ECLI:NL:RBOBR:2015:644

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2015
Publicatiedatum
6 februari 2015
Zaaknummer
01/865057-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van echtgenote en kinderen met vuurwapen door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 9 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zijn echtgenote en drie kinderen heeft bedreigd met een doorgeladen Kalasjnikov. De feiten vonden plaats op 4 mei 2014 te Eindhoven, waar de verdachte in een emotionele uitbarsting zijn gezin bedreigde met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk dreigende woorden heeft geuit, zoals 'je moet je ophangen voordat ik terugkom' en 'ik ga nu het ding halen', terwijl hij in het bijzijn van zijn kinderen een vuurwapen laadde. De verdachte is op 4 mei 2014 door de politie aangehouden na een melding van zijn zoon, die in paniek naar een buurman was gerend om hulp te vragen. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen, waaronder die van de kinderen, als geloofwaardig beoordeeld. De verdachte heeft erkend dat het wapen van hem was en de rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een ernstige bedreiging van zijn gezin. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 450 dagen, waarvan 314 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante behandeling. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen, met inachtneming van de omstandigheden van de verdachte en het belang van de kinderen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 450 dagen, waarvan 314 dagen voorwaardelijk, en moet zich onder toezicht van de reclassering stellen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865057-14
Datum uitspraak: 09 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1973],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 augustus 2014 en 26 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 juli 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 mei 2014 te Eindhoven zijn echtgenote, [slachtoffer 1],
en/of zijn kinderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffer 1] in het bijzijn van de kinderen dreigend de woorden toegevoegd:"je
moet je ophangen voordat ik terugkom" en/of "als ik terugkom wil ik de
waarheid weten, ik ga nu het ding halen", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
(vervolgens) is weggegaan en/of is teruggekomen met een (automatisch)
vuurwapen en/of in het bijzijn van zijn echtgenote en/of zijn kinderen het
magazijn heeft geladen met patronen en/of (vervolgens) dat magazijn in het
wapen heeft gebracht en/of daarbij heeft geroepen dat hij een bloedbad aan
ging richten en iedereen mee zou nemen;
2.
hij op of omstreeks 04 mei 2014 te Eindhoven een wapen van categorie II, te
weten een (automatisch) vuurwapen (machinegeweer, merk CZ), en/of munitie van
categorie III, te weten 25 (volmantel) patronen (kaliber 7.62), voorhanden
heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe pleit primair voor vrijspraak van feit 1. Er dient geen geloof te worden gehecht aan de verklaring van [getuige 1] die hij op 4 mei 2014 bij de politie heeft afgelegd, gelet op zijn latere verklaringen bij de politie dat hij zijn eerdere verklaring wilde intrekken en de verklaring die hij later bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Er is ook geen ondersteunend bewijs voor de verklaring van [getuige 1] van 4 mei 2014. De verklaring van [getuige 2] en de 112-melding zijn afkomstig van dezelfde bron. De raadsvrouwe gaat uit van de juistheid van de verklaring die [getuige 1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Ook [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weerspreken de verklaring van[getuige 1] van 4 mei 2014. Subsidiair verzoekt de raadsvrouwe de zaak aan te houden om getuige [getuige 1] te horen nadat zijn eigen strafzaak is afgedaan.
De raadsvrouwe heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
T.a.v. feit 1:
Gebezigde bewijsmiddelen:
Proces-verbaal van bevindingen. [2]
Op zondag 04 mei 2014 omstreeks 12.40 uur ontving de meldkamer van politie Eindhoven
de telefonische melding: "Melder meldt dat er een jongen in paniek bij hem binnenkomt,
dat zijn moeder iets is aangedaan met een pistool. De jongen zou uit de betreffende
woning gevlucht zijn en op dit moment binnen zitten op de [adres 2]”. De jongen
zou gezien hebben dat zijn vader het geweer laadde en hem horen zeggen: "ik neem jullie allemaal mee". Naar aanleiding van de melding zijn diverse politie-eenheden ter plaatse gegaan. Halverwege de [adres 2] werden de politie-eenheden gewenkt door een persoon, die vervolgens bij [adres 2] naar binnen is gegaan. In de woning [adres 2] trof
[verbalisant 1] de elders volledig genoemde getuige [getuige 1] aan.
