6.11minuten.
T: "u bent nu op de [adres 2]??"
G: "Ik ben hier nu naar toe gerend? ik weet zeker dat het mijn
vader is. Ik denk wel dat mijn vader nog in de woning is."
T: "wat heb je gezien?"
G: "hij laadde een geweer voor me en zei tegen mijn moeder ik neem jullie allemaal
mee en mijzelf. Hij begon te laden en toen hij vol was zei hij: ik neem jullie
allemaal mee. Ik zei: nee nee, en toen rende ik de deur uit want hij had het
geweer al geladen. En onderweg hoorde ik een schot, en toen was ik hier?"
T: "En behalve je moeder, is er nog iemand anders in de woning?"
G: "Ja, twee zusjes. 18 en 13 jaar oud. Ik zelf ben 20. Ik heb een schot gehoord maar
ik weet niet wat er nou tussendoor allemaal gebeurd is, daar ben ik bang voor
namelijk."
Als de telefoniste vraagt om op straat contact met de politie te maken zegt de
getuige dat hij niet de straat op durft te gaan, hij durft de deur niet uit.
G: "Hij heeft een geweer, geen pistool, een geweer, ik denk een AK of zo. Ik durf
echt niet ... ik wacht tot alles gewoon klaar is?"
T: "en je vader, woont die ook daar?"
G: "ja .... (onverstaanbaar) als volgt wat hij uitlegde: hij zei jullie gaan mee, zei
hij. En hij zegt: op het einde knal ik mezelf door de kop, ik geloofde hem echt.
Ik zei waarom. Dat heb ik allemaal aan haar te danken, zei hij ....
T, breekt in: "ja, maar dat komt allemaal goed, de reden waarom. Ik hoor dat je
buiten adem bent en helemaal in shock ..... "
De telefoniste vraagt de melder naar zijn naam. Hij zegt [getuige 1] te heten.
G: "ik kan echt niet geloven, ik dacht dat is alleen maar in films of zo maar dit
kan ik echt niet geloven wat gebeurt is net .... "
Telefoniste brengt vervolgens persoonlijk contact tussen de getuige en de politie
tot stand. Einde gesprek.
Proces-verbaal verhoor getuige[getuige 1] d.d. 4 mei 2014 te 14:24 uur.
Ik ben getuige geweest van een incident, die heeft plaatsgevonden vandaag zondag 4
mei 2014, tussen 12:00 uur en 13:00 uur, op de [adres 3] te [woonplaats]. Ik wil
hierover het volgende verklaren. Op zondag 4 mei 2014, was ik samen met mijn moeder, genaamd [slachtoffer 1], mijn twee zusjes [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en mijn vader genaamd [verdachte] in onze woning, gelegen aan de [adres 3] te [woonplaats]. Ik was in mijn kamer op de eerste verdieping. Omstreeks 12:00 uur hoorde ik dat ik werd geroepen door mijn vader. Ik weet het niet zeker maar ik dacht dat het 12:00 uur was. Ik hoorde dat mijn vader riep dat ik en mijn zusjes naar beneden moest komen. Toen ik op de overloop stond
zag ik dat mijn zusjes ook uit hun kamer kwamen en naar beneden liepen. Ik liep
naar de woonkamer en ik zag dat mijn moeder er ook bij was. Ik hoorde dat mijn
vader het over een incident had welke 10 jaar geleden was gebeurd volgens hem. Mijn
vader bedoel hiermee dat mijn moeder vreemd was gegaan met de buurman. Dit was
waarschijnlijk gebeurd in onze vorige woning. Mijn vader bleek toen gedetineerd te
zitten. Ik riep hierbij dat dit niet waar was. Ik zei dat ik het niet meer wist. Ik
hoorde dat mijn zusjes dit ook aangaven.
Ik zag dat mijn vader boos werd en het nogmaals aan mijn moeder vroeg. Dit deed hij
met verheven stem. Ik hoorde dat mijn moeder zei dat het niet waar was. Ik zag dat
mijn vader hierop heel erg boos werd. Ik hoorde mijn moeder wederom roepen dat het
niet waar was. Ik zag dat mijn moeder erg bang werd voor mijn vader. Ik en mijn
zusjes werden ook erg bang. Ik hoorde dat mijn vader zei dat mijn moeder zich zelf
moest ophangen voordat hij terug was.
