In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een mededader een overval heeft gepleegd op een juwelierszaak in Schijndel. De overval vond plaats op of omstreeks 30 april 2015, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid sieraden werd weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de juwelierszaak heeft verschaft door middel van braak. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken. Daarnaast is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van 425 dagen toegewezen, die eerder was opgelegd bij een vonnis van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 11 juli 2013. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de materiële schade die is veroorzaakt en de impact op de slachtoffers en omwonenden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die materiële schadevergoeding van € 1.500,-- vorderde, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard voor andere onderdelen van de vordering, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft ook de teruggave gelast van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte, nu het belang van de strafvordering zich daar niet meer tegen verzet. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.