ECLI:NL:RBOBR:2015:602

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
4 februari 2015
Zaaknummer
01/825007-09
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling en onderzoek naar voorwaardelijke beëindiging

Op 5 februari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van de terbeschikkinggestelde, die ter beschikking was gesteld na een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 22 december 2011. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, na een vordering van de officier van justitie op 11 december 2014. De rechtbank oordeelde dat er onderzocht moet worden of een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling mogelijk is, om een nieuwe behandelimpasse te voorkomen en een succesvolle resocialisatie te bevorderen. De terbeschikkinggestelde heeft een verleden van bedreiging, mishandeling en feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en de rechtbank weegt de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen in haar beslissing mee.

Tijdens de zitting op 29 januari 2015 zijn de officier van justitie, deskundigen en de terbeschikkinggestelde zelf gehoord. De deskundigen gaven aan dat de behandeling in de kliniek niet goed van de grond kwam en dat er een behandelimpasse was ontstaan. De terbeschikkinggestelde ontkende zijn delicten en was niet bereid om mee te werken aan delictgerelateerde behandeling. Echter, na inschakeling van het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) leek er een kentering te komen in de bereidheid van de terbeschikkinggestelde om mee te werken aan een behandeltraject.

De rechtbank heeft besloten om de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aan te houden, in afwachting van een rapport van de reclassering. De rechtbank benadrukt dat de veiligheidssituatie onveranderd blijft bij een eventuele voorwaardelijke beëindiging, en dat het recidiverisico geleidelijk kan worden gedetecteerd en gecorrigeerd. De rechtbank heeft de zaak opnieuw aangebracht bij mr. J.H.P.G. Wielders voor verdere behandeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/825007-09.
Uitspraakdatum: 5 februari 2015.

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1974],
verblijvende in [kliniek 1].

Het onderzoek van de zaak.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 december 2011 is betrokkene ter beschikking gesteld. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 22 januari 2013.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 11 december 2014 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2015.
Hierbij zijn de officier van justitie, deskundige en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van [kliniek 1] d.d. 18 november 2014, ondertekend door [hoofd inrichting] (directeur behandelzaken/hoofd van [kliniek 1]), [psychiater] (psychiater) en [gz-psycholoog 1] (gz-psycholoog);
  • een schriftelijke aanvulling van [kliniek 1] op het verlengingsadvies van G.J. [terbeschikkinggestelde] d.d. 21 januari 2015, ondertekend door [hoofd van de inrichting] (directeur behandelzaken/hoofd van [kliniek 1]) en [gz-psycholoog 2] (gz-psycholoog);
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht meermalen gepleegd, mishandeling en feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste.
In voornoemd advies van de inrichting d.d. 18 november 2014 is onder meer het navolgende gesteld:
De TBS behandeling in [kliniek 2] is niet van de grond gekomen. Betrokkene is derhalve overgeplaatst naar [kliniek 1]. Betrokkene is het nog steeds niet eens met zijn terbeschikkingstelling en met zijn diagnose. Betrokkene ontkent de delicten en is ook van mening dat er geen risicofactoren zijn ten aanzien van delictgedrag. Hij is het dan ook niet eens met behandeling gericht op delictgerelateerde problematiek. Hij wil wel behandeling voor rouwverwerking. Hij werkt beperkt mee aan zijn behandeling. Momenteel wordt gewerkt aan het verkrijgen van duidelijkheid ten aanzien van de diagnose. Het Centrum voor Consultatie en Expertise is ingeschakeld om uit de impasse te komen. Betrokkene is hiermee akkoord gegaan. Wij schatten het risico op recidive in een gewelddadig delict in de klinische setting als laag tot matig en tijdens begeleid verlof als laag in. Wij schatten het risico op recidive in een gewelddadig delict tot hoog in als betrokkene zich vrij in de maatschappij kan bewegen. Er is geen overeenstemming over de koers/prognose. Na vaststelling van de definitieve diagnose zal opnieuw bekeken worden onder welke condities resocialisatie haalbaar is. Bovenstaande in aanmerking nemend, adviseren bij de tbs-maatregel met dwangverpleging te verlengen met de termijn van twee jaar.
