ECLI:NL:RBOBR:2015:6482

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2015
Publicatiedatum
12 november 2015
Zaaknummer
01/845066-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door schieten op politieambtenaren met vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en poging tot doodslag. De verdachte heeft op 29 januari 2015 in Eindhoven met een vuurwapen op politieambtenaren geschoten die voor zijn deur stonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op dat moment in een psychisch kwetsbare toestand verkeerde, met voorbedachte rade handelde. Echter, de rechtbank heeft ook contra-indicaties gevonden die erop wijzen dat de verdachte niet volledig in staat was om rationele beslissingen te nemen. Hierdoor is de verdachte vrijgesproken van poging tot moord, maar is hij wel schuldig bevonden aan poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische behandeling. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de betrokken politieambtenaren. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845066-15
Datum uitspraak: 13 november 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 mei 2015, 3 augustus 2015 en 30 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 april 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , politie-ambtenaren te regio Oost-Brabant, opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade van het leven te beroven, meermalen, dan wel eenmaal met een (vuur)wapen - door (een raam in) de deur van zijn, verdachtes kamer - op, dan wel in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (die zich achter die deur bevonden) geschoten heeft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 29 januari 2015 komen verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij verdachte aan de deur in verband met een openstaande straf.
Terwijl de verbalisanten voor de deur van de zolderkamer van verdachte staan en aan verdachte vragen de deur te openen, heeft verdachte met een vuurwapen een schot afgevuurd. De kogel is op hoofdhoogte door een ruit in de deur richting de verbalisanten gegaan. Verbalisanten zijn niet door de kogel geraakt.
De vraag moet worden beantwoord of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot moord dan wel poging tot doodslag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak van poging tot moord bepleit. De poging tot doodslag kan, aldus de raadsman, bewezen worden.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De bewijsmiddelen.
Op 29 januari 2015 hebben de politieambtenaren van regio Oost-Brabant,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , aangifte gedaan van poging tot doodslag dan wel poging tot moord.
De aangiften houden onder meer in dat zij op 29 januari 2015 bij verdachte op het adres [adres] te Eindhoven aan de deur kwamen in verband met een openstaande straf.
De voordeur werd geopend door een man, niet zijnde verdachte.
De man is naar boven gegaan en [slachtoffer 2] hoorde de man zeggen: ‘er staan twee agenten voor jou aan de deur’ en ‘wat moet ik dan tegen die twee agenten zeggen’ of woorden van gelijke strekking. Hierop zijn de verbalisanten naar boven gegaan. De man die de deur had geopend zei dat verdachte op zijn kamer was. Hierop zijn de verbalisanten naar de kamer van verdachte op de zolderverdieping gegaan. Verbalisanten hebben op de toegangsdeur van de kamer van verdachte geklopt. In de toegangsdeur zat een ruit ter hoogte van circa 1.60 meter met een afmeting van 60 centimeter bij 40 centimeter.
Verbalisanten hebben de persoon in de kamer aangeroepen. Zij hebben duidelijk gemaakt dat zij van de politie waren en dat ze voor [verdachte] kwamen. Zij hebben meerdere malen gevraagd om de deur te openen. De man riep in hun richting: ‘Oprotten en als jullie binnen komen, dan krijgen jullie daar spijt van’. [slachtoffer 2] hoorde een klik. Deze klik leek op het geluid of er iets gespannen of ontspannen werd. Er gebeurde verder niets. Na de meldkamer te hebben ingelicht en om versterking te hebben gevraagd in verband met te verwachten verzet, besloten de verbalisanten verdachte nogmaals aan te roepen. [slachtoffer 1] stond aan de linkerzijde voor de deur en [slachtoffer 2] aan de rechterzijde voor de deur, waarbij zij beiden met de hoofden gedeeltelijk voor het raam in de deur stonden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verdachte nogmaals aangeroepen. Hierop bleef het even stil. Kort hierop hoorden zij een knal gevolgd door een regen van glassplinters, welke tegen hun hoofden kwamen. Verbalisanten zijn niet geraakt door de kogel. Onder aan de trap van de zolderverdieping werd een kogelpunt aangetroffen. [2]
Op 29 januari 2015 heeft een sporenonderzoek plaatsgevonden in de woning aan de [adres] te Eindhoven. Op de slaapkamer van verdachte is circa twee meter van de drempel een revolver aangetroffen. In de kamer van de loop bevond zich een volledig patroon en rechts daarvan twee hulzen.
