Ingevolge voorschrift 2.4.1 van de omgevingsvergunning mogen in de inrichting de in een tabel in het voorschrift vermelde afvalstoffen worden geaccepteerd en opgeslagen. Voor de diverse deelstromen gelden de maxima zoals deze zijn genoemd in de tabel. In de tabel is onder 4 vermeld “puin en steenachtig materiaal, Euralcode 17.01.01, 17.01.02, 17.01.03, 17.01.07c, 17.03.02c, 17.05.04c, 17.08.02c en 20.20.02 met een maximale opslaghoeveelheid van 6.461 m3 en een maximaal jaarverbruik (ton per jaar) van 95.000”.
Ingevolge voorschrift 2.4.2 mogen de hieronder vermelde hoeveelheden afvalstoffen worden bewerkt (voor zover hier relevant): “het zeven/breken van maximaal 95.000 ton puin en steenachtig materiaal per jaar en het immobiliseren van maximaal 50.000 ton grond en baggerspecie per jaar.”
Ingevolge voorschrift 9.1.1 mogen ten behoeve van het koude immobilisatieproces de in genoemde tabel vermelde (gevaarlijke) afvalstoffen worden geaccepteerd en opgeslagen. In de tabel is naast andere afvalstoffen genoemd ‘puin, Euralcode 17.01.01, 17.01.02, 17.01.03, 17.01.07c, 17.03.02c, 17.05.04c, 17.08.02c en 20.20.02 met een maximum in opslag van 15.000 ton en een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton per jaar”.
Ingevolge voorschrift 9.1.2 mag in de inrichting maximaal 50.000 ton immobilisaat per jaar worden geproduceerd.
Overigens zijn twee versies van de omgevingsvergunning in deze procedure overgelegd, waarbij voorschrift 9.1.1 inzake het immobilisatieproces ook was genummerd als voorschrift 12.1.1. Inhoudelijk is er geen enkel verschil tussen beide versies. De rechtbank zal uitgaan van de versie met voorschrift 9.1.1.