Ik zei tegen mijn vader dat mama dat nooit zou gedaan hebben. Ik zag dat mijn vader
boos op mij werd. Ik hoorde dat mijn vader zei waar ik mij mee bemoeide. Ik hoorde
dat mijn vader zei dat ik erg brutaal was. Ik zag dat mijn vader dreigend naar mij
toe kwam gelopen. Ik werd erg bang en liep achteruit.
Ik hoorde dat mijn vader aan mijn zusje vroeg of zij dat nog konden herinneren. Ik
hoorde dat mijn zusje zei dat zij toen nog veel te jong was en niets kon
herinneren. Ik hoorde dat mijn vader zei als ik terug kom dan wil ik de waarheid
weten, ik ga nu het "ding" halen.
Voordat mijn vader onze woning verliet hoorde ik dat mijn vader zei dat wij beneden
moesten blijven en niet weg mochten gaan.
Ik zag dat mijn vader de woning verliet. Ik zag dat mijn vader in mijn personenauto
stapte van het merk peugeot, type 106, kleur blauw/groen. Ik weet helaas het
kenteken niet. Ik zag dat mijn vader reed in de richting van de [adres 4].
Ik heb toen mijn vader weg was aan mijn moeder gevraagd wat er eigenlijk was
gebeurd 10 jaar geleden. Ik hoorde dat mijn moeder zei dat er niets gebeurd was. Ik
geloofde mijn moeder, zij zou nooit tegen mij liegen.
Ongeveer een kwartier later zag ik dat mijn vader terugkwam. Ik zag dat hij de
personenauto voor onze huis parkeerde. Ik zag dat mijn vader een Albert Heijn tas
bij zich droeg, ik denk in zijn rechterhand. Dit zag ik toen hij de woonkamer
binnenkwam.
Ik zag dat mijn vader de Albert Heijn tas op de zitbank (2-zits) legde. Ik bedoel
hiermee de zitbank aan de raamzijde.
Ik hoorde dat mijn vader aan mijn moeder vroeg of zij zijn handschoenen en muts
wilde halen. Ik zag dat mijn moeder de handschoenen pakte uit een bruinkleurige
staande kast in de woonkamer en deze aan mijn vader gaf.
Ik zag dat mijn vader de handschoenen aantrok en vervolgens iets uit de Albert
Heijn tas pakte. Ik zag dat mijn vader een vuurwapen uit de Albert Heijn tas pakte.
Het vuurwapen die mijn vader pakte was volgens mij een AK. Ik weet dit omdat ik het
wapen herkende vanuit videogames.
Ik zag dat mijn vader ook een magazijn uit de Albert Heijn tas pakte. Ik zag dat
mijn vader een klein plastic zakje (doorzichtig) uit de Albert Heijn tas pakte. Ik
zag dat hij hieruit kogels pakte. Ik zag dat mijn vader het magazijn met de kogels
ging vullen. Ik hoorde dat mijn vader zei voordat het magazijn gevuld zou zijn hij
de waarheid wilde weten. Ik hoorde dat mijn vader zei dat het anders een bloedbad
zou worden en dat hij iedereen mee zou nemen. Ik hoorde dat mijn vader zei dat hij
het op zijn vaders graf zou zweren dat hij het ging doen. Ik hoorde dat mijn vader
zei dat hij als laatste hem zelf van kant ging maken. Ik hoorde dat mijn vader zei
dat hij dit alles deed om zijn eer te behouden. Ik zei tegen mijn vader dat hij dit
alstublieft niet moest doen. Ik hoorde dat mijn vader zei dat hij geen zoon had. Ik
vond dit vervelend om te horen. De hele situatie was een angstig moment. Ik was aan
het smeken aan mijn vader om dit allemaal niet te doen. Ik hoorde dat mijn vader
zei dat het te laat was.
Ik hoorde dat mijn vader zei dat wij dit alles aan mijn moeder hebben te danken.