In het stucwerk op de overloop (in het trapgat) van de tweede verdieping is een inschotbeschadiging aangetroffen met nagenoeg recht daaronder de kogelpunt op de overloop van de eerste verdieping.
De ruit van de slaapkamerdeur vertoonde aan de rechteronderzijde, gezien vanaf de overloop, een beschadiging.
Beide agenten die bij het incident betrokken waren, kwamen ter plaatse en gaven aan waar zij voor de slaapkamerdeur hebben gestaan.
Uit het onderzoek is gebleken dat er is geschoten met een vuurwapen. Dit vuurwapen functioneerde naar behoren en de aangetroffen munitie(delen) pasten bij dit vuurwapen.
Er is een schot afgevuurd door de ruit, vanuit de slaapkamer richting de overloop.
Het uitgelijnde schot door de ruit bevond zich op hoofdhoogte van beide agenten op de overloop. [3]
Verdachte heeft bij de politie op 30 januari 2015 verklaard dat hij de bel hoorde en de politie zag staan. Verdachte is naar zijn kamer op zolder gegaan. Hij heeft de deur van zijn kamer op slot gedaan. [4] Hij heeft op het raam van de deur geschoten. [5]
Het wapen lag in de kast. Hij heeft de kogels er ooit zelf in gedaan. [6]
Op 12 februari 2015 heeft verdachte bij de politie onder meer verklaard dat [persoon 1] naar boven kwam om te zeggen dat er agenten waren. Hij hoorde dat de agenten naar boven kwamen. Hij heeft het wapen uit de kast gehaald en is in een hoek gaan zitten. Hij heeft gezegd dat ze moesten oprotten. [7]
Hij is opgestaan en heeft met twee handen geschoten. Hij richtte voor zich uit op het raam. Hij zag de agenten niet, hij kon ze alleen maar horen. [8]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij bij de inhoud van zijn bij de politie afgelegde verklaringen blijft. [9]
Is er sprake van poging tot moord?
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge en hevige drift plaatsvinden of dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 23 juni 2014 een brief heeft ontvangen waarin stond dat een eerder opgelegde taakstraf zou worden omgezet in een gevangenisstraf. Verdachte vond dit onterecht en meende dat hem groot onrecht werd aangedaan. Hij heeft na de ontvangst van de brief zijn wapen, dat hij had uitgeleend, opgehaald om zich te verdedigen voor het geval de politie zou komen.
Hij heeft verder verklaard dat hij op het moment dat hij de brief binnen kreeg voor zichzelf al had besloten dat hij de politie zou neerschieten. Op het moment van ontvangst van de brief was het zijn plan om gericht te schieten en niet in de lucht te schieten.
Toen de politie vervolgens op 29 januari 2015 bij hem aan de deur stond en de agenten hem aanmaanden de deur te openen, heeft verdachte een geladen wapen uit de kast gepakt en ook daadwerkelijk staande in de richting van het raam in de deur geschoten. Achter deze deur bevonden zich op dat moment de verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Uit het verhandelde ter terechtzitting en het dossier blijkt dat verbalisanten meerdere keren aan verdachte hebben gevraagd de deur te openen, waarop verdachte zei dat ze moesten oprotten. Verbalisanten hebben zich even teruggetrokken voor het inlichten van de meldkamer. Daarna zijn zij weer naar de slaapkamerdeur gegaan en hebben ze verdachte opnieuw aangeroepen. Toen heeft verdachte vanuit zijn kamer al staande op het raam van de deur geschoten.
Voornoemde feiten en omstandigheden vormen een belangrijke aanwijzing dat door verdachte met voorbedachte raad is gehandeld, overeenkomstig zijn eerdere plan na ontvangst van de brief over de omzetting van de taakstraf.
De rechtbank neemt evenwel de volgende contra-indicaties, volgend uit de verklaring van verdachte bij de politie, in beschouwing.