In voornoemd aanvullend advies van de inrichting d.d. 21 januari 2015 is onder meer het navolgende gesteld:
Op 18 november 2014 hebben we een verlengingsadvies gegeven met betrekking tot de verlenging van de TBS-maatregel van [terbeschikkinggestelde]. We zouden ter zitting op 29 januari 2015 een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging binnen de verlenging van de TBS - maatregel met de termijn van twee jaar willen bespreken. Deze wijziging in advies is tot stand gekomen op basis van de ontwikkelingen sinds november 2014. Zoals beschreven in het verlengingsadvies is het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) betrokken bij deze casus in een poging de behandelimpasse te doorbreken. Deze gesprekken, in combinatie met gesprekken met betrokkene over het verlengingsadvies/verlofaanvraag en een bejegening waarbij vanuit het behandelteam de-escalerend gewerkt wordt, hebben ertoe geleid dat betrokkene beter in staat is tot overleg omtrent wat er nodig is om vanuit zijn forensisch kader zijn toekomst vorm te geven. Tot november 2014 was voor betrokkene de enige valabele optie een onmiddellijk opheffen van de TBS-maatregel en hooguit ambulante begeleiding. Nu is betrokkene bereid tot een meer geleidelijke behandeling en resocialisatie.
We zijn van mening dat een TBS-maatregel noodzakelijk blijft aangezien we inschatten dat er bij het wegvallen van deze maatregel een matig tot hoog risico is op gewelddadige recidive. Een dergelijk risico ontwikkelt zich bij [terbeschikkinggestelde] echter geleidelijk, waarbij dit voldoende gedetecteerd en gecorrigeerd kan worden indien betrokkene zich begeleidbaar opstelt. We zijn van mening dat het niet nodig is om hiervoor dwangverpleging te voorzien indien betrokkene bereid is mee te werken aan een behandeltraject vanuit een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Betrokkene is daartoe ondertussen bereid. De maatregel van TBS met dwangverpleging zorgt in deze situatie naar onze mening niet langer voor een vermindering van het risico op recidive maar tot een toename van het risico. Immers, betrokkene voelt zich steeds meer onterecht behandeld waarbij de maatregel ons onvoldoende toelaat op een flexibele wijze in te spelen op een vooruitgang in de samenwerkingsrelatie. Dit leidt tot een opbouw van spanning en een toename van het risico op een langdurige behandelimpasse, zoals die ook binnen [kliniek 2] optrad, met eveneens toename op incidenten binnen de kliniek. Ook verlaagt het de kans dat betrokkene zich kan openstellen voor een behandeling met betrekking tot de risicofactoren.
We stellen daarom voor de optie te bespreken de TBS maatregel met twee jaar te verlengen met een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Als mogelijke voorwaarden denken we hierbij aan:
• opname binnen [kliniek 1] of een soortgelijke Instelling voor zolang de instelling
en de reclassering dit noodzakelijk achten
• het monitoren van een eventuele nieuwe partnerrelatie toelaten, o.a. via gesprekken met
betrokkene en zijn partner binnen de instelling.
Op deze manier kunnen we via een geleidelijke opbouw van vrijheden en een geleidelijke afbouw van het beveiligingsniveau het recidiverisico op een veilige manier monitoren. We zijn van mening dat we hiermee de kans op een succesvolle behandeling verhogen en de kans verkleinen verder in een jarenlange impasse te belanden. [terbeschikkinggestelde] staat achter dit voorstel en is bereid hier zijn medewerking aan te verlenen.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Vanaf augustus 2014 kwamen in [kliniek 1] gesprekken op gang over hetgeen ik heb meegemaakt. Omdat de kliniek en ik in die tijd niet op één lijn zaten is het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) ingeschakeld. Zij hebben onderzoek gedaan.
