ECLI:NL:RBOBR:2015:645

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
6 februari 2015
Zaaknummer
01/845358-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling van een gestolen motorfiets, belediging van politiemensen en gevaarlijk rijgedrag met vrijspraak voor poging zware mishandeling en bedreiging

Op 6 februari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder opzetheling van een gestolen motorfiets, belediging van politiemensen en gevaarlijk rijgedrag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling en bedreiging van een hoofdagent, evenals van diefstal en opzetheling van kentekenplaten. De zaak kwam aan het licht na een incident op 19 mei 2014, waarbij de verdachte met hoge snelheid op een motorfiets reed en daarbij verkeersregels overtrad. Tijdens de zittingen op 11 augustus 2014, 5 november 2014 en 23 januari 2015 heeft de rechtbank de verklaringen van de betrokken partijen en getuigen gehoord. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de zware beschuldigingen, maar dat de verkeersdelicten wel bewezen konden worden. De rechtbank benadrukte de ernst van de verkeersdelicten en de belediging van de politieambtenaren, wat leidde tot de opgelegde straffen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 27, 57, 63, 266, 267 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845358-14
Datum uitspraak: 06 februari 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 augustus 2014, 5 november 2014 en 23 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 juli 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 januari 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel en/of te Deurne,
in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], hoofdagent van de politie-eenheid Oost-Brabant, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een motorfiets met hoge, althans aanzienlijke en/of onverminderde snelheid op voornoemde [slachtoffer 1] is ingereden/afgereden, als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel, en/of te Deurne,
in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1], hoofdagent van de politie-eenheid Oost-Brabant, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers is verdachte opzettelijk dreigend met een motorfiets met hoge, althans aanzienlijke en /of onverminderde snelheid op voornoemde [slachtoffer 1] ingereden/afgereden;
2.
hij op of omstreeks 2 april 2014 in Duitsland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motorfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel en/of te Deurne, althans in Nederland, een motorfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motorfiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 tot en met 26 maart 2014 te Geldrop, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kentekenplaat ([kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel en/of te Deurne, althans in Nederland, een kentekenplaat ([kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kentekenplaat wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Helmond en/of te Deurne en/of te Bakel, gemeente Gemert-Bakel, als bestuurder van een voertuig (motor), daarmee rijdend op de openbare weg,
- op de Helmondsingel (van Helmond naar Deurne) heeft gereden op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer en/of ongeveer 120 km/h heeft gereden, waar 80 km/h is toegestaan
- op de Binderendreef (te Deurne) en/of de Stationsstraat (te Deurne) met een (veel) hogere snelheid heeft gereden dan ter plaatse is toegestaan en/of
- op de Stationsstraat (te Deurne) van links naar rechts is gereden en/of
- op de kruising van de Stationsstraat met de Heuvelstraat (te Deurne) het rode verkeerslicht heeft genegeerd en/of
- op de Heuvelstraat (te Deurne) en/of de Bakelseweg (van Deurne naar Bakel) de ter plaatse geldende maximumsnelheid (in ernstige mate) heeft overschreden en/of
- op de Bakelseweg (van Deurne naar Bakel) heeft gereden op de rijstrook voor
het tegemoetkomende verkeer, terwijl op die plek auto's naar links wilden afslaan en/of
- in het centrum van Bakel en/of op de Hendrikstraat (te Bakel) de ter plaatse geldende
maximumsnelheid (in ernstige mate) heeft overschreden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
5.
hij op of omstreeks 19 mei 2014 op de route van Bakel, gemeente Gemert-Bakel naar
Eindhoven, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, belast met de directe noodhulpverlening in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraakoverwegingen feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3 primair en
feit 3 subsidiair.
Ten aanzien van feit 1 primair overweegt de rechtbank in het bijzonder als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat zij geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van hetgeen aangever/hoofdagent van politie [slachtoffer 1] en agent van politie [verbalisant] in respectievelijk de aangifte en het proces-verbaal bevindingen hebben verklaard over wat er precies is gebeurd voorafgaand aan de val van [slachtoffer 1] met de politiemotor toen hij verdachte als bestuurder van een motorfiets staande wilde houden.
