ECLI:NL:RBOBR:2015:6296

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2015
Publicatiedatum
30 oktober 2015
Zaaknummer
01/845329-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval op juwelierszaak met materiële schade en herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een mededader een overval heeft gepleegd op een juwelierszaak in Schijndel. De overval vond plaats op of omstreeks 30 april 2015, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid sieraden werd weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de juwelierszaak heeft verschaft door middel van braak. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken. Daarnaast is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van 425 dagen toegewezen, die eerder was opgelegd bij een vonnis van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 11 juli 2013. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de materiële schade die is veroorzaakt en de impact op de slachtoffers en omwonenden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die materiële schadevergoeding van € 1.500,-- vorderde, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard voor andere onderdelen van de vordering, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft ook de teruggave gelast van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte, nu het belang van de strafvordering zich daar niet meer tegen verzet. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/845329-15
V.I. zaaknummer: 0182506811
Datum uitspraak: 30 oktober 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
5 augustus 2015 en 16 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie .

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 juli 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 april 2015 te Schijndel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een juwelierszaak (aan de [straat] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of (een van) zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.

De zaak met v.i. zaaknummer 01/825068-11 is aangebracht bij vordering van 12 mei 2015.
Deze vordering heeft betrekking op de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van 425 dagen van de gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 11 juli 2013.
De veroordeelde is op 12 februari 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 30 april 2015 te Schijndel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een juwelierszaak (aan de [straat] ) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie verzoekt de rechtbank daarnaast om de voorwaardelijke invrijheidsstelling van verdachte te herroepen. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft ten nadele van verdachte het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn mededader hebben zich schuldig gemaakt aan een inbraak bij een juwelier waarbij meerdere sieraden zijn weggenomen. Bij de inbraak bij de juwelier hebben verdachte en zijn mededader met hun handelen voor veel materiele schade gezorgd en voor veel hinder en overlast bij aangever en omwonenden. Inbraken als deze tasten bovendien het gevoel van veiligheid van omwonenden aan. Het handelen van verdachte en zijn mededader was puur gericht op eigen gewin ten koste van anderen, zonder enig respect voor andermans eigendom. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur als na te melden.
De rechtbank zal een aanzienlijk lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat, anders dan de officier van justitie, de inbraak kwalificeert als een inbraak in een bedrijfspand en niet als een ramkraak. Voor een inbraak in een bedrijfspand geldt volgens voornoemde oriëntatiepunten een aanzienlijk lagere straf als uitgangspunt voor de strafmaat. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De rechtbank acht - als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade - het volgende onderdeel van de vordering toewijsbaar:
- materiële schadevergoeding van € 1.500,-- (post “eigen risico”) .
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de posten “etalageruit” en “controle voorraad/gestolen waren” van de vordering. De rechtbank acht deze onderdelen van de vordering onvoldoende onderbouwd, temeer nu een definitieve schadeopgave ontbreekt en daarnaast niet is vast te stellen of en in hoeverre door de benadeelde gemaakte kosten reeds zijn vergoed door de verzekering. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Motivering van de beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling 01/825068-11.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van de veroordeelde ziet de rechtbank geen aanleiding om niet tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling over te gaan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
24c, 27, 36f, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel:
Een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de voorwerpen genoemd onder nummer 2 tot en met 10, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 10 september 2015, aan G.C.J. Clauwers.
Voornoemde beslaglijst is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en dient als hier ingevoegd en herhaald te worden beschouwd.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.500,-- materiële schade (post "eigen risico").
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), ter zake van materiële schade (post "eigen risico").
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met v.i-zaaknummer 0182506811.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe. Gelast dat de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten voor de duur van
425 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. T.J.M. Kolfschoten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kriekaard, griffier,
en is uitgesproken op 30 oktober 2015.