Wij waren allemaal aan het huilen, mijn moeder, mijn zusjes en ik. Ik had het
gevoel dat het menens was wat mijn vader wilde doen. Ik begon hierop te rennen naar buiten. Ik zag dat mijn zusjes ook wegrenden. Mijn moeder was waarschijnlijk in de woning gebleven omdat ik niet heb gezien dat mijn moeder ook naar buiten rende. Ik hoorde dat mijn vader schreeuwde "kom terug". Ik heb hier niet op gereageerd maar heb wel omgekeken. Ik zag dat mijn zusjes bleven staan. Ik weet verder niet wat mijn zusjes deden. Ik ben vervolgens de [adres 2] ingerend. Ik heb bij [adres 2] aangebeld en geklopt. Ik was helemaal in paniek. Ik dacht dat mijn vader iemand had neergeschoten. Ik was zo bang dat ik niet durfde te gaan kijken. Ik zag dat de voordeur van [adres 2] werd opengemaakt. Ik zag een man in de deuropening staan. Ik zei tegen de man dat mijn vader een geweer had en of ik bij hem mocht blijven. Ik zag dat de man mij naar binnen liet. Ik heb de man verder het een en ander uitgelegd en ik zag dat hij de politie belde. Ik heb toen gewacht totdat de politie aankwam.
Proces-verbaal verhoor getuige[getuige 1] d.d. 6 mei 2014.
Ik ben getuige van iets wat heeft plaatsgevonden op 4 mei 2014, waar mijn vader
verdachte van is. Ik wil mijn eerdere verklaring graag aanvullen. Op zondag 4 mei 2014 ben ik tussen 12: 00 uur en 12:30 uur in mijn woning aan de [adres 3] in [woonplaats], naar beneden gegaan omdat mijn vader mij riep. Ik was op dat moment boven op mijn kamer. Ik hoorde mijn vader roepen dat ik en mijn zusjes naar beneden moesten komen. Ik kwam beneden en zag mijn vader en moeder in de woonkamer. Ik zag dat mijn vader ruzie had met mijn moeder. Mijn vader riep mij en mijn zusjes erbij omdat hij ons wilde laten zien dat de ruzie serieus was en dat mijn moeder iets voor ons had achtergehouden. Dit hoorde ik hem zeggen. Ik hoorde hem zeggen dat mijn moeder in het verleden vreemd was gegaan. Ik zei dat dat niet waar was, en mijn moeder zei dat ook. Mijn vader werd daardoor bozer, ik hoorde dat hij zijn stem verhief. Ik zag ook aan zijn houding dat hij boos was, ik zag dat hij
wat voorover hing en een agressieve houding aannam. Ook zag ik dat hij wilde
gebaren maakte. Ik hoorde hem zeggen dat het nu tijd was dat wij, als kinderen,
zouden zien wat er allemaal gaande was. Ook hoorde ik hem zeggen dat we wel zouden
gaan zien wat er zou gebeuren. Ik zag dat mijn moeder heel geschrokken was. Ze hield vol dat het niet waar was, waar mijn vader haar van beschuldigde. Ik hoorde mijn vader zeggen dat hij weg ging, en wanneer hij terug kwam, dat hij de waarheid wilde horen. Ik hoorde hem zeggen dat er anders iets ging gebeuren. Ik weet niet waar mijn vader naar toe ging. Dat heeft hij niet gezegd. Ik zag dat hij boos naar buiten liep en met zijn auto, een Peugeot 206, wegreed. Ik vroeg toen aan mijn moeder wat er aan de hand was. Ik hoorde mijn moeder zeggen dat mijn vader haar er van beschuldigde dat zij met iemand anders vreemdgegaan was. Dit zou tien jaar geleden gebeurd moeten zijn. Ik zag dat zij bang en geschrokken was. Ik zag dat zij tranen in haar ogen had, dat had ik zelf ook. Ook hoorde ik het aan haar manier van praten. We hebben samen gewacht. Ik wist niet wat ik moest denken. Na ongeveer een kwartier kwam mijn vader weer terug. Ik zag dat hij nog boos was toen hij binnen gelopen kwam. Hij zei niks, maar ik zag aan zijn manier van lopen dat hij boos was. Ik zag dat hij een tas van de Albert Heijn bij zich had. Ik zag dat hij de tas op de bank in de woonkamer legde. Ik zag dat hij iets uit de tas trok. Ik zag dat hij eerst een doorzichtig zakje uit de tas pakte en daarna die 'gun' denk ik. Ik had direct het vermoeden dat het een wapen was. Ik zag hout en ik ging uit van een 'AK' of een 'M16'. Ik herken wapens van videogames. Dat doorzichtig zakje zag ik uit de tas hangen. Ik dacht dat het kogels waren. Ik was bang en raakte in paniek door wat ik zag en ben daarom direct weggerend, de [straatnaam adres 2] in. Ik ben links de woning uit gegaan, toen weer links een stuk en dan rechtdoor. Ik ken de man niet die de deur opendeed. Ik weet wel dat ik heb aangebeld bij de [adres 2]. Ik zei toen dat mijn vader een geweer had en dat ik bang was. Ik vroeg of hij de politie wilde bellen omdat ik niet wist wat er aan de hand was. Die man heeft toen de politie gebeld en ik heb daar gewacht.