Uit het woordelijk uitgeschreven verslag van het verhoor van verdachte op 12 februari 2015 blijkt dat verdachte ook nog het navolgende heeft verklaard:
-‘Ik denk dat ’t niet zo slecht is gegaan. Ik moest, ik moest natuurlijk protesteren, of één of andere manier, of wat dan ook en dat heb ik gewoon gedaan.’ (pag. 76)
-‘Ja ik dat dat toen, toen ik die brief binnen krijg, zeg maar, had ik dat idee, zeg maar, al vastgesteld, zeg maar, van ja dan schiet ik ze gewoon neer. En als d’r dan een eh agent voor me heb dan zal d’r wel iets voor me veranderen. En dan ben ik ’t laatste, laatste slachtoffer dan, maar ja ik heb, ik heb toch niks te verliezen. Dat was toen destijds mijn eh idee. Alleen op een gegeven moment, je verwacht ’t niet, ze komen en dan, ja. Je bent d’r ook niet helder op voorbereid.’(pag. 77)
- ‘ En toen raakte ik zeg maar, in paniek. Toen heb ik niet, ja dat is waar je eh waarom ik bang voor mezelf was, dus ik kon zelf geen beslissing nemen, op dat moment. Dat schot sloeg ook helemaal nergens op. Volgens mij heb ik het tweede schot in de muur geknald. Ja dat is eh dus gewoon paniek. Niet eh rationeel kunnen denken.’ (pag. 78)
- ‘ Ik was niet in de stemming die eigenlijk nodig is om dat plan uit te voeren’ en ‘’t was een oud plan, ik was niet meer in. Ik was niet meer. Ik moest me wel verzetten, protesteren, maar ik wis eh ik ben eh ja ik wist eigenlijk niet wat ik moest doen’ en ‘Dus ik zat daar maar eh.’ (pag. 89)
- ‘ Ja zo zat ik echt d’r heel erg aan te denken, wat moet ik gaan doen? Wat moet ik gaan doen, want ik. Ja dat weet, wist ik dus echt niet.’ en ‘(…) ik was echt een beetje helemaal in paniek’ (pag. 90)
- Dan, hij zei iets. Eén, één van de twee die zei iets. Iets van, als je dan normaal deed of zo. Ik weet niet meer wat ’t was, maar ’t triggerde mij.’ (pag. 91)
- ( n.a.v. de vraag waar richtte je op?) ‘Gewoon voor me uit, op dat raam. Ik dacht niet na toen ik schoot’. (pag. 94 en 95)
Met name gelet op voornoemde uitlatingen van verdachte staat voor de rechtbank niet vast dat het handelen van verdachte onderdeel is geweest van het plan dat hij maakte toen hij in juni 2014 de brief ontving. Op grond van zijn verklaringen lijkt het er op dat verdachte, toen het zover was, niet wist wat hij moest doen. Verdachte verschanste zich in zijn kamer, hij deed de deur op slot, hij pakte zijn wapen en hij is in een hoek op de grond gaan zitten. Het gedrag van verdachte en de door hem gebruikte bewoordingen suggereren dat hij zijn plan niet uit kon voeren, omdat hij niet rustig was. Hij twijfelde en hij was bang. In de verklaring vindt de rechtbank aanwijzingen voor de conclusie dat verdachte pas besloot te schieten toen de verbalisanten hem zeiden dat ze de deur zouden moeten vernielen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden uitgesloten dat het feit dat verdachte uiteindelijk heeft geschoten eerder het gevolg is geweest van onder de toenemende druk bij verdachte ontstane paniek toen hem bleek dat de verbalisanten zich niet van zijn deur verwijderden en binnen dreigden te komen.
De rechtbank is van oordeel dat aan de hiervoor beschreven contra-indicaties een zodanig gewicht moet worden toegekend dat deze aan een veroordeling voor poging tot moord in de weg staan.
Aldus stelt de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte mogelijk het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Dit betekent dat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat hij moet worden vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord
Is er sprake van poging tot doodslag?
