ECLI:NL:RBOBR:2015:6579

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2015
Publicatiedatum
18 november 2015
Zaaknummer
WR 15-026
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen voorzieningenrechter in kort geding

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 13 november 2015, is het wrakingsverzoek van de verzoeker afgewezen. De verzoeker had de rechter, mr. A.H.L. Roosmale Nepveu, gewraakt in de procedure met zaaknummer C/01/297962 / KG ZA 15-539. De verzoeker stelde dat de rechter niet onbevooroordeeld was en dat hij zich niet serieus genomen voelde tijdens de zitting van 12 oktober 2015. Hij voerde aan dat de rechter zijn pleidooi bagatelliseerde en dat er sprake was van schijn van partijdigheid. De rechter had echter aangegeven dat zijn kritische opmerkingen niet duidden op partijdigheid, maar op een poging om de feiten helder te krijgen in het kort geding.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de opmerkingen van de rechter, hoewel door de verzoeker als vervelend ervaren, niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een (objectiveerbare) schijn van partijdigheid. De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde feiten geen grond vormden voor wraking en wees het verzoek af.

De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. A.G.A.M. van de Ven, en de leden mr. J.A. Bik en mr. J. van der Weij, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zittingsplaats 's‑Hertogenbosch
Zaaknummer: WR 15-026
Beschikking van 13 november 2015
in de zaak van
[verzoeker]
[gemachtigde],
verzoeker,
tegen
mr. A.H.L. Roosmale Nepveu,
in zijn hoedanigheid van voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie
’s-Hertogenbosch, bij de behandeling van de zaak met zaaknummer C/01/297962 / KG ZA 15-539, verweerder.
Partijen zullen hierna respectievelijk verzoeker en de rechter worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het proces-verbaal van de zitting van 12 oktober 2015 met daarin opgenomen het voorliggende wrakingsverzoek;
  • een brief van verzoeker, gedateerd 13 oktober 2015;
  • het dossier in de hoofdzaak;
  • de door verzoeker ter zitting overgelegde verklaringen van zijn vader en oom;
  • de door verzoeker ter zitting overgelegde pleitnota;
  • de door de rechter ter zitting overgelegde aantekeningen.
1.2.
De mondelinge behandeling van het voorliggende wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 5 november 2015. Verschenen zijn [gemachtigde] met de [verzoeker], evenals de rechter.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de procedure met zaaknummer C/01/297962 / KG ZA 15-539.
2.2.
Verzoeker heeft betoogd dat de rechter niet onbevooroordeeld het geschil kan beoordelen. Verzoeker heeft ter zitting van 12 oktober 2015 daartoe – kort weergegeven – gesteld dat hij zich niet serieus genomen voelt door de rechter, omdat zijn pleidooi door de rechter wordt gerelativeerd met opmerkingen / onderbrekingen waardoor hij zijn verhaal niet kan afmaken. Verzoeker deelt desgevraagd mede dat hij specifiek doelt op de opmerking van de rechter dat het best gebruikelijk is dat een zoon het bedrijf van zijn vader overneemt en de opmerking van de rechter dat 50% van de klanten van de rechtbank ontevreden is. Bij brief van 13 oktober 2015 heeft verzoeker zijn mondeling wrakingsverzoek nader toegelicht.
2.3.
Verzoeker stelt ter zitting – kort weergegeven – onder meer dat de rechter zijn argumenten bagatelliseerde. De rechter mag kritisch zijn, maar staat tussen partijen in. Volgens verzoeker nam de rechter op de zitting van 12 oktober 2015 het voortouw bij het aanvallen van zijn argumenten. Verzoeker was verbaasd over de houding van de rechter. Hij heeft verzocht om een schorsing van de zitting. Na de schorsing heeft verzoeker de rechter gewraakt. Verzoeker wijst er op dat een wrakingsverzoek uiteraard voor iedereen vervelend is, maar verzoeker is van mening dat er sprake is van schijn van partijdigheid.
2.4.
De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en is de mening toegedaan dat het verzoek dient te worden afgewezen. De rechter heeft in dat kader – kort weergegeven – onder meer aangevoerd dat er in kort geding volgens de wet en vaste rechtspraak weinig ruimte is voor feitenonderzoek. Als kort geding rechter probeert hij de feiten helder te krijgen en met een snelle en praktische benadering zonder omwegen tot de kern te komen. Dat daarbij kritische opmerkingen worden gemaakt, betekent volgens de rechter niet dat er sprake is van partijdigheid. Hij heeft objectieve interesse getoond in de zaak. Er waren punten uit het pleidooi van verzoeker die niet relevant waren voor de zaak, als rechter heeft hij dit laten blijken. De rechter geeft aan dat het soms erg vruchtbaar kan zijn om tijdens een pleidooi een bepaald punt meteen uit te debatteren, vandaar de onderbrekingen. Volgens de rechter zijn er voldoende omstandigheden die juist geen blijk geven van partijdigheid ten nadele van verzoeker, onder meer het accepteren van de vader van de heer Hanoman als informant en het inlassen van een leespauze voor het verweerschrift.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dient te worden beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter met betrekking tot een procespartij vooringenomen is, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is van voornoemde uitzonderlijke omstandigheden en zwaarwegende aanwijzingen geen sprake. De rechtbank overweegt daarbij dat verzoeker en de rechter het in grote lijnen eens zijn over hetgeen heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 oktober 2015. De opmerkingen waar verzoeker op doelt, zijn door de rechter op die zitting gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter voldoende toegelicht dat een en ander samenhangt met de wijze van behandelen van de zaak door de rechter en het leiden van de zitting, mede in het licht van de soort procedure (kort geding). De opmerkingen van de rechter en de wijze van behandelen van de zaak zijn door verzoeker als vervelend dan wel aanvallend ervaren, maar naar het oordeel van de rechtbank kan daarin geen grond zijn gelegen voor het oordeel dat de rechter een (objectiveerbare) schijn van partijdigheid heeft gewekt.
3.4.
De conclusie uit het voorgaande is dat de aangevoerde feiten geen grond vormen voor wraking. Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af het verzoek tot wraking van mr. A.H.L. Roosmale Nepveu in de zaak met zaaknummer C/01/297962 / KG ZA 15-539.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.G.A.M. van de Ven, voorzitter, en mr. J.A. Bik en mr. J. van der Weij, leden, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.