Proces-verbaal verhoor [getuige 2].
Ik ben bereid een getuigenverklaring af te leggen en ik zal naar waarheid verklaren.
Als u mij zegt dat ik op 04 mei 2014 de politie heb gebeld, dan geloof ik dat. Ik kan mij de
datum niet meer herinneren. Ik was op dat moment in de woning van mijn vriendin. Er werd
gebeld en op het raam geklopt. Ik heb de deur open gedaan en zag een jongen in paniek die
mij vroeg de politie te bellen en ook zei dat er een pistool was. Ik heb toen de politie gebeld
en toen de politie ging doorvragen heb ik de telefoon aan die jongen gegeven en ben zelf naar boven gegaan naar mijn vriendin die onder de douche stond en die van niks wist. U vraagt mij waaruit ik afleidde dat die jongen in paniek was. Zo zag hij eruit. Ik herkende het als paniek. Het ging wel even door mijn hoofd dat het misschien gespeeld was, dat is mijn eigen achterdocht omdat ik dacht dat het een smoes was om binnen te komen. Toen hij vroeg of ik de politie wilde bellen, verdween mijn achterdocht en heb ik hem binnen gelaten en heb ik de politie gebeld. Die jongen die ik niet kende, zei mij dat het om een pistool ging en dat heb ik ook tegen de politie gezegd. De politie is gekomen. Ik heb gezien dat ze kogelvrije vesten aan hadden, maar zij wilde eerste niet naar de woning van mijn vriendin komen. Ik heb toen op straat naar ze gewenkt en uiteindelijk is 1 agent gekomen. Ik kreeg de indruk dat ze in eerste instantie niet durfde. Toen de politie binnen was, heeft die jongen zijn verhaal gedaan. Ik was daar niet bij, omdat ik in de achtertuin was. Dus ik weet niet wat hij tegen de politie gezegd heeft. Vervolgens is de politie weggegaan uit de woning en achter een auto aangegaan. De jongen is bij mij achter gebleven. Na ongeveer een half uur heb ik aan de politie aangegeven dat ze nog iemand hadden vergeten. Uiteindelijk heeft de politie die jongen meegenomen. In de periode dat die jongen bij mij was, heb ik niet echt met hem gesproken. Ik heb hem wel gerust gesteld. Hij maakte zich zorgen over wat er gebeurd was. Hij wilde eerst niet dat ik naar buiten ging. Dat wilde ik zelf wel om te kijken wat er aan de hand was. Uiteindelijk ben ik wel buiten gaan kijken en heb ik de politie gevraagd terug te komen om hem te begeleiden. Toen hebben ze hem ook meegenomen. Dat was ongeveer een halfuur / driekwartier nadat de jongen had aangebeld. Precies durf ik het niet te zeggen. De jongen heeft mij niet gezegd wie het pistool had. Ik kan niet zeggen of de jongen onder invloed was van alcohol of drugs. Ik denk van niet, omdat ik dat niet zag aan zijn bewegingen.
Op vragen van de officier van justitie antwoord ik als volgt:
U vraagt mij het moment van bellen en kloppen en de paniek bij de jongen nog eens te
beschrijven. Er werd geklopt op het raam en tringtringtring gebeld. Toen ik open deed, zag ik dat de jongen emotioneel was. Hij zei: 'help help help en iets over een pistool en ook bel met de politie'. Het ging allemaal heel snel. Zijn stem was paniekerig en hij had tranen in zijn ogen. Ik had meteen door dat het niet goed was en heb hem binnengelaten en de politie
gebeld. Hij had het aan de deur al over een pistool. Ik herinner me nu dat hij ook enigszins
buiten adem was. Hij gaf mij een adres in de [adres 3] waar het gebeurd was. Toen de
centrale vragen begon te stellen, heb ik de telefoon aan hem gegeven. Ik ben niet bij dat
gesprek met de centrale gebleven, omdat ik naar mijn vriendin ging. Die jongen was bang en hij was constant in paniek. Ook toen de politie er was. Toen die jongen aan de deur stond, zag ik paniek. Waar die paniek vandaan komt, weet ik niet. Hij schreeuwde wel over een pistool.
