hoofde van deze garantie van de ondergetekende vordert, met inachtneming van bovenvermeld maximumbedrag ad € 100.074,00.”
2.6.
In 2010 heeft Rabobank op verzoek van Restaurant een nieuwe bankgarantie afgegeven ter vervanging van de door Van Lanschot afgegeven bankgarantie. NV Monumenten Fonds Brabant is daarin opnieuw als begunstigde aangemerkt. De inhoud van de bankgarantie luidt als volgt:
“ De ondergetekende (…) Rabobank, in aanmerking nemende dat bij akte d.d. 2 juli 2007 is gesloten een huurovereenkomst tussen verhuurder Monumenten Fonds Brabant N.V. (…)
hierna(…) te noemen: verhuurder,
en huurder (…) Restaurant (….) hierna (…) te noemen: huurder,
betreffende de huur en verhuur van (…) Kasteel (…) verklaart zich door deze bij wijze van zelfstandige verbintenis tegenover verhuurder of zijn rechtverkrijgende(n) onherroepelijk en onvoorwaardelijk garant te stellen voor al hetgeen huurder ingevolge de bovengenoemde huurovereenkomst (…) aan verhuurder of zijn rechtverkrijgende(n) verschuldigd zal worden.
Ondergetekende verplicht zich voorts om als eigen schuld aan verhuurder of zijn rechtverkrijgende(n) te zullen vergoeden alle schade, door hem te lijden, doordat de huurovereenkomst in geval van faillissement, of aan huurder verleende surséance van betaling ingevolge de opzegging door de curator of door huurder en de bewindvoerder, tussentijds zal worden beëindigd.
Deze verplichtingen van ondergetekende worden beperkt tot een maximum bedrag van€100.074,00,zegge: éénhonderdduizendvierenzeventig euro.
(volgen twee witregels, opmerking rechtbank)
Ondergetekende verbindt zich op eerste schriftelijk verzoek van verhuurder of diens rechtverkrijgende(n) zonder opgaaf van redenen te verlangen of nader bewijs te vragen, aan verhuurder te zullen voldoen al hetgeen verhuurder volgens diens schriftelijke verklaring uit hoofde van deze garantie van ondergetekende vordert, met inachtneming van bovenvermeld maximum bedrag. (…)
Deze bankgarantie strekt ter vervanging van de bankgarantie afgegeven door Van Lanschot Bankiers d.d. 15 juni 2007 (…)”
2.7.
Voor deze bankgarantie hebben Restaurant en Jog Schipflinger Kasteel Maurick B.V. (hierna: Holding) zich als contragaranten gesteld.
2.8.
Vanaf 2011 bleef Restaurant stelselmatig in gebreke met betaling van de maandelijkse huurtermijnen. De totale betalingsachterstand overschreed het maximale bedrag waarvoor de bankgarantie is afgegeven.
2.9.
Bij brief van 17 juni 2014 heeft de raadsman van Restaurant en Holding Rabobank kenbaar gemaakt dat het haar niet vrijstond om, bij een beroep van NV Monumenten Fonds Brabant op de onderhavige bankgarantie, over te gaan tot uitkering daarvan. Als Rabobank een beroep op de bankgarantie toch zou honoreren, dan zou Rabobank aansprakelijk zijn jegens hen. De reden die Restaurant en Holding daarvoor gaven was dat NV Monumenten Fonds Brabant nimmer verhuurder was of is geweest. De verhuurder was de 100% dochter van NV Monumenten Fonds Brabant, Landgoed. Ter illustratie ontving Rabobank een afschrift van de factuur van Landgoed aan Restaurant met betrekking tot de huurpenningen van 1 maart 2014.
2.10.
Bij brief van 30 juni 2014 heeft NV Monumenten Fonds Brabant Rabobank verzocht om het maximumbedrag ad € 100.074,00 aan haar uit te keren.
2.11.
Restaurant is per 1 juli 2014 in staat van faillissement komen te verkeren.
2.12.
