ECLI:NL:RBOBR:2015:6602

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
SHE 15/3127
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor fysiotherapiecentrum in Valkenswaard

Op 19 november 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 20 augustus 2015 aan een derde-partij is verleend voor het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan, ten behoeve van een centrum voor zorg- en dienstverlening. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening zijn dat de vestiging van het nieuwe centrum negatieve gevolgen zal hebben voor hun bestaande praktijk voor fysiotherapie.

Tijdens de zitting op 5 november 2015 is het verzoek besproken. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de bezwaren van verzoekers zich voornamelijk richten op concurrentiebelangen, welke niet als ruimtelijk relevant worden beschouwd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning is verleend met toepassing van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat de motivering van de gemeente om de vergunning te verlenen, gericht is op het voorkomen van leegstand en verpaupering van panden in het gebied.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in Valkenswaard en dat de bezwaren van verzoekers naar alle waarschijnlijkheid niet zullen leiden tot wijziging van het primaire besluit. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 15/3127
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 november 2015 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekers]
, te [vestigingsplaats] , verzoekers,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard, verweerder,
(gemachtigde: mr. M.C.L. Walta).
Als
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [bedrijf] ., te [vestigingsplaats] , vertegenwoordigd door [persoon 1] .

Procesverloop

Bij besluit van 20 augustus 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), ten behoeve van onder meer een centrum voor zorg- en dienstverlening.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2015. Verschenen zijn
[verzoeker 1] en de gemachtigde van verzoekers. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Derde-partij is vertegenwoordigd door [persoon 1] .

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Onder de gedingstukken bevinden zich de bezwaarschriften van [verzoekers] , die te laat zijn ingediend. De in deze bezwaarschriften vervatte bezwaren zullen in de bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid niet-ontvankelijk worden verklaard, tenzij verweerder zich op het standpunt zal stellen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De voorzieningenrechter ziet hierin geen aanleiding om af te zien van inhoudelijke beoordeling van het verzoekschrift, omdat gebleken is dat het bezwaarschrift van de gemachtigde van verzoekers wel binnen de daarvoor in de Awb voorgeschreven termijn is ingediend.
3. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten. In het pand [adres 1] worden een praktijk voor fysiotherapie, manuele therapie, maatschappelijk werk, ergotherapie, diëtetiek en psychologie gevestigd. De gemachtigde van verzoekers vertegenwoordigt een collectief zorgverleners in Valkenswaard en heeft een centrum voor fysiotherapie gevestigd in het nabij [adres 1] . Het verzoek heeft alleen betrekking op de omgevingsvergunning, voor zover deze ziet op de realisering van deze activiteiten.
4. Het gebruik van het pand [adres 1] als praktijk voor de genoemde therapieën is in strijd met het bestemmingsplan "Mozaïek", omdat dit pand is gelegen op gronden met de bestemming "Detailhandel".
5. De omgevingsvergunning is verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2, van de Wabo. Verweerder heeft de volgende motivering van de afwijking van het bestemmingsplan gegeven:
"In het kader van de leefbaarheid van het gebied en het steeds vaker leeg komen te staan van panden bestemd voor detailhandel, is het meewerken aan ontheffing verlenen voor het gebruik een goede manier om ervoor te zorgen dat panden bewoond worden en leegstand en daarmee samenhangende verpaupering wordt tegengegaan."
6. Verzoekster heeft aangevoerd dat de verlening van de omgevingsvergunning leegstand onder fysiotherapeuten, oefentherapeuten, diëtisten, ergotherapeuten en andere
(para-)medici in de hand werkt, omdat deze partijen reeds zeer ruim vertegenwoordigd zijn in Valkenswaard. Ook bestaat er landelijk een overschot aan fysiotherapeuten. Verder is de financiële positie van zorgverleners onder invloed van de bezuinigingen achteruit gegaan.
7. De bezwaren richten zich met name op concurrentiebelangen. Het voorkomen of beperken van concurrentie is echter op zichzelf niet ruimtelijk relevant. Verweerder is in het kader van de hem door de Wabo opgedragen taak niet geroepen tot het reguleren van concurrentieverhoudingen. Slechts in het geval dat zich een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal voordoen, zodanig dat sprake is van een in planologisch opzicht onaanvaardbare situatie, is plaats om in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter zake regulerend op te treden. Verzoekers hebben erkend dat zich door de vestiging van derde-partij geen duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal voordoen, in die zin dat zij hebben verklaard dat de genoemde therapieën in Valkenswaard hoe dan ook zullen blijven aangeboden. Zolang van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau geen sprake is, is voor de verlening van de omgevingsvergunning niet van belang of de vestiging van derde-partij nadelige gevolgen heeft voor de bestaande praktijk voor fysiotherapie en andere zorgverleners in de directe omgeving van het plan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Ook als de consument door het sluiten van de praktijk van verzoekers minder keuze zou krijgen, kan die situatie nog niet zonder meer worden beschouwd als een ontwrichting van het voorzieningenniveau, laat staan een duurzame ontwrichting. De voorzieningenrechter wijst voor zijn oordeel naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 oktober 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3195).
8. Nu de bezwaren van verzoekers naar alle waarschijnlijkheid in de bezwaarfase niet zullen leiden tot wijziging van het primaire besluit, bestaat er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
19 november 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.