Voor een bewezenverklaring van dit feit moet komen vast te staan dat er een aanmerkelijke kans bestond dat hoofdagent van politie [slachtoffer 1] door de handelingen van verdachte met zijn motor ten val zou komen én dat [slachtoffer 1] als gevolg van deze val zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Dat kan de rechtbank op basis van het dossier en de behandeling ter zitting echter niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen.
Verdachte ontkent stellig op de hoofdagent [slachtoffer 1] te zijn ingereden. Het enige dat de rechtbank met zekerheid vast kan stellen op basis van de aangifte van [slachtoffer 1] en de getuigenverklaring van I. [getuige 1] (de duopassagier op de motor bij verdachte) is dat beide motoren op dezelfde weghelft op elkaar zijn afgereden en zij vervolgens, ieder voor zich, op vrij korte afstand van elkaar zijn uitgeweken en zij elkaar bij het passeren niet hebben geraakt.
De rechtbank acht op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1], [getuige 1] en verdachte dan ook niet aannemelijk dat verdachte op [slachtoffer 1] is ingereden, met de bedoeling om hem te raken. De enkele zinsnede uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] dat hij zag dat verdachte op de motorfiets van [slachtoffer 1] probeerde in te rijden acht de rechtbank onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat die zinsnede is aan te merken als een conclusie die is getrokken door [verbalisant], terwijl [verbalisant] niet heeft toegelicht op welke feiten en omstandigheden deze conclusie is gebaseerd, alsmede dat [verbalisant] het gebeurde heeft waargenomen van een grotere afstand dan [slachtoffer 1], [getuige 1] en verdachte. Ook de mededeling van [slachtoffer 1] bij het verhoor bij de rechter-commissaris dat hij op enig moment ‘het gevoel’ had dat verdachte hem wilde raken acht de rechtbank, gelet op hetgeen [slachtoffer 1] voor het overige heeft verklaard en op de verklaringen van [getuige 1] en verdachte, onvoldoende. Vervolgens rijst de vraag of verdachte, door het in eerste instantie afrijden op de motorfiets van [slachtoffer 1] en het pas op vrij korte afstand maken van een uitwijkmanoeuvre, de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat [slachtoffer 1] met zijn motor ten val zou komen. Naar het oordeel van de rechtbank bieden het dossier en het verhandelde ter zitting in dit geval onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte de aanmerkelijke kans op het ten val komen van [slachtoffer 1] met zijn motor in het leven heeft geroepen. De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat [slachtoffer 1] zelf heeft verklaard dat hij op dat moment stapvoets reed. Verder bevindt zich in het dossier geen objectief bewijsmateriaal, zoals (verkeers-)technische onderzoeksgegevens of informatie van deskundigen, dat meer inzicht biedt in de risico’s die verdachte met zijn verkeersgedrag ten opzichte van [slachtoffer 1] in het leven heeft geroepen.
Vervolgens is nog aan de orde de vraag of er een aanmerkelijke kans aanwezig kan worden geacht dat [slachtoffer 1] als gevolg van de val met de motor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Ook deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend, waarbij ook in dit verband relevant wordt geacht dat [slachtoffer 1] slechts stapvoets reed.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte wordt ook vrijgesproken van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde bedreiging, wegens gebrek aan bewijs. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor veroordeling ter zake van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden, en aangever/hoofdagent van politie [slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte of anderszins op geen enkel moment aangegeven dat hij zich bedreigd heeft gevoeld. Daarnaast acht de rechtbank hetgeen is komen vast te staan over het verkeersgedrag van verdachte ten opzichte van [slachtoffer 1] niet van dien aard dat daaruit onder alle denkbare omstandigheden kan worden aangenomen dat [slachtoffer 1] zich bedreigd moet hebben gevoeld.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de onder feit 2 primair tenlastegelegde diefstal van een motorfiets, aangezien verdachte de diefstal ontkent en er in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig is waaruit volgt dat verdachte bij deze diefstal betrokken is geweest.