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals hiervoor onder ‘de bewijsmiddelen’ vermeld, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
Verdachte heeft zonder enige waarschuwing en doelgericht één keer met een vuurwapen op het raam in de deur van zijn kamer geschoten, terwijl hij wist dat zich op de overloop vóór de deur van zijn kamer twee politieagenten bevonden. Het schot was op hoofdhoogte van beide agenten. Zij werden geraakt door het door het schot versplinterde glas van het raam. Onder deze omstandigheden is naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk dat één van de voor de deur staande verbalisanten door de kogel van verdachte wordt geraakt en daarbij wordt gedood. Verdachte heeft door zijn gedragingen willens en wetens deze aanmerkelijke kans aanvaard en zich daarmee schuldig gemaakt aan poging tot doodslag.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 29 januari 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] , politie-ambtenaren te regio Oost-Brabant, opzettelijk van het leven te beroven, eenmaal met een vuurwapen - door een raam in de deur van zijn, verdachtes kamer – in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die zich achter die deur bevonden, geschoten heeft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van poging tot moord:
  • een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van het voorarrest;
  • terbeschikkingstelling met voorwaarden, onder de voorwaarden genoemd in het reclasseringsrapport van 15 juni 2015.
  • onttrekking aan het verkeer van de goederen vermeld onder 4 tot en met 9 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen;
  • teruggave aan verdachte van de goederen vermeld onder 1 tot en met 3 en 10 tot en met 14 en 15, aan verdachte;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , met wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel;
  • gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , met wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel;
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest met een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Door een spoedige aanvang van de behandeling wordt de maatschappij het beste beschermd.
De raadsman kan zich vinden in hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van het beslag.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In het nadeel van verdachte
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een vuurwapen op hoofdhoogte door een deur te schieten, terwijl hij wist dat zich achter die deur verbalisanten bevonden.
Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een groot, zelfs levensbedreigend gevaar voor een ander in het leven geroepen.
Slachtoffers van dit soort ernstige geweldsfeiten kunnen daar nog jarenlang last van ondervinden en de herinnering eraan kan hen hinderen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij blijkt dat het gedrag van verdachte een grote impact heeft gehad op de slachtoffers.
Een delict als dit veroorzaakt veel onrust en leidt tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid in het algemeen en bij politiemensen in het bijzonder.
In het voordeel van verdachte
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de psychiater P.K.J. Ronhaar in samenwerking met B. Hitzert, psychiater in opleiding, op 24 april 2015 en de psycholoog S.J.J. Steketee op 28 april 2015 in hun rapportages hebben geadviseerd verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt ze tot de hare.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde een zeer ernstig feit betreft en om die reden niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest ten tijde van de uitspraak. Naar het oordeel van de rechtbank kan in verband met een juiste normhandhaving niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. De rechtbank heeft daarbij enerzijds rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en anderzijds rekening gehouden met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van het feit.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie verdachte zal vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord en de rechtbank verder van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden
Op 24 april 2015 heeft P.K.J. Ronhaar, psychiater, in samenwerking met B. Hitzert, psychiater in opleiding een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie luidt onder meer:
‘Op basis van het eigen onderzoek concluderen ondergetekenden dat er bij betrokkene sprake is van een autisme-spectrum stoornis (ASS). Dat blijkt onder andere uit de problemen in de sociale interactie, een beperkt voorstellingsvermogen, beperkte copingstrategieën en een verhoogde prikkelgevoeligheid.(…)
De presentatie van de autisme-spectrum stoornis van betrokkene doet denken aan de stoornis van Asperger, een bijzondere vorm van ASS. Uit eerder onderzoek is gebleken dat hij in zijn denken een lage informatieverwerkingssnelheid heeft. In samenhang met zijn levensgeschiedenis vallen ook paranoïde trekken in zijn persoonlijkheid op.
Ten tijde van het ten laste gelegde was deze pathologie ook aanwezig.
Betrokkenes pathologie is nog onverminderd aanwezig, hetgeen hem belet direct voldoende lering te trekken uit de gang van zaken. (…) Het risico dat hij geneigd is tot het gebruik van geweld bestaat als hij in een voor hem stressvolle situatie komt. (…)
De herhalingskans op feiten als het thans ten laste gelegde in een gespannen of stressvolle situatie wordt hoog geschat.
