ECLI:NL:RBOBR:2015:604

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
4 februari 2015
Zaaknummer
01/825496-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en mishandeling in Geldrop

Op 5 februari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en mishandeling. De zaak betreft een periode van mensenhandel van 1 mei 2012 tot en met 5 september 2012, waarbij de verdachte het slachtoffer, een vrouw, onder druk zette om in de prostitutie te werken en haar inkomsten aan hem af te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer meermalen heeft mishandeld en haar bewegingsvrijheid heeft beperkt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel en mishandeling, maar heeft hem voor een deel van de tenlastelegging vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering voor de mishandeling op 4 september 2012 voldoende was, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de mensenhandel in de periode van 27 mei 2009 tot 1 mei 2012. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen goederen gelast, waaronder twee GSM's. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de impact van de gepleegde feiten op het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/825496-12
Datum uitspraak: 05 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 mei 2014 en van 22 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 april 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 januari 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 mei 2009 tot en met 5 september 2012, althans in de periode van 1 mei 2012 tot en met 5 september 2012 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Sittard, gemeente Sittard-Geleen en/of Eijgelshoven, gemeente Kerkrade en/of Schijndel en/of Vaals en/of Eindhoven en/of Rotterdam en/of Den Haag en/of Maasmechelen (België), in elk geval in Nederland en/of België [slachtoffer], door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel doormisbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of
voor een derde tegen betaling
en/of
[slachtoffer], door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel doormisbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en)
van [slachtoffer] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode:
- ( wederom) een liefdesrelatie aangegaan en/of onderhouden met voornoemde
[slachtoffer] en/of
- voornoemde [slachtoffer] onderdak verschaft en/of
- voornoemde [slachtoffer] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan/blijven werken
en/of druk op voornoemde [slachtoffer] heeft uitgeoefend wat betreft het aantal te werken uren en/of dagen in de prostitutie en/of
- voornoemde [slachtoffer] (meermalen) naar (een) prostitutiewerkplek(ken)
vervoerd en/of
- de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer] heeft beperkt door haar te
verbieden de woning en/of haar verblijfplaats te verlaten en/of
- voornoemde [slachtoffer] (meermalen) geslagen/gestompt en/f getrapt en/of
geschopt en/of
- voornoemde [slachtoffer] (meermalen) gedreigd te slaan en/of stompen en/of
trappen en/of schoppen en/of
- de werkzaamheden van die [slachtoffer] gecontroleerd althans haar verdiensten
uit haar prostitiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit
de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan / af te dragen;
en/of
hij op 4 september 2012 te Geldrop, in elk geval in Nederland opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal heeft geslagen/gestompt en/of geschopt (terwijl zij op de grond lag) waardoor deze letsel en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2009 tot en met 5 september 2012,althans in de periode van 1 mei 2012 tot en met 5 september 2012,
te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Sittard, gemeente Sittard-Geleen en/of Eijgelshoven, gemeente Kerkrade en/of Schijndel en/of Vaals en/of Eindhoven en/of Maasmechelen (België), in elk geval in Nederland en/of België(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld zijnde de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer], heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat geld gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf (te weten mensenhandel);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Ten aanzien van feit 2:
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig is, omdat deze onvoldoende feitelijk is, gezien de lange duur van de tenlastegelegde periode en nu het politieonderzoek geen enkel inzicht geeft in de financiën van verdachte.
De rechtbank oordeelt dat op basis van de tekst van de tenlastelegging de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting voldoende duidelijk is, waartegen verdachte zich moest verdedigen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Voorts is bij het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de dagvaarding, ten aanzien van feit 1, eveneens geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak:

Ten aanzien van feit 1 partiële vrijspraak voor wat betreft de periode 27 mei 2009 tot 1 mei 2012
Het standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat mensenhandel over de periode van 27 mei 2009 tot en met 5 september 2012 wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Het standpunt van de verdediging:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat mensenhandel gedurende de periode van 27 mei 2009 tot en met 5 september 2012 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Derhalve dient verdachte voor dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank:
De rechtbank overweegt dat - naast de verklaring van aangeefster dat zij in voormelde periode voor verdachte in de prostitutie heeft gewerkt, zij daarbij door hem mishandeld is en haar inkomsten aan hem moest afdragen - uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is gebleken van bewijs dat haar verklaring in toereikende mate ondersteunt.
De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 2:
Het standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat onvoldoende is komen vast te staan dat het geld dat verdachte heeft uitgegeven geld is dat hij door uitbuiting van [slachtoffer] heeft verkregen.
Het standpunt van de verdediging:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat verdachte het door [slachtoffer] in de prostitutie verdiende geld heeft witgewassen.
Het oordeel van de rechtbank:
Met de raadsman en de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat hetgeen aan verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Immers onvoldoende is aannemelijk geworden dat het geld dat verdachte heeft uitgegeven, geld is dat hij via uitbuiting van [slachtoffer] heeft verkregen.