Ten aanzien van de onder feit 3 primair tenlastegelegde diefstal van een kentekenplaat en de onder 3 subsidiair tenlastegelegde opzet/schuldheling, is in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig waaruit volgt dat verdachte deze feiten heeft begaan.
Partiële vrijspraak feit 5.
Op basis van de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting valt niet af te leiden dat de ten laste gelegde gedraging(en) op de Binderendreef en Stationsstraat hebben plaatsgevonden zoals tenlastegelegd, dan wel dat door die gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(feit 2 subsidiair)
op 19 mei 2014 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel en te Deurne, een motorfiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die motorfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
(feit 4)
op 19 mei 2014 te Helmond en/of te Deurne en/of te Bakel, gemeente Gemert-Bakel,
als bestuurder van een voertuig (motor), daarmee rijdend op de openbare weg,
- op de Helmondsingel (van Helmond naar Deurne) heeft gereden op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer en ongeveer 120 km/h heeft gereden, waar 80 km/h is toegestaan,
- op de Heuvelstraat (te Deurne) en/of de Bakelseweg (van Deurne naar Bakel) de ter plaatse geldende maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en
- op de Bakelseweg (van Deurne naar Bakel) heeft gereden op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer, terwijl op die plek auto's naar links wilden afslaan en
- in het centrum van Bakel en op de Hendrikstraat te Bakel de ter plaatse geldende maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
(feit 5)
op 19 mei 2014 op de route van Bakel, gemeente Gemert-Bakel, naar Eindhoven,
opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, belast met de directe noodhulpverlening in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden
"kankerlijers".
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
-Vrijspraak voor feit 2 primair en feit 3 primair.
-Bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 5 tenlastegelegde en verdachte daarvoor te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft tevens gevorderd voornoemde bijzondere voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
-Bewezenverklaring van de onder 4 ten laste gelegde overtreding en verdachte hiervoor veroordelen tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
-Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] van € 389,- volledig toe te wijzen, te vermeerderen met wettelijke rente, en daarbij de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank acht het gedrag van verdachte zeer laakbaar. Verdachte reed op een motorfiets waarvan hij wist dat die van diefstal afkomstig was. Toen verdachte een motoragent zag die hem staande wil houden, trachtte hij vervolgens te ontkomen omdat -zoals hij zelf ter terechtzitting heeft verklaard- geen rijbewijs heeft. Na zijn aanhouding heeft verdachte ook nog twee politieagenten beledigd. De rechtbank rekent het verdachte daarbij extra zwaar aan dat de belediging is gepleegd ten opzichte van een tweetal politieambtenaren. Politieambtenaren moeten ongehinderd hun werk kunnen doen zonder dat zij zich daarbij beledigingen hoeven te laten welgevallen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem en anderen duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een substantieel andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie heeft geëist en de rechtbank van oordeel is dat de duur van de op te leggen gevangenisstraf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Voor wat betreft de aan verdachte ter zake van de onder 4 bewezenverklaarde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur op te leggen. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder meegewogen de hoeveelheid en ernst van de bewezenverklaarde verkeersgedragingen. Verdachte heeft zich kennelijk niets aangetrokken van de mogelijke gevolgen van zijn verkeersgedrag, waarbij hij slachtoffers had kunnen maken, waaronder nietsvermoedende verkeersdeelnemers, die toevallig het pad van verdachte kruisten tijdens zijn dollemansrit. De rechtbank heeft verder meegewogen dat aan verdachte in 2014 voor een verkeersmisdrijf een strafbeschikking is uitgevaardigd.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 57, 63, 266, 267 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair,
3 primair en 3 subsidiair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het 2 subsidiair, 4 en 5 tenlastegelegde ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven

-opzetheling (2 subsidiair) en

-
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd(feit 5)
en de overtreding
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994(feit 4).
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
-Ten aanzien van feit 2 subsidiair en feit 5.
Gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
-Ten aanzien van feit 4:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing over de vordering van de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslissing over de voorlopige hechtenis
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Dit bevel tot voorlopige hechtenis is op 6 november 2014 al geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. H.F. van Kregten, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 6 februari 2015.
Mr. H.F. van Kregten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.