Bij het gebruik van de HCR-20 als risicotaxatie-instrument wordt gekomen tot een zelfde hoge inschatting van het gevaar op gewelddadig gedrag. (…)
Betrokkenes ASS zal niet verdwijnen, het is een blijvende stoornis. Betrokkene kan wel leren beter om te gaan met de hiermee samenhangende beperkingen, en met zijn gevoelens van angst en onmacht in stressvolle situaties. (…)
Om het recidivegevaar afdoende terug te dringen, behoeft betrokkene een langdurige behandeling met een hoog zorgniveau en een matig beveiligingsniveau. (…)
Gelet op de ernst van de stoornis, de ernst van het ten laste gelegde, het beschreven recidivegevaar en het feit dat in het verleden is gebleken dat betrokkene weinig gemotiveerd is tot behandeling of begeleiding in een meer vrijwillig kader, wordt geadviseerd betrokkene een, in aanvang klinische, behandeling op te leggen in het kader van een tbs met voorwaarden. Een lichter kader (…) wordt niet toereikend geacht.’
Op 28 april 2015 heeft S.J.J. Steketee, klinisch psycholoog/psychotherapeut, een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie luidt onder meer:
‘Er is sprake van een stoornis binnen het autistische spectrum en paranoïde trekken vanuit de persoonlijkheid. Dit was het geval ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde.
Het gebrek aan inlevingsvermogen en afstemming op de ander/maatschappij, paranoïde overtuigingen, starheid in denken en handelen, factoren voortkomend uit de stoornis van betrokkene, kunnen van belang zijn voor de kans op recidive.
Hoe sterker betrokken zich totaal focust op zijn overtuigingen en ideeën hoe meer hij daardoor in beslag genomen wordt en zich zal gaan verzetten en/of wapenen, wat de kans op een recidive vergroot. De afwezigheid van structuur, dagvulling en contact versterkt dit proces. (…)
Omdat er sprake is van een hoog recidive risico is het belangrijk dat er specialistische behandeling plaats vindt gericht op stress-management, omgaan met teleurstellingen, coping en hoe om te gaan met de specifieke overtuigingen van betrokkene. Wanneer betrokkene ‘in de hoek wordt gedreven’ versterken de paranoïde overtuigingen en gaat hij zich bewapenen. Zoals betrokkene zelf ook aangeeft is de kans op herhaling zeer sterk. (…)
Het advies is een klinische opname binnen een forensische setting in het kader van een TBS met voorwaarden. (…) Gezien de ernst van het ten laste gelegde, de herhaling, de ernst van de problematiek en de reële kans op stagnatie door afhaken heeft het kader van een tbs met voorwaarden de voorkeur.’
Op 15 juni 2015 heeft de Reclassering Nederland, Novadic-Kentron, mevr. P. Gubbels en dhr. H.C.J.W. Traa een maatregelrapport opgemaakt, waarin voorwaarden in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden zijn geformuleerd. De reclassering geeft voorts in voornoemd rapport aan dat zij de kans op recidive hoog acht.
Ter aanvulling op dit rapport is op 9 juli 2015 door de reclassering Novadic-Kentron gerapporteerd dat IFZ verdachte heeft aangemeld binnen de FPK van GGZe De Woenselse Poort te Eindhoven.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting van 30 oktober 2015 bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden vermeld in het rapport van de reclassering van 15 juni 2015 en 9 juli 2015 in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank neemt de adviezen van de gedragsdeskundigen en de reclassering en de gronden waarop deze adviezen berusten over. De rechtbank constateert dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank overweegt verder dat het bewezen verklaarde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist en het misdrijven betreft die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Uit de rapporten volgt eensluidend dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden het juiste begeleidingskader voor verdachte biedt.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat terbeschikkingstelling met voorwaarden voldoende waarborgen biedt ter beveiliging van de maatschappij. De rechtbank zal dan ook, met inachtneming van de inhoud van het maatregelrapport van 15 juni 2015 en de aanvulling daarop d.d. 9 juli 2015, aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen.
Het beslag
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De vordering van [slachtoffer 2] is geheel toewijsbaar met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de raadsman heeft opgemerkt dat de onderbouwing van de vordering ontbreekt. Bij een toewijzing heeft de raadsman verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen. De raadsman heeft verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, gelet op de bijzonderheid van dit geval.
