ECLI:NL:RBOBR:2015:647

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2015
Publicatiedatum
6 februari 2015
Zaaknummer
01/825570-07
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en dwangverpleging in een strafzaak met betrekking tot ontucht en kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 februari 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor ontucht met een minderjarige en het bezit van kinderporno. De betrokkene, geboren in 1980 en verblijvende in een kliniek, was eerder ter beschikking gesteld bij vonnis van 18 november 2008, en zijn terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 24 januari 2013. De officier van justitie heeft op 12 december 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor twee jaar, welke vordering op 26 januari 2015 ter openbare terechtzitting is behandeld. Tijdens deze zitting zijn de officier van justitie, deskundigen, de betrokkene en zijn raadsvrouwe gehoord.

De rechtbank heeft de rapporten van de deskundigen, waaronder klinisch psycholoog dr. Th.A.M. Deenen en forensisch psychiater drs. H.A. Gerritsen, in overweging genomen. Beide deskundigen gaven aan dat de betrokkene lijdt aan een stoornis van Asperger en pedofilie, maar dat het risico op recidive onder gecontroleerde omstandigheden als laag werd ingeschat. De deskundigen adviseerden om de terbeschikkingstelling te verlengen, maar de rechtbank besloot uiteindelijk om de termijn met één jaar te verlengen in plaats van de gevraagde twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eiste, en dat er meer duidelijkheid over de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging in de loop van het jaar zou kunnen ontstaan.

De rechtbank heeft de beslissing genomen om de terbeschikkingstelling van de betrokkene met één jaar te verlengen, en merkte op dat het prematuur was om nu al te bepalen dat er vóór de volgende verlengingszitting een maatregelenrapport moest worden opgesteld. De rechtbank heeft de beslissing genomen in overeenstemming met de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/825570-07
Uitspraakdatum: 9 februari 2015

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1980],
verblijvende in [kliniek],
hierna: betrokkene / de terbeschikkinggestelde.