Medewerkers van het CCE hebben gesproken met familieleden van mij. Mijn familie steunt mij. Het CCE heeft bij mij geen duidelijke stoornis geconstateerd. Het CCE heeft getracht de behandelimpasse te doorbreken. Daar zijn ze in geslaagd. We hebben commitment gekregen. Dit betekende een omslag voor de contacten tussen de kliniek en mijn persoon. Sinds ik aan het einde van de vorige eeuw voor het eerst met justitie in aanraking kwam, zijn er bij mij door deskundigen wel 10 verschillende stoornissen geconstateerd. Enkele deskundigen die mij onderzochten hebben geen stoornis geconstateerd. Deskundigen zeggen telkens iets anders. Ik weet zelf wel wat er met mij aan de hand is. Ik heb een traumatische ervaring meegemaakt. Ook heb ik moeite om me aan te passen en lijd ik aan secundaire stress. Ik wil graag gaan werken aan mijn resocialisatie. Ik wil stapsgewijs met begeleiding mijn oude werk weer op gaan pakken. Ik heb in het verleden gewerkt bij banken en in de financiële dienstverlenging. Middels studie heb ik mijn kennis op peil gehouden.
De relatie met mijn ex-vriendin was niet een standaard-relatie. Ik denk niet dat ik nog ooit een relatie met iemand zoals mijn ex-vriendin aanga. Daarom zie ik ook geen recidiverisico op termijn. Ik stel me begeleidbaar op en zal me volledig inzetten om op een goede wijze te resocialiseren.
De deskundige [deskundige 1] optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies van 21 januari 2015.
Zij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Na het uitbrengen van het verlengingsadvies in november 2014 is er veel gebeurd. Dankzij het CCE is de impasse die was ontstaan tussen betrokkene en de behandelaars doorbroken. We zijn met betrokkene gaan praten over zijn toekomst. We vinden het niet zinvol om met betrokkene in discussie te gaan of hij een stoornis heeft en welke sticker daarop geplakt kan worden. We willen als kliniek een traject inzetten om betrokkene op verantwoorde wijze te kunnen laten terugkeren in de samenleving. Voorwaarde is dat betrokkene bereid is om hieraan zijn medewerking te verlenen en om met ons op open en constructieve wijze in gesprek te blijven. Uit gesprekken met betrokkene bleek dat hij hiertoe bereid is. We zijn nu van plan om een behandeltraject in te zetten. Een tijdje geleden is voor betrokkene begeleid verlof aangevraagd. Het ministerie heeft dat verzoek afgewezen omdat er toen nog geen diagnostisch onderzoek was verricht. Inmiddels heeft het diagnostisch onderzoek wel plaatsgevonden. Daarom is er vorige week opnieuw een aanvraag voor begeleid verlof de deur uit gegaan. Ik verwacht dat het verzoek om begeleid verlof dit keer wel wordt goedgekeurd door het ministerie. Mocht het begeleid verlof worden goedgekeurd en mocht dat verlof goed gaan, dan kan op termijn onbegeleid verlof worden aangevraagd. Betrokkene zit nu op beveiligingsniveau 3. Bij goed gedrag kan dat worden teruggebracht naar niveau 2. Ik hoop dat hij later overgeplaatst kan worden naar één van onze resocialisatiewoningen en dat hij daarna zelfstandig kan gaan wonen met ambulante begeleiding. Het is niet zo dat betrokkene niets wilde voordat wij een voorwaardelijke beëindiging voorstelden. Betrokkene heeft aan een aantal zaken meegewerkt voordat het idee van een voorwaardelijke beëindiging in beeld kwam. Ook tijdens het proces van resocialisatie kun betrokkene leren omgaan met allerlei problemen die opdoemen. Bij betrokkene is er enkel recidivegevaar als hij weer een complexe relatie krijgt.
Het vorenstaande is voor ons aanleiding geweest om ons verlengingsadvies van november 2014 aan te passen. We adviseren de rechtbank nu om over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging binnen de verlenging van de tbs maatregel met de termijn van 2 jaren. We hebben ervaring in soortgelijke zaken. Onze ervaring is dat als we nu niet overgaan tot een voorwaardelijke beëindiging, we mogelijk in een soort loopgraven situatie terechtkomen wat misschien zelfs kan leiden tot een zogenaamde longstay-plaatsing. Dat is in niemands belang. Mocht de rechtbank overgaan tot een voorwaardelijke beëindiging dan hebben wij voor het toekennen van verlof geen toestemming meer nodig van het ministerie. Dit is een bijkomend praktisch voordeel. Ik ben er van overtuigd dat de motivatie van betrokkene toeneemt in het geval de rechtbank tot een voorwaardelijke beëindiging overgaat. De reclassering is nog niet in beeld. Mocht de rechtbank besluiten om het heden door mij voorgestelde traject in te gaan, dan kan de reclassering in onze kliniek wekelijks langskomen en controleren of betrokkene de voorwaarden naleeft. We willen met de reclassering een behandeltraject opstarten en wekelijks met de reclassering overleggen hoe een en ander gaat.
Ik heb nog geen schriftelijke versie van het CCE advies ontvangen. De verslagen van het CCE worden meestal niet ingebracht in een verlengingsprocedure. Het Centrum voor Consultatie en Expertise signaleert enkel problemen en geeft advies.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik ben het volstrekt oneens met de aanvulling van [kliniek 1] op het verlengingsadvies en met de hierop door de deskundige ter zitting gegeven toelichting. [kliniek 1] gebruikt oneigenlijke argumenten om tot voorwaardelijke beëindiging over te gaan. [kliniek 1] hoopt op die manier op eenvoudige wijze te bereiken dat betrokkene met begeleid verlof kan. Bij betrokkene bespeur ik geen probleembesef. Er heeft geen delictanalyse plaatsgevonden. Het verlengingsadvies van 18 november 2014 is duidelijk. Ik kan me hierin vinden. We moeten de reclassering nu nog niet opzadelen met betrokkene. Bij [kliniek 2] ging het mis. Ook in [kliniek 1] hebben behoorlijk wat incidenten plaatsgevonden. In het arrest van het gerechtshof van december 2011 staat op pagina 25 vermeld: “Voorts heeft het hof kennis genomen van het door [reclasseringsmedewerker 1]van Reclassering Nederland opgemaakte maatregelenrapport d.d. 18 september 2009. Blijkens dit rapport heeft de verdachte te kennen gegeven dat hij niet akkoord gaat met TBS met voorwaarden, dat hij, indien TBS met voorwaarden zou worden opgelegd, niet mee werkt aan een behandeling en dat hij, indien TBS met voorwaarden wordt opgelegd, zijn levensgang met de reclassering niet bespreekbaar maakt en niet met de reclassering samenwerkt. [reclasseringsmedewerker 2] heeft geconcludeerd dat een TBS met voorwaarden niet uitvoerbaar is”.
Dit was de houding van betrokkene eind 2011. Ik denk dat de houding van betrokkene eerst is gewijzigd toen de verlengingszitting in beeld kwam. Het verbaast me dat [kliniek 1] daarin is meegegaan. Ik zie een [terbeschikkinggestelde] die het enkel heeft over traumaverwerking en over zijn eigen vervelende ervaringen. Ik ben van mening dat betrokkene vanuit de terbeschikkingstelling met dwangverpleging eerst moet laten zien dat hij bereid is tot een delict-bespreking en dat hij openstaat voor behandeling als vorens tot een voorwaardelijke beëindiging kan worden overgegaan.
Ik persisteer bij mijn vordering dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal verlengen met 2 jaren. Ik verzet me tegen een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik begrijp het standpunt van de officier van justitie niet. Cliënt is op 26 oktober 2009 door de rechtbank te ’s-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 371 dagen waarvan een deel, groot 180 dagen, voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde onder andere reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft in eerste aanleg niet de terbeschikkingstelling gelast. Mijn cliënt kwam kort na die uitspraak op vrije voeten. Omdat hij vond dat hij onschuldig was, heeft hij hoger beroep ingesteld. Cliënt is negentien maanden op vrije voeten geweest voordat hij door het gerechtshof werd veroordeeld. Het hof heeft een vrijheidsstraf opgelegd en daarnaast gelast dat mijn cliënt ter beschikking werd gesteld met bevel van verpleging van overheidswege. Ik begrijp dat rapporteur [rapporteur] destijds bij cliënt ook geen stoornis heeft kunnen vaststellen.
