ECLI:NL:RBOBR:2015:6633
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen objectafbakening in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaar van een pand, en de heffingsambtenaar van de gemeente Valkenswaard. Eiseres betwistte de objectafbakening die door de verweerder was gemaakt in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De verweerder had het pand ingedeeld in twee WOZ-objecten: een woning en een praktijkruimte. Eiseres was van mening dat deze twee objecten als één WOZ-object moesten worden aangemerkt, omdat de praktijk en privé in het pand door elkaar lopen en de praktijk niet afzonderlijk afsluitbaar is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de praktijkruimte, ondanks de argumenten van eiseres, als een afzonderlijk WOZ-object kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de praktijkruimte, die is ingericht met eigen voorzieningen zoals een balie, spreekkamer en toiletten, bestemd is om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt. De rechtbank concludeerde dat de verweerder terecht had gesteld dat er sprake was van twee zelfstandige objecten, omdat de praktijkruimte in gebruik is bij een B.V. en het woongedeelte door eiseres en haar echtgenoot.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.