[getuige 1] was geëmotioneerd, zag er ontdaan uit en trilde over zijn lichaam. [verbalisant 1] hoorde hem zeggen dat zijn vader, de later volledig genoemde [verdachte], zijn moeder iets had aangedaan. Verdachte [verdachte] zou in het bezit zijn van een AK-47. Het huisadres was [adres 3] te [woonplaats].
Deze informatie werd via de portofoon verspreid naar de overige eenheden. Enkele eenheden zijn hierop verder gereden richting de [adres 3]. Aan het einde van de [adres 2] met de [adres 3] zagen zij een kleine groene personenauto rijden.
Zij zagen dat betreffende voertuig de [adres 2] in kwam rijden, komende uit de richting van de woning [adres 3]. Door de betreffende eenheden werd dekking gezocht achter de geparkeerde auto's omdat werd vermoed dat de bestuurder in het bezit was van een automatisch vuurwapen. Toen deze auto de politie-eenheden passeerde zei[getuige 1] dat de bestuurder van die auto zijn vader, de verdachte [verdachte] was, waarna verdachte [verdachte] werd aangehouden.
Proces-verbaal van bevindingen. [3]
Tijdstip aanvang melding 4 mei 12.40.07
T= Telefoniste
M= Melder, zoals bleek de bewoner [adres 2] te [woonplaats].
G= Getuige, zoals later tijdens het gesprek bleek:[getuige 1].
T: "meldkamer politie"
M: "ik krijg net een oversture jongen binnen met het verhaal dat moeder eventueel
iets aangedaan is. Dat is in de [adres 2] in [woonplaats], [adres 3]. Ik
ken die jongen totaal niet ... Die jongen meldt dat zijn moeder al iets aangedaan
is, er is al geschoten volgens hem .... [adres 3]. Ik woon in de [adres 2],
hij kwam hier naar toe rennen. Hij staat helemaal te shaken dus ik denk wel dat er
iets heel ernstigs aan de hand is. Ik woon [adres 2], we zijn hier net komen
wonen. Sorry, [adres 3] is het te doen, [adres 2] wonen wij."
T: "heeft die jongen iets gezien?"
M: “Wilt u die jongens anders zelf even?"
T: "Ja, dat is goed."
De persoon, die overstuur is, komt aan de telefoon. Het voorafgaande gesprek heeft
2.2
minuten geduurd.
T: "U was bij uw moeder in de woning ... ?"
G: "Ja ik was met mijn zusjes en met mijn moeder ... want ik woon daar ... hij stond een
geweer te laden met de vraag van of mijn moeder iets had gedaan, zeg maar. Mijn
vader moet iets weten en ... hij zegt: ik ga jullie vermoorden en mij zelf als laatste
zei hij."
T: "Er kwam iemand binnen in de woning ... ?"
G: "Neenee, hij alleen. Hij wou ons vermoorden, ons moeder met mij en mijn kleine
zusje. En hij stond het geweer te laden. Ik zeg: niet doen, mijn zusje werd
helemaal bang ....
G: "Mijn vader ..... (onverstaanbaar) .... mijn moeder ooit iets gedaan .... in het verleden
iets iets .... Hij stond te laden en zei: ik vermoord jullie, neem jullie allemaal
mee .... (onverstaanbaar) rende ik de huisdeur uit.
Ik rende keihard hier naar toe en keihard kloppen hier op de deur. Weet u wat er
aan de hand is ... ik weet niet, dadelijk ligt er iemand dood, ik weet het niet.. "
Met spoed want ik weet niet wat er gebeurd is ... Mijn zusjes en mijn moeder zijn ook
nog in de woning, ze moesten rennen en ik hoorde schieten, ze moesten terug maar
ik bleef doorrennen. Ze zijn daar nog steeds. Hij schoot en toen moesten ze terug?
en ik rende door. Ik weet niet waar mijn zusje is, vermoedelijk in de woning."
De telefoniste 112 geeft de melder nu door aan een telefoniste, werkzaam bij de meldkamer
van de politie. De tijd is dan 4 mei 2014, 12.44.55 uur. Deze passage duurt
6.11
minuten.
T: "u bent nu op de [adres 2]??"
G: "Ik ben hier nu naar toe gerend? ik weet zeker dat het mijn
vader is. Ik denk wel dat mijn vader nog in de woning is."
T: "wat heb je gezien?"