Bewijs

Ten aanzien van feit 1, periode 1 mei 2012 tot en met 5 september 2012.
Bronnen.
  • Een einddossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Vreemdelingenpolitie met dossiernummer PL2233 2012131947, afgesloten d.d. 14 januari 2012, aantal doorgenummerde bladzijden 158;
  • Verhoor van [getuige 1] d.d. 3 juli 2014 bij de rechter-commissaris;
  • Verhoor van [getuige 2] d.d. 7 juli 2014 bij de rechter-commissaris;
  • Verhoor van [getuige 3] d.d. 25 augustus 2014 bij de rechter-commissaris;
  • Verhoor van [slachtoffer] d.d. 3 november 2014 bij de rechter-commissaris;
  • De door verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2015 overgelegde advertentie op de website [website], inhoudende het profiel van [naam],
  • De door verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2015 afgelegde verklaring.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 1 mensenhandel als bedoeld onder sub 4 en sub 9 van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van feit 1, voor zover het betreft het onderdeel mensenhandel. Voor zover het betreft de tenlastegelegde mishandeling heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A (pagina 11 tot met 14) bij dit vonnis en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot de feiten waarop deze in het bijzonder betrekking hebben.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte van [slachtoffer] en de door haar bij de politie en de rechter-commissaris afgelegde verklaringen, die worden ondersteund door de verklaringen van de getuigen, hierna aangehaald.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de aangehechte uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 1 mei 2012 tot en met 5 september 2012 in Nederland [slachtoffer], door geweld en andere feitelijkheden en door dreiging met geweld
heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
[slachtoffer], door geweld en andere feitelijkheden en door dreiging met geweld
heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie onderhouden met voornoemde [slachtoffer] en
- voornoemde [slachtoffer] onderdak verschaft en
- op voornoemde [slachtoffer] druk uitgeoefend wat betreft het aantal te werken uren en/of dagen in de prostitutie en
- voornoemde [slachtoffer] meermalen naar prostitutiewerkplekken vervoerd en
- de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer] beperkt door haar te

verbieden de woning te verlaten en

- voornoemde [slachtoffer] meermalen geslagen/gestompt en
- voornoemde [slachtoffer] gedreigd te slaan en
- de werkzaamheden van die [slachtoffer] gecontroleerd en
- die [slachtoffer] gedwongen/bewogen een groot deel van haar verdiensten uit

de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan / af te dragen

en
op 4 september 2012 te Geldrop opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], meermalen heeft geslagen en/of geschopt terwijl zij op de grond lag,
waardoor deze letsel en pijn heeft ondervonden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard mensenhandel als bedoeld onder sub 4 en sub 9 van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht en eist een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Tevens verzoekt zij de geschorste voorlopige hechtenis per einduitspraak op te heffen.
Verder vraagt zij verbeurdverklaring van de twee onder verdachte inbeslaggenomen GSM’s.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Voorts maakt de officier van justitie kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat, mocht het tot een veroordeling komen, de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf buiten proportioneel is. Hierbij merkt de raadsman op dat uit Trema van oktober 2014 blijkt dat de duur van de bewezenverklaring periode niet maatgevend is voor de hoogte van de op te leggen straf en dat in den lande zeer verschillend wordt gedacht over de straf die dient te worden opgelegd in zaken als de onderhavige.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende de periode van 1 mei 2012 tot en met 5 september 2012 schuldig gemaakt aan mensenhandel van slachtoffer [slachtoffer]. Daarnaast heeft verdachte haar op 4 september 2012 mishandeld.
Verdachte heeft het slachtoffer seksueel uitgebuit. De rechtbank overweegt dat seksuele uitbuiting een bijzonder ernstige vorm van criminaliteit is. Deze vorm van uitbuiting maakt een grove inbreuk op de persoonlijke vrijheid, waardigheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het handelen van verdachte getuigt van volstrekte minachting en volledig gebrek aan respect voor het slachtoffer. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer, waarbij hij enkel en alleen aan zichzelf heeft gedacht. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van mensenhandel psychisch beschadigd kunnen raken en daarvan nog lang last kunnen hebben. Bovendien veroorzaakt mensenhandel bij burgers maatschappelijke onrust en veel verontwaardiging.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor mensenhandel ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Verdachte heeft de onderhavige strafbare feiten niet lang na die veroordeling gepleegd.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Verder weegt de rechtbank mee dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte zich zodanig in positieve zin hebben gewijzigd, dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het gedrag van verdachte zich ten goede zal keren.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur. De rechtbank acht – uit het oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij – een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank komt tot bewezenverklaring van een kortere periode van mensenhandel begaan door verdachte, en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank wijst af het verzoek de officier van justitie tot opheffing van de geschorste voorlopige hechtenis , omdat de rechtbank hiertoe geen noodzaak ziet.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslag- genomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 273f, 300.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 2:
Vrijspraak. De rechtbank acht het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 1:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
mensenhandel
en