Beoordeling.De rechtbank vindt de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 1.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 29 januari 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de overige gevorderde immateriële schadevergoeding afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De vordering van [slachtoffer 1] is geheel toewijsbaar met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de raadsman heeft opgemerkt dat de onderbouwing van de vordering ontbreekt. Bij een toewijzing heeft de raadsman verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen. De raadsman heeft verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, gelet op de bijzonderheid van dit geval.
Beoordeling.De rechtbank vindt de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 1.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 29 januari 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de overige gevorderde immateriële schadevergoeding afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. De rechtbank vindt de situatie van verdachte niet zodanig bijzonder dat er geen schadevergoedingsmaatregel zou moeten worden opgelegd.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 37a, 38, 38a, 45,
287.

DE UITSPRAAK

Vrijspraak van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord.
Verklaart het impliciet subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot doodslag Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen
*Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
*Terbeschikkingstelling met voorwaarden en stelt als voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
- veroordeelde pleegt geen strafbare feiten;
- veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
- veroordeelde moet zich na onherroepelijk worden van het vonnis bij de reclassering melden op telefoonnummer 073-6409696. Hierna moet veroordeelde zich (na detentie) blijven melden zo frequent en zolang de Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde wordt verplicht om zich klinisch te laten opnemen in de Forensisch Psychiatrische Kliniek van GGZe De Woenselse Poort te Eindhoven, dan wel een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)-directeur van die instelling zullen worden gegeven.
- veroordeelde houdt zich aan de richtlijnen van de behandelend geneesheer, ook indien dit inhoudt zich houden aan medicatievoorschriften, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde wordt verplicht om in aansluiting op de klinische fase binnen een woonvoorziening, indien en door de reclassering geïndiceerd, waarschijnlijk een RIBW of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag)-programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde werkt mee aan de totstandkoming van de drie-partijen overeenkomst tussen veroordeelde, reclassering en de zorg/behandelinstanties;
- veroordeelde gaat akkoord met inzage in zijn financiën;
- veroordeelde laat zich, indien geïndiceerd door de reclassering onder bewind stellen;
-veroordeelde heeft, in aansluiting op het klinische gedeelte, contact met een SPV-er of psycholoog en gaat akkoord met een ambulant behandeltraject, indien de reclassering dit noodzakelijk acht en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde verleent zijn medewerking aan het raadplegen van referenten;
- veroordeelde werkt mee aan urinecontroles indien de reclassering dit noodzakelijk acht.
De Reclassering Nederland, Regio ’s-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG
te ’s-Hertogenbosch wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan hulp en steun te verlenen. Bij het verlenen van hulp en steun bij de naleving van de voorwaarden wordt de identiteit van betrokkene vastgesteld op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid van het Wetboek van Strafvordering.
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten: 1 kogelpunt, 1 patroon, 1 huls, 1 huls, 1 revolver, 1 projectiel. Teruggave in beslag genomen goederen, te weten: 1 vest, 1 shirt, 1 jas, 1 computer, 1 notebook, 1 harddisk, 1 telefoon, 1 usb-stick en 2 bivakmutsen, aan verdachte. * Maatregel van schadevergoeding van € 1.500,00 subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 29 januari 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), betreffende immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 29 januari 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
* Maatregel van schadevergoeding van € 1500,00 subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 29 januari 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , van een bedrag van € 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), betreffende immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 29 januari 2015, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.C. Kuijs, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. W. Schoorlemmer, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 13 november 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de regiopolitie Oost-Brabant, districtsrecherche Eindhoven, proces-verbaal nummer 2015021595, afgesloten d.d. 15 maart 2015, pag. 1 tot en met 247.
2.Aangifte [slachtoffer 2] , pag. 130-133, aangifte [slachtoffer 1] pag. 135-138
3.Bevindingen verbalisanten n.a.v. forensisch sporenonderzoek pag. 159-163
4.Verklaring verdachte pag. 32-34
5.Verklaring verdachte pag. 35
6.Verklaring verdachte pag. 36
7.Verklaring verdachte pag. 45
8.Verklaring verdachte pag. 46
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting.