Op 5 februari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en mishandeling. De zaak betreft een periode van mensenhandel van 1 mei 2012 tot en met 5 september 2012, waarbij de verdachte het slachtoffer, een vrouw, onder druk zette om in de prostitutie te werken en haar inkomsten aan hem af te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer meermalen heeft mishandeld en haar bewegingsvrijheid heeft beperkt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel en mishandeling, maar heeft hem voor een deel van de tenlastelegging vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering voor de mishandeling op 4 september 2012 voldoende was, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de mensenhandel in de periode van 27 mei 2009 tot 1 mei 2012. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen goederen gelast, waaronder twee GSM's. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de impact van de gepleegde feiten op het slachtoffer.