mishandeling

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1:
Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Teruggave inbeslaggenomen goederen.
De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen , te weten 2
GSM's aan veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. M.G.P.A. Burghoorn en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken op 5 februari 2015.

Bijlage A.

De bewijsmiddelen.

(Voor zover hierna wordt verwezen naar een paginanummer betreft dit het einddossier, tenzij anders vermeld).
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 september 2012 (p. 29-31):
Ik doe aangifte van mensenhandel vanaf mei 2012 tot en met 5 september 2012 door [verdachte]. Ik ben verliefd op hem geworden en bij hem gaan wonen. Ik verblijf vanaf mei 2012 bij hem in Geldrop. Ik moet dagelijks het door mij in de prostitutie verdiende geld aan hem geven. Ik heb wel eens geprobeerd tegen hem te zeggen dat ikzelf over mijn geld wilde beschikken, maar dan zei hij op dreigende toon ‘hier met het geld’. Als ik het geld niet zou afgeven, zou ik klappen van hem krijgen. Ik heb in vele clubs gewerkt, onder andere in Eindhoven. Op 4 september 2012 heeft hij mij hard geslagen en tegen de grond gewerkt. Toen ik op de grond lag heeft hij mij meerdere malen met geschoeide voet geschopt. Ik heb letsel en pijn in mijn zij, aan mijn hoofd, aan mijn vinger, die ik niet meer krom kan krijgen, en een blauwe plek op mijn rechterbovenarm. Nadat ik door hem ben mishandeld ben ik door hem aan mijn haren de slaapkamer ingetrokken. Ik mocht van hem de slaapkamer niet verlaten.
Op 5 september 2012 heb ik kans gezien de woning te verlaten. Hij kwam achter mij aan en riep dat hij mij dood zou maken als ik het politiebureau binnen zou gaan. Ik ben door hem tegen mijn wil vastgehouden, opgesloten in huis. Vaak liet hij mij de volgende morgen pas weer los, omdat ik met zo’n gezicht niet kon werken. Hij doelde dan op het letsel dat ik door hem had opgelopen. Als ik letsel had mocht ik van hem niet gaan werken, omdat andere mensen dat dan zouden kunnen zien. Pas als het bijna over was deed ik er een laag make-up overheen en kon ik weer gaan werken. Toen ik op [adres 2] werkte, dit is ongeveer een maand geleden, heeft hij al mijn kleren kapot geknipt en gescheurd.
Het proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 12 september 2012 (p.41-45):
Aangeefster verklaarde aan verbalisanten dat zij een lichte hersenschudding en een blauw oog heeft opgelopen en dat de kracht in haar vinger nog steeds niet terug is. Ze heeft nog altijd pijn aan haar arm, waar bloeduitstortingen op zijn waar te nemen. In de periode dat aangeefster bij [verdachte] woonde besliste hij alles en deed aangeefster alles wat hij zei. Hij maakte uit waar zij moest gaan werken. Hij bracht haar altijd naar clubs waar zij werkte en haalde haar daar ook weer op. Toen hij er achter kwam dat ik geld achterhield kreeg ik klappen van hem. Ik was afhankelijk van hem. Hij teerde op mijn inkomsten. Hij heeft mij vaak opgesloten in de douche en de slaapkamer. Ik mocht van hem niet weg. Ik moest van hem voor straf op een kleedje komen liggen. Als ik door hem werd opgesloten op de slaap-kamer, ging de deur altijd op slot. Als ik uit de kamer zou komen kreeg ik klappen van hem. Ik had al klappen gekregen voordat ik in de kamer werd opgesloten. Ik durfde dan ook echt niet zonder zijn toestemming naar buiten te gaan, bang dat ik nog meer klappen zou krijgen.
De op 6 september 2012 door de huisarts verstrekte medische informatie (p.47):