G: "hij laadde een geweer voor me en zei tegen mijn moeder ik neem jullie allemaal
mee en mijzelf. Hij begon te laden en toen hij vol was zei hij: ik neem jullie
allemaal mee. Ik zei: nee nee, en toen rende ik de deur uit want hij had het
geweer al geladen. En onderweg hoorde ik een schot, en toen was ik hier?"
T: "En behalve je moeder, is er nog iemand anders in de woning?"
G: "Ja, twee zusjes. 18 en 13 jaar oud. Ik zelf ben 20. Ik heb een schot gehoord maar
ik weet niet wat er nou tussendoor allemaal gebeurd is, daar ben ik bang voor
namelijk."
Als de telefoniste vraagt om op straat contact met de politie te maken zegt de
getuige dat hij niet de straat op durft te gaan, hij durft de deur niet uit.
G: "Hij heeft een geweer, geen pistool, een geweer, ik denk een AK of zo. Ik durf
echt niet ... ik wacht tot alles gewoon klaar is?"
T: "en je vader, woont die ook daar?"
G: "ja .... (onverstaanbaar) als volgt wat hij uitlegde: hij zei jullie gaan mee, zei
hij. En hij zegt: op het einde knal ik mezelf door de kop, ik geloofde hem echt.
Ik zei waarom. Dat heb ik allemaal aan haar te danken, zei hij ....
T, breekt in: "ja, maar dat komt allemaal goed, de reden waarom. Ik hoor dat je
buiten adem bent en helemaal in shock ..... "
De telefoniste vraagt de melder naar zijn naam. Hij zegt [getuige 1] te heten.
G: "ik kan echt niet geloven, ik dacht dat is alleen maar in films of zo maar dit
kan ik echt niet geloven wat gebeurt is net .... "
Telefoniste brengt vervolgens persoonlijk contact tussen de getuige en de politie
tot stand. Einde gesprek.
Proces-verbaal verhoor getuige[getuige 1] d.d. 4 mei 2014 te 14:24 uur. [4]
Ik ben getuige geweest van een incident, die heeft plaatsgevonden vandaag zondag 4
mei 2014, tussen 12:00 uur en 13:00 uur, op de [adres 3] te [woonplaats]. Ik wil
hierover het volgende verklaren. Op zondag 4 mei 2014, was ik samen met mijn moeder, genaamd [slachtoffer 1], mijn twee zusjes [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en mijn vader genaamd [verdachte] in onze woning, gelegen aan de [adres 3] te [woonplaats]. Ik was in mijn kamer op de eerste verdieping. Omstreeks 12:00 uur hoorde ik dat ik werd geroepen door mijn vader. Ik weet het niet zeker maar ik dacht dat het 12:00 uur was. Ik hoorde dat mijn vader riep dat ik en mijn zusjes naar beneden moest komen. Toen ik op de overloop stond
zag ik dat mijn zusjes ook uit hun kamer kwamen en naar beneden liepen. Ik liep
naar de woonkamer en ik zag dat mijn moeder er ook bij was. Ik hoorde dat mijn
vader het over een incident had welke 10 jaar geleden was gebeurd volgens hem. Mijn
vader bedoel hiermee dat mijn moeder vreemd was gegaan met de buurman. Dit was
waarschijnlijk gebeurd in onze vorige woning. Mijn vader bleek toen gedetineerd te
zitten. Ik riep hierbij dat dit niet waar was. Ik zei dat ik het niet meer wist. Ik
hoorde dat mijn zusjes dit ook aangaven.
Ik zag dat mijn vader boos werd en het nogmaals aan mijn moeder vroeg. Dit deed hij
met verheven stem. Ik hoorde dat mijn moeder zei dat het niet waar was. Ik zag dat
mijn vader hierop heel erg boos werd. Ik hoorde mijn moeder wederom roepen dat het
niet waar was. Ik zag dat mijn moeder erg bang werd voor mijn vader. Ik en mijn
zusjes werden ook erg bang. Ik hoorde dat mijn vader zei dat mijn moeder zich zelf
moest ophangen voordat hij terug was.
Ik zei tegen mijn vader dat mama dat nooit zou gedaan hebben. Ik zag dat mijn vader
boos op mij werd. Ik hoorde dat mijn vader zei waar ik mij mee bemoeide. Ik hoorde
dat mijn vader zei dat ik erg brutaal was. Ik zag dat mijn vader dreigend naar mij
toe kwam gelopen. Ik werd erg bang en liep achteruit.
Ik hoorde dat mijn vader aan mijn zusje vroeg of zij dat nog konden herinneren. Ik
hoorde dat mijn zusje zei dat zij toen nog veel te jong was en niets kon
herinneren. Ik hoorde dat mijn vader zei als ik terug kom dan wil ik de waarheid
weten, ik ga nu het "ding" halen.
Voordat mijn vader onze woning verliet hoorde ik dat mijn vader zei dat wij beneden
moesten blijven en niet weg mochten gaan.
Ik zag dat mijn vader de woning verliet. Ik zag dat mijn vader in mijn personenauto
stapte van het merk peugeot, type 106, kleur blauw/groen. Ik weet helaas het
kenteken niet. Ik zag dat mijn vader reed in de richting van de [adres 4].
Ik heb toen mijn vader weg was aan mijn moeder gevraagd wat er eigenlijk was
gebeurd 10 jaar geleden. Ik hoorde dat mijn moeder zei dat er niets gebeurd was. Ik
geloofde mijn moeder, zij zou nooit tegen mij liegen.
Ongeveer een kwartier later zag ik dat mijn vader terugkwam. Ik zag dat hij de
personenauto voor onze huis parkeerde. Ik zag dat mijn vader een Albert Heijn tas
bij zich droeg, ik denk in zijn rechterhand. Dit zag ik toen hij de woonkamer
binnenkwam.
Ik zag dat mijn vader de Albert Heijn tas op de zitbank (2-zits) legde. Ik bedoel
hiermee de zitbank aan de raamzijde.
Ik hoorde dat mijn vader aan mijn moeder vroeg of zij zijn handschoenen en muts
wilde halen. Ik zag dat mijn moeder de handschoenen pakte uit een bruinkleurige
staande kast in de woonkamer en deze aan mijn vader gaf.
Ik zag dat mijn vader de handschoenen aantrok en vervolgens iets uit de Albert
Heijn tas pakte. Ik zag dat mijn vader een vuurwapen uit de Albert Heijn tas pakte.
Het vuurwapen die mijn vader pakte was volgens mij een AK. Ik weet dit omdat ik het
wapen herkende vanuit videogames.
Ik zag dat mijn vader ook een magazijn uit de Albert Heijn tas pakte. Ik zag dat
mijn vader een klein plastic zakje (doorzichtig) uit de Albert Heijn tas pakte. Ik
zag dat hij hieruit kogels pakte. Ik zag dat mijn vader het magazijn met de kogels
ging vullen. Ik hoorde dat mijn vader zei voordat het magazijn gevuld zou zijn hij
de waarheid wilde weten. Ik hoorde dat mijn vader zei dat het anders een bloedbad
zou worden en dat hij iedereen mee zou nemen. Ik hoorde dat mijn vader zei dat hij
het op zijn vaders graf zou zweren dat hij het ging doen. Ik hoorde dat mijn vader
zei dat hij als laatste hem zelf van kant ging maken. Ik hoorde dat mijn vader zei
dat hij dit alles deed om zijn eer te behouden. Ik zei tegen mijn vader dat hij dit
alstublieft niet moest doen. Ik hoorde dat mijn vader zei dat hij geen zoon had. Ik
vond dit vervelend om te horen. De hele situatie was een angstig moment. Ik was aan
het smeken aan mijn vader om dit allemaal niet te doen. Ik hoorde dat mijn vader
zei dat het te laat was.
Ik hoorde dat mijn vader zei dat wij dit alles aan mijn moeder hebben te danken.
Wij waren allemaal aan het huilen, mijn moeder, mijn zusjes en ik. Ik had het
gevoel dat het menens was wat mijn vader wilde doen. Ik begon hierop te rennen naar buiten. Ik zag dat mijn zusjes ook wegrenden. Mijn moeder was waarschijnlijk in de woning gebleven omdat ik niet heb gezien dat mijn moeder ook naar buiten rende. Ik hoorde dat mijn vader schreeuwde "kom terug". Ik heb hier niet op gereageerd maar heb wel omgekeken. Ik zag dat mijn zusjes bleven staan. Ik weet verder niet wat mijn zusjes deden. Ik ben vervolgens de [adres 2] ingerend. Ik heb bij [adres 2] aangebeld en geklopt. Ik was helemaal in paniek. Ik dacht dat mijn vader iemand had neergeschoten. Ik was zo bang dat ik niet durfde te gaan kijken. Ik zag dat de voordeur van [adres 2] werd opengemaakt. Ik zag een man in de deuropening staan. Ik zei tegen de man dat mijn vader een geweer had en of ik bij hem mocht blijven. Ik zag dat de man mij naar binnen liet. Ik heb de man verder het een en ander uitgelegd en ik zag dat hij de politie belde. Ik heb toen gewacht totdat de politie aankwam.
Proces-verbaal verhoor getuige[getuige 1] d.d. 6 mei 2014. [5]
Ik ben getuige van iets wat heeft plaatsgevonden op 4 mei 2014, waar mijn vader
verdachte van is. Ik wil mijn eerdere verklaring graag aanvullen. Op zondag 4 mei 2014 ben ik tussen 12: 00 uur en 12:30 uur in mijn woning aan de [adres 3] in [woonplaats], naar beneden gegaan omdat mijn vader mij riep. Ik was op dat moment boven op mijn kamer. Ik hoorde mijn vader roepen dat ik en mijn zusjes naar beneden moesten komen. Ik kwam beneden en zag mijn vader en moeder in de woonkamer. Ik zag dat mijn vader ruzie had met mijn moeder. Mijn vader riep mij en mijn zusjes erbij omdat hij ons wilde laten zien dat de ruzie serieus was en dat mijn moeder iets voor ons had achtergehouden. Dit hoorde ik hem zeggen. Ik hoorde hem zeggen dat mijn moeder in het verleden vreemd was gegaan. Ik zei dat dat niet waar was, en mijn moeder zei dat ook. Mijn vader werd daardoor bozer, ik hoorde dat hij zijn stem verhief. Ik zag ook aan zijn houding dat hij boos was, ik zag dat hij
wat voorover hing en een agressieve houding aannam. Ook zag ik dat hij wilde
gebaren maakte. Ik hoorde hem zeggen dat het nu tijd was dat wij, als kinderen,
zouden zien wat er allemaal gaande was. Ook hoorde ik hem zeggen dat we wel zouden
gaan zien wat er zou gebeuren. Ik zag dat mijn moeder heel geschrokken was. Ze hield vol dat het niet waar was, waar mijn vader haar van beschuldigde. Ik hoorde mijn vader zeggen dat hij weg ging, en wanneer hij terug kwam, dat hij de waarheid wilde horen. Ik hoorde hem zeggen dat er anders iets ging gebeuren. Ik weet niet waar mijn vader naar toe ging. Dat heeft hij niet gezegd. Ik zag dat hij boos naar buiten liep en met zijn auto, een Peugeot 206, wegreed. Ik vroeg toen aan mijn moeder wat er aan de hand was. Ik hoorde mijn moeder zeggen dat mijn vader haar er van beschuldigde dat zij met iemand anders vreemdgegaan was. Dit zou tien jaar geleden gebeurd moeten zijn. Ik zag dat zij bang en geschrokken was. Ik zag dat zij tranen in haar ogen had, dat had ik zelf ook. Ook hoorde ik het aan haar manier van praten. We hebben samen gewacht. Ik wist niet wat ik moest denken. Na ongeveer een kwartier kwam mijn vader weer terug. Ik zag dat hij nog boos was toen hij binnen gelopen kwam. Hij zei niks, maar ik zag aan zijn manier van lopen dat hij boos was. Ik zag dat hij een tas van de Albert Heijn bij zich had. Ik zag dat hij de tas op de bank in de woonkamer legde. Ik zag dat hij iets uit de tas trok. Ik zag dat hij eerst een doorzichtig zakje uit de tas pakte en daarna die 'gun' denk ik. Ik had direct het vermoeden dat het een wapen was. Ik zag hout en ik ging uit van een 'AK' of een 'M16'. Ik herken wapens van videogames. Dat doorzichtig zakje zag ik uit de tas hangen. Ik dacht dat het kogels waren. Ik was bang en raakte in paniek door wat ik zag en ben daarom direct weggerend, de [straatnaam adres 2] in. Ik ben links de woning uit gegaan, toen weer links een stuk en dan rechtdoor. Ik ken de man niet die de deur opendeed. Ik weet wel dat ik heb aangebeld bij de [adres 2]. Ik zei toen dat mijn vader een geweer had en dat ik bang was. Ik vroeg of hij de politie wilde bellen omdat ik niet wist wat er aan de hand was. Die man heeft toen de politie gebeld en ik heb daar gewacht.