Ik lees in het arrest dat het gerechtshof destijds heeft getwijfeld tussen een tbs met dwangverpleging en een tbs met voorwaarden. Omdat cliënt destijds niet wilde meewerken aan voorwaarden heeft het gerechtshof besloten om tbs met dwangverpleging op te leggen. Dat mijn cliënt destijds niet mee wilde werken aan voorwaarden, verbaast me niet. Mijn cliënt vond de veroordeling door de rechtbank niet rechtvaardig. Hij wilde in hoger beroep enkel vrijgesproken worden. Nu in de tbs-situatie kijkt cliënt nog steeds naar mogelijkheden om zijn veroordeling aan te vechten.
Hij zit in een tbs-situatie maar vindt zelf dat hij dit niet verdient. Dit geeft veel spanningen. Dit verklaart zijn opstelling in [kliniek 2] en zijn aanvankelijke opstelling in [kliniek 1]. De afgelopen tijd is er in de familiesfeer veel gebeurd. Zijn vader is ziek geworden en uiteindelijk overleden. Hij heeft zijn vader niet meer kunnen bezoeken en dat deed ontzettend veel pijn. Ook zijn moeder is ernstig ziek.
In het CCE rapport staat dat men geen kenmerken heeft aangetroffen van een autisme stoornis. De kliniek heeft dit onderkend. In het verlengingsadvies van [kliniek 1] van november 2014 staat op blz. 7: ”Wat echter niet past bij ASS is zijn vermogen om concessies te doen, zijn aanpassingsvermogen, zijn flexibiliteit in afspraken en zijn sociale vaardigheden. Daarnaast zijn er geen problemen in de communicatie, heeft hij geen moeite met veranderingen, houdt hij niet vast aan routines en vaste patronen en is hij niet obsessief met zaken bezig (behalve wellicht het zich vastbijten in de situatie waarin hij nu zit, echter dat is wel invoelbaar). Het gebrek aan zelfinzicht lijkt daarom beter te verklaren vanuit persoonlijkheidsproblematiek”.
Persoonlijkheidsproblematiek is iets anders dan een persoonlijkheidsstoornis.
Dat de kliniek nu adviseert om tot voorwaardelijke beëindiging over te gaan, bevreemdt mij niet. Ook zonder het aanvullende rapport van de kliniek zou ik bepleiten om tot voorwaardelijke beëindiging over te gaan. Cliënt heeft momenteel behandelaars om zich heen die heel erg begaan zijn met hem. Hij hoort geen dwangbehandeling te ondergaan. De kliniek heeft er voor gekozen om al voor deze zitting het door hen gekozen traject in te zetten. Men heeft het ministerie al toestemming gevraagd voor begeleid verlof.
Om resultaat te behalen moet de dwangverpleging op termijn worden beëindigd, aldus de kliniek. Tijdens het proces van resocialisatie kan men met cliënt in gesprek blijven, en ook met elkaar in gesprek blijven is een vorm van behandelen.
Als de rechtbank nu niet besluit tot een voorwaardelijke beëindiging, dan is de kans groot dat mijn cliënt nog vele jaren in een tbs-kliniek moet verblijven
Staatsecretaris Teeven riep een tijd terug dat een enkele keer niet tijdig terugkeren van verlof eigenlijk zou moeten betekenen dat een terbeschikkinggestelde een jaar niet met verlof mag. B. Eenhoorn was voorzitter van de taskforce verkorten behandelduur terbeschikkinggestelden. Gelukkig denkt deze club er heel anders over. Wil je de verblijfduur van terbeschikkinggestelden verkorten dan moet je alle mogelijkheden benutten. In de onderhavige zaak speelt zo’n situatie. Rechters zijn ter zake niet deskundig. Officieren van justitie al helemaal niet. Advocaten die veel tbs-zaken behandelen zijn een beetje deskundig. De enige echte deskundige in de onderhavige zaak is [deskundige 2] Zij adviseert op basis van hele goede argumenten om tot een voorwaardelijke beëindiging over te gaan. Er is sprake van probleembesef bij cliënt. De mensen in [kliniek 1] zijn met hem begaan. Hij wordt goed gecoacht. Client is ook bereid zich te laten coachen en begeleiden. Er ontstaat een vertrouwensband en cliënt ziet in dat deze samenwerking nodig is om te zijner tijd de stap naar de vrijheid te kunnen maken.