Op lichaam en hoofd meerdere kneuzingen en blauwe plekken.
Het proces-verbaal verhoor van [getuige 4] d.d. 12 september 2012 (p.53):
Op 4 september 2012 werd ik rond 13.00 uur wakker van geschreeuw van paniek. Ik hoorde iemand om hulp roepen. Het was een vrouwenstem. Ze was heel erg in paniek. Ik heb haar wel vaker horen schreeuwen. De manier waarop hij op haar kwaad werd is geen normale manier van boos zijn. Het was duidelijk dat hij haar in zijn macht had.
Het proces-verbaal verhoor van [getuige 5] d.d. 27 september 2012 (p.54-57)
Ik heb kort geleden nog contact met mijn zus gehad. [verdachte] slaat mijn zus, snijdt haar kleding kapot, neemt haar kleding af en sluit haar op. [slachtoffer] heeft tegen mij gezegd dat ze bedreigd wordt en fysiek mishandeld door [verdachte]. Ik heb gezien dat [slachtoffer] blauwe plekken had op haar rug, buik en armen. De laatste keer heeft zij verteld dat ze, toen zij op de grond lag, door hem is getrapt en dat ze daarna door hem is opgesloten. [slachtoffer] vertelde mij ook dat ze van maandag tot vrijdag in een privéhuis ging werken en dat [verdachte] haar daar naartoe bracht. Ze gaf altijd het door haar verdiende geld aan hem af. Als [slachtoffer] geld nodig had moest ze dat aan [verdachte] vragen.
Het proces-verbaal verhoor [getuige 6] d.d. 19 oktober 2012 (p.59/60):
Ik heb [naam] in mei 2012 leren kennen bij [bedrijf 1] aan [adres 2] te Eindhoven.
Haar vriend bracht haar naar haar werk. Ik weet niet meer hoe we erop kwamen, maar ze zei dat haar vriend haar kleren had kapot gemaakt. Ik heb haar in anderhalve maand 6 of 8 keer gezien. Ik werkte dinsdag en woensdag. Zij werkte vaker, maar dan halve dagen.
Het proces-verbaal verhoor van [getuige 7] d.d. 30 oktober 2012 (p.62/63):
Ik ben werkzaam als gastvrouw bij [bedrijf 2], gelegen aan [adres 3] te Eindhoven.
Op het door haar ingevulde formulier staat de datum 29 juli 2012. Toen heeft zij zich ingeschreven en ook haar werknaam [naam] is er opgezet. Afgelopen zomer heeft zij hier gewerkt. Ze werkte veel, meer dan 2 of 3 keer per week. Ik heb gezien dat ze werd gebracht. Ze zei dat ze door haar vriend, een Marokkaan, werd gebracht. Ze woonde bij hem in Geldrop.
Het proces-verbaal verhoor van [getuige 1] d.d. 30 oktober 2012 (p.65-67):
Ik ben werkzaam in de prostitutie bij [bedrijf 1] aan [adres 2] in Eindhoven.
Ik heb [slachtoffer] in de zomer van 2012 leren kennen. [slachtoffer] gebruikte [naam] als werknaam. [slachtoffer] was er soms wel 5 dagen achter elkaar van 11.00 uur tot 23.00 uur.
Ik hoorde van andere meiden, die daar werkten, dat ze door haar vriend [verdachte] werd gebracht en opgehaald.
[slachtoffer] vertelde mij dat [verdachte] erg boos was, omdat ze niet had gereageerd op zijn berichten. [slachtoffer] liet mij foto’s zien die haar vriend haar had gestuurd. Daarop was te zien dat al haar kleding kapot geknipt was.
[slachtoffer] vertelde mij, dat als ze niet genoeg zou verdienen op een dag ze klappen zou krijgen van [verdachte]. [slachtoffer] heeft mij verteld dat hij haar vol met de vuist in haar gezicht slaat en niet uitkijkt waar hij haar raakt. Ze heeft ook verteld dat ze opgesloten is geweest door hem. Ze mocht dan niet weg van hem. Ze was erg bang van hem.
Het proces-verbaal verhoor van [getuige 8] d.d. 31 oktober 2012 (p.68/69):
Ik ben eigenaar van [bedrijf 2]. Ik ken [naam] alleen bij haar werknaam. In de zomer van 2012 is zij hier komen werken. Ze vertelde dat ze nu terug bij haar vriend was.
