ECLI:NL:RBOBR:2015:6044

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2015
Publicatiedatum
22 oktober 2015
Zaaknummer
01/820006-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. T. van de Woestijne
  • mr. H.H.E. Boomgaart
  • mr. W.T.A.M. Verheggen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en mishandeling van verpleegkundigen in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 23 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die twee verpleegkundigen van een psychiatrisch ziekenhuis heeft bedreigd en een van hen heeft mishandeld. De feiten vonden plaats op 3 november 2014 te Eindhoven, waar de verdachte dreigende woorden heeft geuit naar de verpleegkundigen en daarbij ook fysiek geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. Wel is bewezen verklaard dat de verdachte de verpleegkundigen heeft bedreigd en dat hij een van hen heeft mishandeld door deze tegen de benen te schoppen.

De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie om een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat deze maatregel niet proportioneel was, gezien de relatief geringe ernst van de feiten en het feit dat de verdachte sinds januari 2015 niet meer met politie of justitie in aanraking is geweest. In plaats daarvan heeft de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de geestelijke gezondheid van de verdachte, die lijdt aan chronische schizofrenie, en de impact van de feiten op de slachtoffers. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing hebben genomen op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/820006-15
Datum uitspraak: 23 oktober 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[Verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] ,
verblijvende (volgens eigen opgave) op het adres [adres] , [verblijfplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 september 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 03 november 2014 te Eindhoven [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
- [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik ga jou pakken, ik zal niet rusten voordat ik jou gepakt heb. Ik zal je opeten met deze tanden" en/of "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking - [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "jou ga ik verkrachten" en/of "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij) opzettelijk dreigend kopstootbewegingen en/of bijtbewegingen en/of schopbewegingen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 03 november 2014 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen kopstootbewegingen en/of bijtbewegingen en/of schopbewegingen naar het hoofd en/of de benen en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 november 2014 te Eindhoven [slachtoffer 1] heeft mishandeld door kopstootbewegingen en/of bijtbewegingen en/of schopbewegingen te maken naar de hals en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen de benen te schoppen en/of zich met kracht heeft verzet tegen die [slachtoffer 2] toen zij verdachte vast had (om hem naar de separeercel te brengen);

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak feit 2 primair.

De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat er op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende bewijsmiddelen zijn op grond waarvan de conclusie getrokken kan worden dat verdachte heeft beoogd opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zoals onder 2 primair ten laste is gelegd. Evenmin kan worden gezegd dat het gewelddadig handelen van verdachte zo heftig was dat de kans op zwaar lichamelijk letsel als rechtstreeks gevolg aanmerkelijk moet worden geacht. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(1)
op 03 november 2014 te Eindhoven [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
- [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik ga jou pakken, ik zal niet rusten voordat ik jou gepakt heb. Ik zal je opeten met deze tanden" en "Ik maak je dood". - [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "jou ga ik verkrachten".
en
(2 subsidiair)
op 03 november 2014 te Eindhoven [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen de benen te schoppen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde en verdachte daarvoor de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen voor de duur van 2 jaren.

Het oordeel van de rechtbank.

De officier van justitie heeft gevorderd de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het opleggen van deze maatregel in deze zaak passend en geboden is.
Op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant werd door
psychiater dr. P.J.A. van Panhuis en psycholoog J. Nys een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. Verdachte weigerde (grotendeels) zijn medewerking, waardoor er geen uitgebreid diagnostisch onderzoek uitgevoerd kon worden.
Psychiater dr. P.J.A. van Panhuis stelt in zijn Pro justitia rapportage d.d. 9 maart 2015 dat alle behandelpogingen van verdachte binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg, ook binnen de daar ter beschikking staande gedwongen kaders, niet hebben geleid tot verandering in verdachtes ziekte en ook niet in zijn gedrag. Hij concludeert dat ten aanzien van het toerekenen van het ten laste gelegde terughoudendheid past, maar er zeker argumenten te geven zijn om op basis van de psychiatrische ziekte van verdachte (schizofrenie), om het ten laste gelegde in mindere mate aan hem toe te rekenen. Geadviseerd wordt een TBS met dwangverpleging op te leggen, omdat er vanuit de psychiatrie geen andere interventie- mogelijkheden zijn.
Psycholoog J. Nys komt in zijn Pro justitia rapportage d.d. 23 maart 2015 niet tot beantwoording van de aan hem gestelde vragen en aan een advies over de afdoening van de zaak, maar merkt wel op dat verdachte wellicht levenslang afhankelijk zal zijn van een stevig extern zorgend en controlerend kader.
De rechtbank deelt de zorg die uit de gedragsdeskundige rapportages spreekt en onderkent het belang en de noodzaak van een klinische behandeling van de bij verdachte vastgestelde complexe problematiek.
De rechtbank stelt echter wel voorop dat de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden beschouwd als een ultimum remedium. Het betreft een zeer ingrijpende en niet zelden een langdurige vrijheidsbenemende maatregel, met name indien deze niet is gemaximeerd in tijd, die dan ook niet lichtvaardig dient te worden opgelegd. Bij de beoordeling hiervan dienen mede de aard en de ernst van de indexdelicten en de noodzaak tot beveiliging van de maatschappij te worden betrokken.
Gelet op de relatief geringe ernst van de indexfeiten, de zwaarte van de gevorderde maatregel, het gegeven dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op korte termijn middels maatregelen uit de BOPZ langdurig in een gedwongen kader in een klinische setting behandeld gaat worden en het feit dat verdachte sinds januari 2015 niet meer met politie en of justitie in aanraking is geweest, is de rechtbank van oordeel dat een terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet proportioneel en dus niet passend is.
Nu de rechtbank geen terbeschikkingstelling met dwangverpleging op zal leggen, dient er een andere strafmodaliteit te volgen aangezien de rechtbank van oordeel is dat verdachte wel straf verdient voor de bewezen verklaarde strafbare feiten.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een tweetal verpleegkundigen van het psychiatrisch ziekenhuis [kliniek] bedreigd en heeft een verpleegkundige daarbij mishandeld.
Uit de aangifte blijkt dat de bedreiging en het geweld een grote indruk op de slachtoffers heeft gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit het Pro Justitia onderzoek omtrent de geestvermogens van verdachte blijkt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend. De gedragsdeskundigen stellen dat er bij verdachte sprake is van chronische schizofrenie. De rechtbank neemt deze conclusies over.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving
een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
De rechtbank legt de gevangenisstraf voorwaardelijk op om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Om dat te verzekeren zal de rechtbank een proeftijd opleggen van 2 jaar.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285 en 300 Wetboek van Strafrecht

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met verkrachting. ten aanzien van feit 2: mishandeling.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 23 oktober 2015.
Mr. W.T.A.M. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.