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 18 november 2008 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 24 januari 2013, met twee jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 12 december 2014 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar. Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2015. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige, betrokkene en zijn raadsvrouwee gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van [kliniek] van 31 oktober 2014, over de verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene,
  • het over betrokkene uitgebrachte rapport (zesjaars-verlengingsadvies) door klinisch psycholoog dr. Th.A.M. Deenen van 11 november 2014,
  • het over betrokkene uitgebrachte rapport (zesjaars-verlengingsadvies) door forensisch psychiater/psychoanalyticus drs. H.A. Gerritsen van 23 november 2014,
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen,
  • het persoonsdossier van de terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van “met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaar handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam meermalen gepleegd en het bezit van kinderporno”, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
 Het
rapport van klinisch psycholoog dr. Deenen van 11 november 2014houdt onder meer zakelijk weergegeven het navolgende in.
Bij betrokkene is sprake van de stoornis van Asperger en van pedofilie. De kans op recidive van feiten soortgelijk aan de indexdelicten wordt ingeschat als gering binnen een situatie die voldoende gecontroleerd is en waarbinnen betrokkene wordt begeleid en waarin hij vooralsnog zijn libidoremmende medicatie blijft gebruiken. Op langere termijn kan dit risico toenemen indien betrokkene in contact komt met een gezin met jonge kinderen en de tijd en gelegenheid krijgt om via grooming een bijzondere relatie met die kinderen te ontwikkelen. De klinische behandeling van betrokkene binnen de muren van een TBS-kliniek heeft zijn effecten gehad en is klaar. Betrokkene dient nu vervolgstappen te zetten en verder te resocialiseren richting de vrije maatschappij. Het traject wat de kliniek daarbij voor ogen staat, is een goed en passend traject.
Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling van betrokkene met een jaar te continueren, ondanks dat betrokkene nog langere tijd, zeker meer dan één jaar, begeleiding en controle behoeft. Tevens wordt geadviseerd de verpleging te continueren en in het komend jaar toe te werken naar een voorwaardelijk beëindiging daarvan.
 Het
rapport van forensisch psychiater drs. Gerritsen van 23 november 2014houdt onder meer zakelijk weergegeven het navolgende in.
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van de stoornis van Asperger en pedofilie van het exclusieve type en [differentiaal diagnostisch] een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. Onder de huidige omstandigheden [verblijf in een klinische afdeling en onbegeleid verlof met adequaat risicomanagement] wordt het risico op een nieuw zedendelict als laag ingeschat voor een hands-on delict en laag tot matig voor een hands-off delict. De kans bestaat dat betrokkene via internet kinderpornografie probeert te downloaden.
Indien de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging nu zou worden opgeheven, wordt het risico op een nieuw zedendelict op korte termijn als laag en op de [middel]lange termijn als matig tot hoog ingeschat. De verwachting is dat betrokkene moeite zal hebben om zich zelfstandig in het maatschappelijk leven te handhaven, moeite zal hebben met contacten met leeftijdsgenoten en zijn veilige toevlucht dan zal zoeken met voor hem bekende en vertrouwde kinderen uit bij voorkeur zijn familie. De huidige behandeling/begeleiding en het risicomanagement van de kliniek zijn adequaat. Rapporteur kan zich vinden in de stap dat betrokkene volgend jaar naar het resocialisatie-centrum gaat en aansluitend naar een beschermde woonvorm.
Geadviseerd wordt de maatregel van terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar en de verpleging te continueren. Volgend jaar kan dan bekeken worden in welke mate het resocialisatieproces vordert en of voorwaardelijke beëindiging van de verpleging tot de mogelijkheden behoort.
 Het
verlengingsadvies van [kliniek]van 31 oktober 2014 houdt onder meer zakelijk weergegeven het navolgende in.
Betrokkene werkt gestaag door aan zijn behandeling en zijn resocialisatie. De stoornis van Asperger en de pedofilie zijn weliswaar niet te genezen, maar wel goed te bespreken met betrokkene, waardoor hij steeds beter gaat handelen. De komende periode ligt de focus op het aangeven van grenzen in sociaal contact en het uitbreiden van het oefenen van sociale vaardigheden. Betrokkene is toe aan een volgende oefenfase, vervolgens aan een minder beveiligde setting en daarna kan plaatsing binnen een beschermde woonvorm volgen.
Wanneer de terbeschikkingstelling van betrokkene wordt beëindigd, is het recidiverisico hoog. Betrokkene heeft moeite met generaliseren van zijn geleerde vaardigheden in nieuwe situaties. Bij beëindiging van de terbeschikkingstelling kan hij dit niet stapsgewijs oefenen en zal betrokkene zich niet op de juiste manier staande kunnen houden in de maatschappij. Hij zal terugvallen op zijn oude gedragspatronen als het contact aangaan met kinderen in plaats van contact met leeftijdsgenoten. Het advies is de terbeschikkingstelling van betrokkene met twee jaar te verlengen.
De deskundige, mevrouw Franken, heeft ter terechtzitting van 26 januari 2015 een nadere toelichting op het verlengingsadvies van de kliniek gegeven. Ondanks het advies van de psycholoog en de psychiater persisteert zij namens de kliniek bij het advies de terbeschikkingstelling en de verpleging met twee jaar te verlengen.
De officier van justitie schaart zich achter het standpunt van de kliniek. Hij is van oordeel dat het resocialisatieproces wat betrokkene heeft ingezet nog zodanig pril is dat er geen zicht is op beëindiging van de terbeschikkingstelling binnen een jaar. De officier van justitie persisteert bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling en de verpleging van overheidswege met twee jaar.
De raadsvrouwe van betrokkene is van oordeel dat de terbeschikkingstelling en de verpleging van overheidswege van betrokkene met een jaar moet worden verlengd, nu het van belang en wenselijk wordt geacht dat de voortgang van het traject wordt getoetst. Daarbij is primair verzocht dat voorafgaande aan een volgende verlengingszitting reeds een maatregelenrapport door de reclassering wordt opgesteld. Bij de volgende verlengingszitting kan dan -zonder vertraging- worden getoetst of betrokkene zich zodanig heeft ontwikkeld, dat voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege kan worden overwogen. Zij sluit zich daartoe aan bij de adviezen van de psycholoog en de psychiater.
Betrokkene deelt de visie van zijn raadsvrouwe dat zijn terbeschikkingstelling en de verpleging van overheidswege met een jaar moet worden verlengd. Betrokkene merkt daarbij op dat, mocht over een jaar blijken dat hij zich niet zodanig heeft ontwikkeld dat voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege kan worden overwogen, de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wederom met een jaar kan worden verlengd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud van het advies van voornoemde inrichtingen met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige, met uitzondering van de duur van de verlenging met twee jaar zoals genoemd in het advies van de inrichting. Voor wat betreft de duur van de verlenging zal zij aansluiten bij de adviezen van dr. Deenen en drs. Gerritsen.
Gelet op de positieve ontwikkeling die betrokkene lijkt door te maken, valt niet uit te sluiten dat in de loop van het jaar meer duidelijkheid ontstaat over de mogelijkheden de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. Daarom zal de rechtbank de terbeschikkingstelling van betrokkene en de verpleging van overheidswege met een jaar verlengen. De rechtbank merkt daarbij op dat zij het gelet op de duur van het resocialisatieproces van betrokkene prematuur acht nu al te bepalen dat vóór de volgende verlengingszitting een maatregelenrapport dient te worden opgesteld, teneinde te kunnen beoordelen of voorwaardelijke beëindiging van de verpleging tot de mogelijkheden behoort. Dit dient eerst op de eerstvolgende verlengingszitting te worden beoordeeld.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.

DE BESLISSING

De rechtbank:
Verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. H.F. Koenis, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 9 februari 2015.