Bij brief van 8 juli 2014 heeft Rabobank laten weten niet tot uitbetaling te zullen overgaan.
2.13.
Hangende deze procedure heeft Rabobank gevorderd haar toe te staan Holding en de curator q.q. van Restaurant in vrijwaring op te roepen. Deze vordering is bij vonnis van 15 april 2015 toegewezen. Op 18 mei 2015 hebben de curator en Holding ermee ingestemd dat, indien bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak komt vast te staan dat Rabobank onder de bankgarantie dient uit te keren, zij het door haar betaalde bedrag, vermeerderd met rente en kosten, onder de contragarantie kan claimen en kan verrekenen. Omdat door deze instemming het belang bij de vrijwaring is komen te vervallen, heeft Rabobank die partijen uiteindelijk toch niet in vrijwaring gedagvaard.

3.Het geschil

3.1.
Primairvordert NV Monumenten Fonds Brabant samengevat - veroordeling van Rabobank tot betaling aan NV Monumenten Fonds Brabant van een bedrag van € 100.077,00, vermeerderd met rente, alsmede een bedrag van € 1.775,74 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van Rabobank in de kosten van dit geding.
Subsidiarstelt Landgoed deze vordering in.
3.2.
NV Monumenten Fonds Brabant legt aan haar vordering ten grondslag dat Rabobank te kort is geschoten in haar verbintenis tot uitbetaling uit hoofde van de bankgarantie. Zij voert daartoe het navolgende aan. Aan de voorwaarden van de bankgarantie is op grond van het navolgende voldaan, zodat Rabobank tot uitkering dient over te gaan. De bankgarantie heeft een abstract karakter. Kenmerk daarvan is dat dient te worden geabstraheerd van de achterliggende rechtsverhouding, in dit geval van de huurovereenkomst tussen Restaurant en Landgoed alsmede van de relatie tussen Restaurant enerzijds en Landgoed en/of NV Monumenten Fonds Brabant anderzijds. Dat betekent dat Rabobank in beginsel tot uitbetaling gehouden is indien de begunstigde NV Monumenten Fonds Brabant claimt met inachtneming van de formele vereisten die in de bankgarantie worden gesteld. Rabobank mag zich daarbij niet verdiepen in de achterliggende rechtsverhouding. Aan de formele eisen is voldaan. Immers, vaststaat dat Restaurant een huurachterstand heeft die het maximumbedrag waarvoor de bankgarantie is gesteld, ruimschoots overschrijdt. Door bij brief van 30 juni 2014 om uitbetaling te vragen, heeft NV Monumenten Fonds Brabant voldaan aan het formele vereiste (“schriftelijk verzoek”) voor een geldige afroep onder de bankgarantie. Rabobank mag geen opgaaf van redenen of nader bewijs verlangen, maar dient de voorwaarden uit de bankgarantie strikt toe te passen. Rabobank heeft de uitkering dan ook ten onrechte geweigerd. Uitzonderingen op het beginsel van strikte conformiteit, hetzij op grond van bedrog of willekeur aan de zijde van begunstigde of opdrachtgever, hetzij op grond van redelijkheid en billijkheid, doen zich niet voor. Voorts wijst NV Monumenten Fonds Brabant erop dat zij als enig aandeelhoudster van Landgoed als gevolg van de niet-betaling van de huur schade lijdt die het bedrag van de bankgarantie te boven gaat. Als gevolg van de substantiële schade die Landgoed lijdt omdat de huur niet is betaald kan Landgoed geen dividend uitkeren en worden de aandelen van NV Monumenten Fonds Brabant in Landgoed aanzienlijk minder waard. Daarnaast lijdt NV Monumenten Fonds Brabant schade indien zij op enig moment zou besluiten tot het aangaan van een juridische fusie met Landgoed. Ten slotte stelt NV Monumenten Fonds Brabant dat Rabobank door de afspraak met de contragaranten (weergegeven in r.o. 2.15) thans geen belang meer heeft bij haar weigering tot uitkering over te gaan.
Indien de vorderingen van NV Monumenten Fonds Brabant worden afgewezen, stelt Landgoed de onderhavige vordering subsidiair in.
3.3.
Rabobank voert als verweer dat NV Monumenten Fonds Brabant geen vordering op Restaurant heeft uit hoofde van een huurovereenkomst, terwijl dit op grond van de bankgarantie wel is vereist. Daarmee voldoet NV Monumenten Fonds Brabant niet aan de voorwaarden van de bankgarantie. Rabobank dient zich in beginsel aan een strikte uitleg van de tekst van de bankgarantie te houden omdat anders de contragaranten niet gehouden zijn het door Rabobank uitbetaalde bedrag aan NV Monumenten Fonds Brabant te rembourseren. De contragaranten hebben Rabobank bij brief van 17 juni 2014 er uitdrukkelijk op gewezen dat het NV Monumenten Fonds Brabant niet vrijstond om een beroep te doen op de onderhavige bankgarantie omdat NV Monumenten Fonds Brabant geen verhuurder was. Rabobank zou, in geval zij toch over zou gaan tot uitkering, door Restaurant en Holding aansprakelijk gesteld worden voor de door hen te lijden schade. Daarom heeft Rabobank de uitkering terecht geweigerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De primaire vordering van NV Monumenten Fonds Brabant

4.1.
Allereerst dient de vraag beantwoord te worden of aan de in de bankgarantie gestelde voorwaarden is voldaan. Partijen verschillen van mening over de uitleg van die voorwaarden. Bij de uitleg van een beding in een schriftelijke overeenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle concrete omstandigheden van het geval van belang, gewaardeerd naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
Op NV Monumenten Fonds Brabant rusten stelplicht en bewijslast met betrekking tot de haar gestelde uitleg van de overeenkomst, nu zij de door haar gestelde uitleg aan de bankgarantie ten grondslag legt en op het bestaan daarvan haar aanspraak op uitbetaling baseert.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de onderhavige bankgarantie een abstract karakter heeft. Op grond van vaste rechtspraak komt bij de uitleg van een bankgarantie met een dergelijk karakter een groot gewicht toe aan de strikte bewoordingen van de garantie; het beginsel van strikte conformiteit. Het abstract karakter houdt in dat een bank betaling niet mag weigeren op grond van verweren ontleend aan de onderliggende rechtsverhouding. Verweren ontleend aan de rechtsverhouding staan dus niet aan de betalingsplicht van de bank in de weg, indien aan de in de bankgarantie gestelde voorwaarden is voldaan. (HR 13 maart 2015, RCR 2015/38).
4.3.
Volgens NV Monumenten Fonds Brabant moeten de voorwaarden in de bankgarantie gelet op het abstracte karakter daarvan aldus worden uitgelegd dat Rabobank al tot uitbetaling gehouden is vanwege de enkele omstandigheid dat de begunstigde hierom (schriftelijk) heeft verzocht. Zij heeft daartoe gesteld dat de enige voorwaarden waarop de bankgarantie gestoeld is, de op pagina 2, derde alinea van de bankgarantie omschreven voorwaarden zijn (‘
Ondergetekende verbindt zich op eerste schriftelijk verzoek van verhuurder of diens rechtverkrijgende(n) zonder opgaaf van redenen te verlangen of nader bewijs te vragen, aan verhuurder te zullen voldoen al hetgeen verhuurder volgens diens schriftelijke verklaring uit hoofde van deze garantie van ondergetekende vordert, met inachtneming van bovenvermeld maximum bedrag.’), waarbij dan volgens NV Monumenten Fonds Brabant steeds in plaats van ‘verhuurder’ ‘NV Monumenten Fonds Brabant’ gelezen moet worden.
4.4.
