Poging doodslag of poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel- aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte beide slachtoffers één keer met een golfclub tegen hun achterhoofd heeft geslagen. De golfclub waarmee hij heeft geslagen, is niet teruggevonden. Hoewel verdachte en diverse getuigen verklaren over een ijzeren golfclub (met een bol) is niet komen vast te staan uit welk materiaal de golfclub daadwerkelijk heeft bestaan. De getuigen hebben de golfclub die zij beschrijven van een afstand gezien, maar niet vastgehouden. Verdachte kon omtrent de golfclub geen nadere details geven. Verder staat vast dat verdachte verdachte zich in een rijdende auto bevond, terwijl ook beide slachtoffers zich rijdend voortbewogen op een fiets in dezelfde richting als die waarin de auto reed. Met welke kracht verdachte al dan niet hangend uit het raam van de auto heeft geslagen blijkt niet uit de bewijsmiddelen. Beide slachtoffers zijn door de klap tegen hun achterhoofd van de fiets gevallen. [slachtoffer 1] had een wond op het achterhoofd, last van hoofdpijn en concentratieverlies. [slachtoffer 2] had een hoofdwond van vier centimeter, hersenschudding, last van hoofdpijn, nekklachten, duizeligheid en concentratieverlies.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel er zeker sprake is van zeer risicovol handelen, niet de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat de slachtoffers als gevolg van de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder hij die gedragingen heeft gepleegd zouden worden gedood. De rechtbank betrekt daarbij dat niet is vastgesteld uit welk materiaal de golfclub bestond en met welke kracht verdachte heeft geslagen. Verder kent de rechtbank, zonder de gevolgen voor de slachtoffers te willen bagatelliseren, betekenis toe aan het feit dat in beide gevallen het letsel niet dusdanig zwaar was dat moest worden gevreesd voor het leven van de slachtoffers. De rechtbank zal verdachte daarom van de ten laste gelegde pogingen doodslag vrijspreken.
Wel is de rechtbank van oordeel dat wanneer een fietser, vanuit het raam van een rijdende auto met een golfclub tegen zijn hoofd wordt geslagen, de aanmerkelijke kans bestaat dat die fietser zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Voor de vaststelling dat verdachte willens en wetens die aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard is vereist dat verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat de slachtoffers zwaar gewond zouden raken, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Door de verdediging wordt betwist dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Omdat verdachte verstandelijk beperkt is, zou hij de gevolgen van zijn handelen niet kunnen voorzien.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft verklaard dat hij door de andere jongens in de auto werd uitgedaagd om de jongens van de fiets af te slaan. Aanvankelijk durfde hij dit niet, maar toen hij werd uitgemaakt voor ‘watje’, werd hij kwaad en sloeg hij beide keren de jongens tegen het hoofd. Hij vond het eigenlijk niet leuk en zielig voor de jongens, maar voelde zich “opgenaaid” en vond het moeilijk om nee te zeggen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte beide slachtoffers bewust met de golfclub tegen het hoofd heeft geslagen. Deze gedraging van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden aangemerkt als zozeer gericht te zijn geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de beide jongens zwaar gewond zouden geraken. Van dergelijke aanwijzingen van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Dat verdachte, zoals blijkt uit het hieronder besproken rapport van de psycholoog, als gevolg van zijn zwakbegaafdheid niet altijd goed in staat is om de gevolgen van zijn handelen te overzien betekent niet dat hem alle inzicht in alle situaties ontbreekt. Uit zijn aanvankelijke aarzeling, zijn verklaring dat hij zich opgehitst voelde en dat hij de jongens zielig vond blijkt dat hij wel degelijk besefte dat hij de fietsers ernstig letsel zou kunnen toebrengen.
Medeplegen?
Ten slotte ziet de rechtbank zich geplaatst voor de vraag of verdachte alleen een verwijt treft of dat er sprake is van medeplegen door de bestuurder van de auto, [medeverdachte] ?
Medeplegen veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, welke samenwerking moet zijn gericht op de pogingen om beide slachtoffers zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.