[naam] is ongeveer 6 weken hier geweest. Ze heeft grote problemen gehad met haar vriend omdat ze hier een lingeriesetje had gekocht. Het ging erover dat ze niets voor zichzelf mocht kopen.
Het proces-verbaal verhoor van [getuige 3] d.d. 27 november 2012 (p.70-72):
Ik heb [slachtoffer] ergens eind juni 2012 leren kennen bij [bedrijf 2] op [adres 4] in Eindhoven. Zij werkte onder de naam [naam]. [slachtoffer] mocht van [verdachte] niet naar Arnhem toe. Ik weet dat hij boos was op [slachtoffer] en niet aardig deed over de telefoon. Steeds was [slachtoffer] met [verdachte] aan het bellen en hij was haar aan het bedreigen. Ze moest naar huis komen. Ze was bang voor [verdachte].
Op de ping die ik van haar kreeg zei [slachtoffer] dat ze was opgesloten en de deur niet uit mocht van [verdachte]. Ik hoorde dat [slachtoffer] aan het rennen was. Ze vroeg toen huilend en in paniek of ik haar terug wilde bellen. Dit was ergens in juli 2012.
[slachtoffer] vertelde mij dat zij het door haar verdiende geld altijd aan [verdachte] moest afgeven.
De door verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2015 afgelegde verklaring, onder meer inhoudende:
Op 4 september 2012 heb ik in Eindhoven [slachtoffer] geslagen. Aan het letsel dat op de foto is te zien maak ik op dat ik haar op haar gezicht heb geraakt.
Verder heb ik haar kleding kapot geknipt en haar naar haar werkplek in Eindhoven, Rotterdam en Den Haag gebracht.
De door verdachte ter terechtzitting overgelegde advertentie, waaruit blijkt dat aangeefster zich op de site van [website] profileert als [naam].
De verklaring van [getuige 1], afgelegd bij de rechter-commissaris, d.d. 3 juli 2014, inhoudende onder meer:
Haar in de zomer van 2012 leren kennen. 5 tot 6 maanden met haar gewerkt. Ik zag dat zij een foto maakte van de overzichtslijst waarop de klanten staan. Zij liet mij foto’s zien van kapot geknipte kleding. Zij huilde toen. Berichtjes van haar gehad dat ze opgesloten zat in een flat en dat hij haar had geslagen. [slachtoffer] heeft gezegd ‘hij rijdt in een dure auto van mij en hij heeft dure merkkleding van mij’. Zij werd altijd voor de deur afgezet en weer opgehaald met de auto. Ze had ruzie over de telefoon.
De verklaring van [getuige 3], afgelegd bij de rechter-commissaris, d.d. 25 augustus 2014, inhoudende onder meer:
Ik ken [slachtoffer] van [bedrijf 2]. Dat het over eind juni 2012 ging kan kloppen. [slachtoffer] zei dat ze het verdiende geld moest afgeven. Ik weet dat ze geld apart hield om wiet te kopen. Ik heb in de club gezien dat ze wat geld wegstopte in haar bh. Zij heeft mij via de telefoon laten weten dat zij was opgesloten in de flat. Ik hoorde haar door de telefoon zeggen ‘rennen, rennen, daar is ie”. Toen we naar Arnhem gingen was [verdachte] boos. Tijdens een telefoongesprek hadden ze ruzie. Toen zij bij [verdachte] weg was had ze weer geld. Mijn beeld is dat [slachtoffer] met geld naar huis ging en zonder geld terugkwam. Ze had bijvoorbeeld geen geld voor sigaretten. Dan vroeg ze mij vijf euro om sigaretten te kopen. Ik heb 2 weken met haar samengewerkt.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer], afgelegd bij de rechter-commissaris, d.d. 3 november 2014, inhoudende onder meer:
Van de mogelijkheden om los van [verdachte] te komen heb ik geen gebruik gemaakt, omdat hij dreigde. Hij wist altijd waar ik was. Ik ben niet weggegaan omdat ik bang van hem was. Aan de ene kant was het liefde en aan de andere kant was ik bang van hem. [verdachte] bracht mij en haalde mij op. Toen ik voor [verdachte] werkte, werkte ik meer omdat dat moest. Ik mocht alleen dingen kopen voor het werk.