Proces-verbaal verhoor [getuige 2]. [6]
Ik ben bereid een getuigenverklaring af te leggen en ik zal naar waarheid verklaren.
Als u mij zegt dat ik op 04 mei 2014 de politie heb gebeld, dan geloof ik dat. Ik kan mij de
datum niet meer herinneren. Ik was op dat moment in de woning van mijn vriendin. Er werd
gebeld en op het raam geklopt. Ik heb de deur open gedaan en zag een jongen in paniek die
mij vroeg de politie te bellen en ook zei dat er een pistool was. Ik heb toen de politie gebeld
en toen de politie ging doorvragen heb ik de telefoon aan die jongen gegeven en ben zelf naar boven gegaan naar mijn vriendin die onder de douche stond en die van niks wist. U vraagt mij waaruit ik afleidde dat die jongen in paniek was. Zo zag hij eruit. Ik herkende het als paniek. Het ging wel even door mijn hoofd dat het misschien gespeeld was, dat is mijn eigen achterdocht omdat ik dacht dat het een smoes was om binnen te komen. Toen hij vroeg of ik de politie wilde bellen, verdween mijn achterdocht en heb ik hem binnen gelaten en heb ik de politie gebeld. Die jongen die ik niet kende, zei mij dat het om een pistool ging en dat heb ik ook tegen de politie gezegd. De politie is gekomen. Ik heb gezien dat ze kogelvrije vesten aan hadden, maar zij wilde eerste niet naar de woning van mijn vriendin komen. Ik heb toen op straat naar ze gewenkt en uiteindelijk is 1 agent gekomen. Ik kreeg de indruk dat ze in eerste instantie niet durfde. Toen de politie binnen was, heeft die jongen zijn verhaal gedaan. Ik was daar niet bij, omdat ik in de achtertuin was. Dus ik weet niet wat hij tegen de politie gezegd heeft. Vervolgens is de politie weggegaan uit de woning en achter een auto aangegaan. De jongen is bij mij achter gebleven. Na ongeveer een half uur heb ik aan de politie aangegeven dat ze nog iemand hadden vergeten. Uiteindelijk heeft de politie die jongen meegenomen. In de periode dat die jongen bij mij was, heb ik niet echt met hem gesproken. Ik heb hem wel gerust gesteld. Hij maakte zich zorgen over wat er gebeurd was. Hij wilde eerst niet dat ik naar buiten ging. Dat wilde ik zelf wel om te kijken wat er aan de hand was. Uiteindelijk ben ik wel buiten gaan kijken en heb ik de politie gevraagd terug te komen om hem te begeleiden. Toen hebben ze hem ook meegenomen. Dat was ongeveer een halfuur / driekwartier nadat de jongen had aangebeld. Precies durf ik het niet te zeggen. De jongen heeft mij niet gezegd wie het pistool had. Ik kan niet zeggen of de jongen onder invloed was van alcohol of drugs. Ik denk van niet, omdat ik dat niet zag aan zijn bewegingen.
Op vragen van de officier van justitie antwoord ik als volgt:
U vraagt mij het moment van bellen en kloppen en de paniek bij de jongen nog eens te
beschrijven. Er werd geklopt op het raam en tringtringtring gebeld. Toen ik open deed, zag ik dat de jongen emotioneel was. Hij zei: 'help help help en iets over een pistool en ook bel met de politie'. Het ging allemaal heel snel. Zijn stem was paniekerig en hij had tranen in zijn ogen. Ik had meteen door dat het niet goed was en heb hem binnengelaten en de politie
gebeld. Hij had het aan de deur al over een pistool. Ik herinner me nu dat hij ook enigszins
buiten adem was. Hij gaf mij een adres in de [adres 3] waar het gebeurd was. Toen de
centrale vragen begon te stellen, heb ik de telefoon aan hem gegeven. Ik ben niet bij dat
gesprek met de centrale gebleven, omdat ik naar mijn vriendin ging. Die jongen was bang en hij was constant in paniek. Ook toen de politie er was. Toen die jongen aan de deur stond, zag ik paniek. Waar die paniek vandaan komt, weet ik niet. Hij schreeuwde wel over een pistool.