Ik vraag de rechtbank dringend om mee te gaan op deze ingeslagen weg.
Ik verzoek de rechtbank om de termijn van terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar en de Reclassering Nederland te vragen een maatregelrapport op te stellen.
Zoals ik eerder zei wil mijn cliënt hieraan meewerken. Ik verwacht dat mijn cliënt in aanmerking komt voor begeleid verlof en dat de reclassering haar medewerking zal verlenen aan dit traject. Ik verwacht dat het door mw. Oostvogels geschetste traject tot gevolg zal hebben dan mijn cliënt op een verantwoorde wijze terugkeert in de samenleving. Volgens mij is dit laatste het doel van terbeschikkingstelling.
Het conclusieverslag van het CCE traject heb ik eergisteren ontvangen. Ik leg dit verslag aan de rechtbank en aan de officier van justitie over met het verzoek aan de rechtbank om dit verslag aan het dossier toe te voegen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verenigt zich met de inhoud van het aanvullend advies van [kliniek 1] d.d. 21 januari 2015 met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige [deskundige 3].
Gelet op de inhoud van het aanvullend advies en de daarop ter zitting gegeven toelichting is er sprake van een uitzonderlijke situatie. Teneinde een nieuwe behandelimpasse te voorkomen en uiteindelijk een voor de maatschappij succesvolle resocialisatie mogelijk te maken, is de rechtbank van oordeel dat onderzocht dient te worden of een voorwaardelijke beëindiging van de TBS mogelijk is. De rechtbank weegt hierbij mee dat bij een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de TBS dwangverpleging de veiligheidssituatie in essentie onveranderd is. Verdachte zal nog steeds op dezelfde locatie verblijven met in aanvang hetzelfde beveiligingsniveau. Voorts weegt de rechtbank mee dat, zoals beschreven in de schriftelijke aanvulling, een recidiverisico bij betrokkene zich geleidelijk ontwikkelt en gedetecteerd en gecorrigeerd kan worden indien hij zich begeleidbaar opstelt. De veranderde verlofstatus ten gevolge van een eventuele voorwaardelijk beëindiging van de dwangverpleging zal derhalve niet direct tot een vergroot recidiverisico leiden.
Gelet op het vorenstaande en teneinde de terbeschikkinggestelde perspectief te bieden om op termijn tot een beëindiging van de terbeschikkingstelling te kunnen komen, is de rechtbank van oordeel dat thans dient te worden onderzocht of de verpleging van overheidswege voorwaardelijk zou kunnen worden beëindigd.
Daarom dient de Reclassering Nederland een nader maatregelrapport op te stellen, waarin de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege worden onderzocht.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, zal de rechtbank op grond van artikel 509t lid 5 van het Wetboek van Strafvordering de beslissing op een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden, aanhouden in afwachting van het rapport van Reclassering Nederland.
Daarnaast is de rechtbank, gelet op artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Het in het rapport van de kliniek en de aanvulling daarop gestelde recidiverisico, dat door de rechtbank wordt onderschreven, en het gegeven dat de behandeling voor een belangrijk deel nog van de grond moet komen, maakt dat een verlenging van twee jaar noodzakelijk is.

DE BESLISSING

De rechtbank:
- verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met twee jaar;
- houdt de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aan en schorst daartoe het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, tot ten hoogste drie maanden, teneinde de reclassering een rapport te laten opmaken omtrent de vraag of, en zo ja, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder, de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde kan worden beëindigd (de zaak dient wederom te worden aangebracht bij mr. J.H.P.G. Wielders);
- beveelt de oproeping van de terbeschikkinggestelde, de deskundige[deskundige 4] en de rapporteur van de reclassering tegen het tijdstip van de nadere terechtzitting, met kennisgeving van dat tijdstip aan de raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr. C. Korvinus, advocaat te Amsterdam.
- stelt de stukken met dat doel in handen van de officier van justitie.
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. T. van de Woestijne, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 februari 2015,
zijnde mr. Van de Woestijne buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.