In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 13 november 2015, is het wrakingsverzoek van de verzoeker afgewezen. De verzoeker had de rechter, mr. A.H.L. Roosmale Nepveu, gewraakt in de procedure met zaaknummer C/01/297962 / KG ZA 15-539. De verzoeker stelde dat de rechter niet onbevooroordeeld was en dat hij zich niet serieus genomen voelde tijdens de zitting van 12 oktober 2015. Hij voerde aan dat de rechter zijn pleidooi bagatelliseerde en dat er sprake was van schijn van partijdigheid. De rechter had echter aangegeven dat zijn kritische opmerkingen niet duidden op partijdigheid, maar op een poging om de feiten helder te krijgen in het kort geding.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de opmerkingen van de rechter, hoewel door de verzoeker als vervelend ervaren, niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een (objectiveerbare) schijn van partijdigheid. De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde feiten geen grond vormden voor wraking en wees het verzoek af.
De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. A.G.A.M. van de Ven, en de leden mr. J.A. Bik en mr. J. van der Weij, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.