Op vragen van de raadsvrouwe antwoord ik als volgt:
U vraagt mij naar de fysieke kenmerken van de paniek van de jongen. Hij was onrustig, in
tranen, hij bibberde en wilde roken. Hij wilde binnen blijven en niet weg uit de woning. U
houdt mij voor dat ik bij de melding heb gezegd dat hij stond te shaken. Dat klopt.
Proces-verbaal van bevindingen.
Op zondag 4 mei 2014 kreeg ik, [verbalisant 2], de opdracht van de officier
van dienst, genaamd [verbalisant 3], om te gaan zoeken naar een vuurwapen.
Het adres waar ik moest gaan zoeken betrof [adres 3] te [woonplaats].
Ik ben gaan zoeken om 13.40 uur ik ben op de eerste verdieping van de woning
begonnen met zoeken. Ik ben aan de slaapkamer die gelegen is aan de achterzijde van de woning begonnen met zoeken. Ik ben begonnen met de achterste kledingkast, dit is de kledingkast van de verst gelegen kledingkast gezien vanaf de deur opening. Ik zag in de kast een Albert-Heijn tas staan. Ik heb de tas op het bed gezet en zag dat er een wapen in de tas lag. Verder zag ik dat er een aantal plastiek tassen in zaten. In één van deze twee tasjes zat een aantal scherpe patronen en het andere plastiektas voelde ik een lege houder zitten.
Ik heb het wapen gecontroleerd en zag dat er geen houder in het wapen zat en geen
patroon in de kamer zat.
Proces-verbaal onderzoek wapen.
Het wapen (BVH registratie 2014060244, goednummer 787730) is een machinegeweer
van het merk CZ (Ceská Zbrojavka), model VZ58 para, kaliber 7, 62x39 mm, wapennummer 54830K. Een machinegeweer is een vuurwapen dat volautomatisch en vaak ook semi-automatisch kan vuren en geweerpatronen verschiet. Het wapen is voorzien van een vuurregelaar met 3 standen (automatisch, veilig en semi-automatisch). Alle standen functioneerden technisch normaal. Dit machinegeweer is bestemd om projectielen automatisch door een loop af te schieten.
Dit machinegeweer is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1, categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie.
De bij het wapen aanwezige munitie zijn 25 volmantel centraalvuur kogelpatronen van het kaliber 7, 62x39 mm. Deze patronen zijn geschikt om te worden verschoten met het boven omschreven machinegeweer. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Bewijsoverweging.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en zijn kinderen heeft bedreigd met een automatisch vuurwapen, te weten een Kalasjnikov. Dat[getuige 1] nadien op de hiervoor aangehaalde verklaringen heeft willen terugkomen maakt dit oordeel niet anders. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen op pag. 68 heeft[getuige 1] op 5 mei 2014 gemeld dat hij zijn verklaring wilde intrekken omdat hij niet volledig is geweest in hetgeen hij had verklaard, omdat hij wist wat aanleiding is geweest van het huiselijke conflict van 4 mei 2014, en omdat het toch zijn vader was over wie hij had verklaard. De rechtbank acht de verklaring van[getuige 1] die hij op 4 mei 2014 en de verklaring die hij, in aansluiting op het vorenvermelde, op 6 mei 2014 bij de politie heeft afgelegd geloofwaardig, aangezien hij in de kern steeds hetzelfde verklaart, namelijk – kortgezegd – dat vader de waarheid wilde weten en dat er anders iets zou gaan gebeuren, dat vader is weggegaan en later terug is gekomen en een wapen te voorschijn heeft gehaald. De genoemde verklaringen van[getuige 1] worden ondersteund door de overige aangehaalde bewijsmiddelen. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat het in de woning aangetroffen wapen van hem was.
Verzoek om aanhouding.
De rechtbank wijst het subsidiaire verzoek van de raadsvrouwe om de zaak aan te houden af, omdat de rechtbank het voor de beantwoording van de vragen ex art. 348 en 350 Sv niet noodzakelijk acht[getuige 1] wederom als getuige te horen.
T.a.v. feit 2:
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van dit feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359 lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, terwijl namens de verdediging geen vrijspraak is bepleit. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring van dit feit hebben geleid:
- proces-verbaal van bevindingen;
- proces-verbaal onderzoek wapen;
- erkennende verklaring verdachte ter terechtzitting.