Met Rabobank is de rechtbank echter van oordeel dat de voorwaarden waarop NV Monumenten Fonds Brabant doelt, niet los gezien kunnen worden van de rechtsverhouding waarvoor de bankgarantie is gesteld. De onderhavige bankgarantie was immers juist in het leven geroepen voor de verplichtingen van Restaurant die voortvloeien uit de huurovereenkomst. Voorwaarde van de bankgarantie is dan ook dat Restaurant moet zijn tekort geschoten in die overeenkomst, wil de bankgarantie getrokken kunnen worden. De wijze waarop de tekst is geredigeerd (twee witregels tussen de aangehaalde tekst en de overige tekst van de bankgarantie) maakt dat niet anders.
4.5.
Vaststaat dat er geen huurovereenkomst tussen NV Monumenten Fonds Brabant en Restaurant bestaat. Er is wel sprake van een huurovereenkomst met Restaurant, maar daarbij is niet NV Monumenten Fonds Brabant, maar Landgoed partij. De rechtsverhouding waarvoor de bankgarantie is gesteld ontbreekt dus. De omstandigheid dat Restaurant in haar publicatiebalans NV Monumenten Fonds Brabant als begunstigde van de bankgarantie heeft opgenomen, zoals door NV Monumenten Fonds Brabant nog is betoogd, maakt dat niet anders. Daarin staat NV Monumenten Fonds Brabant immers eveneens ten onrechte vermeld als verhuurder.
4.6.
Ook het bepaalde in art. 7.1. huurovereenkomst kan NV Monumenten Fonds Brabant niet baten. Dit artikel biedt Restaurant weliswaar de gelegenheid om de bankgarantie ook te laten afgeven voor een derde-begunstigde, maar gesteld noch gebleken is dat dat in dit geval is gebeurd. De inhoud van de bankgarantie laat geen andere uitleg open dan dat deze is gesteld ten behoeve van de verhuurster, en dus niet voor een derde-begunstigde.
4.7.
In tegenstelling tot de onderhavige zaak, waarin de rechtsverhouding waarvoor de bankgarantie is gesteld ontbreekt, was in de zaak waarover de Hoge Raad in het in r.o. 4.2. aangehaalde arrest beslist heeft, wél sprake van een bestaande rechtsverhouding. Dat een bank betaling niet mag weigeren op grond van verweren ontleend aan de onderliggende rechtsverhouding, maakt nog niet dat een bank tot uitkering gehouden is indien de rechtsverhouding waarvoor de bankgarantie is gesteld ontbreekt. Nu er geen rechtsverhouding bestaat waarvoor de bankgarantie is gesteld, is niet voldaan de in bankgarantie gestelde voorwaarden. Het betoog van NV Monumenten Fonds Brabant dat zij, gezien de achtergrond en ratio van de bankgarantie deze zal aanwenden voor Landgoed en in mindering zal laten strekken op de door Restaurant verschuldigde huurtermijnen, treft evenmin doel, nu dit geen wijziging brengt in de omstandigheid dat Restaurant met NV Monumenten Fonds Brabant geen huurovereenkomst heeft gesloten. Ook het beroep op ontbreken van bedrog of willekeur aan de zijde van begunstigde of opdrachtgever gaat om diezelfde reden niet op.
4.8.
Vervolgens moet beoordeeld moet worden of het beroep op het ontbreken van de een huurovereenkomst tussen NV Monumenten Fonds Brabant en Restaurant naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. NV Monumenten Fonds Brabant heeft in dit verband allereerst naar voren gebracht dat Rabobank wist, behoorde te weten en/of had kunnen weten dat NV Monumenten Fonds Brabant geen partij was bij de overeenkomst. Dat betoog stuit echter af op de omstandigheid, dat ook NV Monumenten Fonds Brabant daarvan op de hoogte is geweest. Stutvoet, destijds bestuurder van NV Monumenten Fonds Brabant, heeft desgevraagd ter zitting meegedeeld dat zijn advocaat hem daarop bij gelegenheid van de onderhandelingen over een vaststellingsovereenkomst tussen partijen en de Holding heeft gewezen. Deze onderhandelingen hebben voor 1 januari 2014 plaatsgevonden zodat ervan uitgegaan moet worden dat zowel Landgoed als NV Monumenten Fonds Brabant nog in de gelegenheid zijn geweest om een en ander recht te zetten. Stutvoet heeft ter zitting echter meegedeeld dat hij daartoe geen noodzaak zag vanwege de omstandigheid dat NV Monumenten Fonds Brabant 100% moeder is van Landgoed. Deze foutieve inschatting komt voor zijn risico en kan hij niet afwentelen op Rabobank. Nu NV Monumenten Fonds Brabant dit had kunnen rechtzetten maar dat niet heeft gedaan, kan zij zich er evenming met vrucht op beroepen dat het bestaan van een huurovereenkomst tussen NV Monumenten Fonds Brabant en Restaurant een voorwaarde is die onmogelijk te vervullen is aangezien er geen huurovereenkomst bestaat en ook nooit heeft bestaan.