Op vragen van de raadsvrouwe antwoord ik als volgt:
U vraagt mij naar de fysieke kenmerken van de paniek van de jongen. Hij was onrustig, in
tranen, hij bibberde en wilde roken. Hij wilde binnen blijven en niet weg uit de woning. U
houdt mij voor dat ik bij de melding heb gezegd dat hij stond te shaken. Dat klopt.
Proces-verbaal van bevindingen. [7]
Op zondag 4 mei 2014 kreeg ik, [verbalisant 2], de opdracht van de officier
van dienst, genaamd [verbalisant 3], om te gaan zoeken naar een vuurwapen.
Het adres waar ik moest gaan zoeken betrof [adres 3] te [woonplaats].
Ik ben gaan zoeken om 13.40 uur ik ben op de eerste verdieping van de woning
begonnen met zoeken. Ik ben aan de slaapkamer die gelegen is aan de achterzijde van de woning begonnen met zoeken. Ik ben begonnen met de achterste kledingkast, dit is de kledingkast van de verst gelegen kledingkast gezien vanaf de deur opening. Ik zag in de kast een Albert-Heijn tas staan. Ik heb de tas op het bed gezet en zag dat er een wapen in de tas lag. Verder zag ik dat er een aantal plastiek tassen in zaten. In één van deze twee tasjes zat een aantal scherpe patronen en het andere plastiektas voelde ik een lege houder zitten.
Ik heb het wapen gecontroleerd en zag dat er geen houder in het wapen zat en geen
patroon in de kamer zat.
Proces-verbaal onderzoek wapen. [8]
Het wapen (BVH registratie 2014060244, goednummer 787730) is een machinegeweer
van het merk CZ (Ceská Zbrojavka), model VZ58 para, kaliber 7, 62x39 mm, wapennummer 54830K. Een machinegeweer is een vuurwapen dat volautomatisch en vaak ook semi-automatisch kan vuren en geweerpatronen verschiet. Het wapen is voorzien van een vuurregelaar met 3 standen (automatisch, veilig en semi-automatisch). Alle standen functioneerden technisch normaal. Dit machinegeweer is bestemd om projectielen automatisch door een loop af te schieten.
Dit machinegeweer is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1, categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie.
De bij het wapen aanwezige munitie zijn 25 volmantel centraalvuur kogelpatronen van het kaliber 7, 62x39 mm. Deze patronen zijn geschikt om te worden verschoten met het boven omschreven machinegeweer. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Bewijsoverweging.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en zijn kinderen heeft bedreigd met een automatisch vuurwapen, te weten een Kalasjnikov. Dat[getuige 1] nadien op de hiervoor aangehaalde verklaringen heeft willen terugkomen maakt dit oordeel niet anders. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen op pag. 68 heeft[getuige 1] op 5 mei 2014 gemeld dat hij zijn verklaring wilde intrekken omdat hij niet volledig is geweest in hetgeen hij had verklaard, omdat hij wist wat aanleiding is geweest van het huiselijke conflict van 4 mei 2014, en omdat het toch zijn vader was over wie hij had verklaard. De rechtbank acht de verklaring van[getuige 1] die hij op 4 mei 2014 en de verklaring die hij, in aansluiting op het vorenvermelde, op 6 mei 2014 bij de politie heeft afgelegd geloofwaardig, aangezien hij in de kern steeds hetzelfde verklaart, namelijk – kortgezegd – dat vader de waarheid wilde weten en dat er anders iets zou gaan gebeuren, dat vader is weggegaan en later terug is gekomen en een wapen te voorschijn heeft gehaald. De genoemde verklaringen van[getuige 1] worden ondersteund door de overige aangehaalde bewijsmiddelen. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat het in de woning aangetroffen wapen van hem was.
Verzoek om aanhouding.
De rechtbank wijst het subsidiaire verzoek van de raadsvrouwe om de zaak aan te houden af, omdat de rechtbank het voor de beantwoording van de vragen ex art. 348 en 350 Sv niet noodzakelijk acht[getuige 1] wederom als getuige te horen.