4.8.
Ten slotte moet de vraag beantwoord worden of de omstandigheid dat de curator en Holding er hangende deze procedure mee hebben ingestemd dat, indien bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak komt vast te staan dat Rabobank onder de bankgarantie dient uit te keren, zij het door haar betaalde bedrag, vermeerderd met rente en kosten, onder de contragarantie kan claimen en kan verrekenen tot de conclusie leidt dat zij op grond van art. 6:248 lid 2 BW geen beroep meer kan doen op het niet vervuld zijn van de voorwaarde. Aan NV Monumenten Fonds Brabant kan worden toegegeven dat Rabobank geen belang meer heeft bij haar weigering om tot uitkering over te gaan omdat zij dankzij die afspraak geen risico meer loopt tot aansprakelijkheidsstelling door de contragaranten. Ook gaat de rechtbank er met NV Monumenten Fonds Brabant van uit dat het de bedoeling van partijen is geweest dat de bankgarantie is gesteld tot zekerheid voor betaling van de huurpenningen door Restaurant, en is Restaurant juist in die verplichting tekortgeschoten. Toch leidt een en ander niet tot een geslaagd beroep op het bepaalde in art. 6:248 lid 2 BW. Volgens vaste rechtspraak mag toepassing van de beperkende werking immers niet leiden tot een denaturering van de overeenkomst. In dit geval zou toepassing van die leer tot gevolg hebben dat de bankgarantie getrokken kan worden ten aanzien van een huurovereenkomst die niet in de bankgarantie is opgenomen (de huurovereenkomst met Landgoed in plaats van met NV Monumenten Fonds Brabant). Dit komt neer op een denaturering van de bankgarantie.
4.9.
Het vorenstaande betekent ook dat de omstandigheid dat NV Monumenten Fonds Brabant het door haar gestelde nadeel lijdt bij een afwijzend vonnis, niet kan leiden tot toewijzing van haar vordering.
4.10.
Dit alles leidt ertoe dat de stellingen van NV Monumenten Fonds Brabant Landgoed niet opgaan zodat haar vorderingen zullen worden afgewezen.
De subsidiaire vordering van Landgoed.
4.11.
Ten aanzien van deze vordering heeft Landgoed niet meer gesteld dan dat waar in haar vorenstaande stellingen met betrekking tot NV Monumenten Fonds Brabant wordt gesproken van “NV Monumenten Fonds Brabant”, “Landgoed” gelezen dient te worden. Door haar is bijvoorbeeld niet gesteld dat Landgoed in feite de verhuurster is en daarom als begunstigde van de bankgarantie heeft te gelden. Zij heeft in het geheel niet inzichtelijk gemaakt waarop zij haar vordering baseert, terwijl dat wel van haar verwacht mocht worden in het licht van de omstandigheid dat zij niet als begunstigde in de bankgarantie is aangemerkt en zij niet degene is geweest die onder de bankgarantie heeft getrokken. Dit betekent dat ook deze vordering niet toewijsbaar is.
4.12.
NV Monumenten Fonds Brabant en Landgoed zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 3.829,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.671,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt NV Monumenten Fonds Brabant en Landgoed in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 6.671,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2015.