T.a.v. feit 2:
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van dit feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359 lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, terwijl namens de verdediging geen vrijspraak is bepleit. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring van dit feit hebben geleid:
- proces-verbaal van bevindingen [9] ;
- proces-verbaal onderzoek wapen [10] ;
- erkennende verklaring verdachte ter terechtzitting. [11]

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 04 mei 2014 te Eindhoven [slachtoffer 1] en zijn kinderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] in het bijzijn van de kinderen dreigend de woorden toegevoegd: "je moet je ophangen voordat ik terugkom" en "als ik terugkom wil ik de waarheid weten, ik ga nu het ding halen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en vervolgens is weggegaan en is teruggekomen met een (automatisch) vuurwapen en in het bijzijn van [slachtoffer 1] en zijn kinderen het magazijn heeft geladen met patronen en daarbij heeft geroepen dat hij een bloedbad aan ging richten en iedereen mee zou nemen;
2.
op 04 mei 2014 te Eindhoven een wapen van categorie II, te weten een (automatisch) vuurwapen (machinegeweer, merk CZ), en munitie van categorie III, te weten 25 (volmantel) patronen (kaliber 7.62), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 450 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 314 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht en meldplicht bij de reclassering.
Het in beslag genomen wapen en de munitie dienen onttrokken te worden aan het verkeer.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe pleit ten aanzien van feit 2 voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde: reclasseringstoezicht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstige bedreiging van zijn eigen gezin met een automatisch vuurwapen (Kalasjnikov) en aan het voorhanden hebben van dat wapen en daarbij behorende munitie. Een dergelijke bedreiging door hun partner respectievelijk hun vader moet voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring zijn geweest waar zij mogelijk nog jarenlang last van kunnen hebben. Verdachte heeft door zijn gedragingen weloverwogen een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor zijn familieleden in het leven geroepen en heeft zich niets aangetrokken van hun belangen. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hem stelden als partner en vader. De rechtbank houdt er voorts in het nadeel van verdachte rekening mee dat de hem verweten gedragingen zich hebben voorgedaan in de gezamenlijke woning, bij uitstek de plek waar zijn slachtoffers zich veilig en geborgen zouden moeten weten.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat uit het door de reclassering over de persoon van de verdachte uitgebrachte rapport blijkt dat verdachte zich aan de voorwaarden heeft gehouden die de rechtbank had gesteld bij de schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten op zichzelf de oplegging van een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer zouden rechtvaardigen. Gegeven het feit echter dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte en zijn partner en kinderen voornemens zijn zich te herenigen zodra dat mogelijk is en oplegging van een langdurige gevangenisstraf die kennelijk door alle betrokken partijen nagestreefde hereniging (voorlopig) zou doorkruisen kent de rechtbank doorslaggevende betekenis toe aan het belang, gelegen in het voorkomen dat verdachte zich binnen hetzelfde gezinsverband wederom aan (vormen van) ernstige bedreiging schuldig maakt als die welke thans bewezen zijn verklaard. Om die reden zal de rechtbank een straf opleggen gelijk als door de officier van justitie gevorderd, met dien verstande dat de rechtbank – gezien het grote belang dat zij hecht aan het beteugelen van het recidiverisico – geen aanleiding ziet om de proeftijd te beperken tot één jaar maar een proeftijd zal bepalen van twee jaar. Een en ander betekent dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 450 dagen zal opleggen, waarvan 314 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met bijzondere voorwaarden gelijk hierna te noemen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en de van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c, 57, 285;
Wet wapens en munitie art. 2, 26, 55.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 450 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 314 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich zal melden bij de reclassering gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en zich zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
- zich onder ambulante behandeling zal stellen bij GGz/De Woenselse Poort of een soortgelijke instelling, zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
een wapen (CZ VZ58 para, goednr. 787730) en munitie.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is reeds geschorst met ingang van 17 september 2014.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. H.M. Hettinga, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 9 februari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie eenheid Oost-Brabant, Gezamenlijke Recherche, met registratienummer: PL2200-2014060244, afgesloten d.d. 19 mei 2014, aantal doorgenummerde bladzijden: 95.
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 14-15.
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 80-81.
4.Proces-verbaal verhoor [getuige 1] d.d. 4 mei 2014, blz. 52 t/m 54.
5.Proces-verbaal verhoor [getuige 1] d.d. 6 mei 2014, blz. 56-57.
6.Proces-verbaal verhoor [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 29 juli 2014, blz. 1-2.
7.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 43.
8.Proces-verbaal onderzoek wapen, blz. 82 en 83.
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 43.
10.Proces-verbaal onderzoek wapen, blz. 82-83.
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 26 januari 2015.