ECLI:NL:RBOBR:2015:5883

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
01/879496-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op woning met geweld en bedreiging met geweld, diefstal met behulp van afgedwongen pinpas

Op 15 oktober 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 maart 2015 een woning in Asten heeft overvallen. De verdachte heeft de 62-jarige vrouw, het slachtoffer, met geweld bedreigd en haar handen en voeten met tape vastgebonden. Tijdens de overval heeft hij haar gedwongen om de pincode van haar pinpas te geven, waarna hij € 1.250,- van haar rekening heeft opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 847,41 aan het slachtoffer toegewezen, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een persoonlijkheidsstoornis, en heeft hem als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer, die nog dagelijks last heeft van de overval.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879496-15
Datum uitspraak: 15 oktober 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [1975] ,
wonende te [geboorteplaats 2] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juli 2015 en 1 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 juni 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 21 maart 2015 te Asten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit de woning [adres 2] een portemonnee en/of een hoeveelheid geld en/of een pinpas en/of twee telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voormelde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer] , nadat zij de deur van die woning had geopend, heeft vastgepakt en/of die woning in heeft geduwd en/of (daarbij) heeft geroepen/gezegd "dit is een overval" en/of die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd/getrokken en/of de handen van die [slachtoffer] met tape heeft vastgebonden en/of (dreigend) heeft geroepen/gezegd "niet naar boven kijken, niet naar mij kijken" en/of "waar is het geld, waar is het geld" en/of het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden heeft geduwd en/of een dekbed over het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of de voeten van die [slachtoffer] met tape heeft vastgebonden en/of dreigend heeft geroepen/gezegd "weet je zeker dat de pincode juist is, want anders ga ik echt geweld gebruiken" en/of tape op de mond van die [slachtoffer] heeft geplakt en/of die [slachtoffer] in een kamer heeft opgesloten;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 21 maart 2015 te Asten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat van de [bank] aldaar heeft weggenomen een geldbedrag van 1250 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (een pinpas met bijbehorende pincode, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gemachtigd was);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op 21 maart 2015 te Asten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit de woning [adres 2] een portemonnee en een hoeveelheid geld en een pinpas en twee telefoons, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voormelde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer] , nadat zij de deur van die woning had geopend, heeft vastgepakt en die woning in heeft geduwd en daarbij heeft gezegd "dit is een overval" en die [slachtoffer] op een bed heeft getrokken en de handen van die [slachtoffer] met tape heeft vastgebonden en dreigend heeft gezegd "niet naar boven kijken, niet naar mij kijken" en "waar is het geld, waar is het geld" en het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden heeft geduwd en een dekbed over het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid en de voeten van die [slachtoffer] met tape heeft vastgebonden en dreigend heeft gezegd "weet je zeker dat de pincode juist is, want anders ga ik echt geweld gebruiken" en tape op de mond van die [slachtoffer] heeft geplakt en die [slachtoffer] in een kamer heeft opgesloten;
2. op 21 maart 2015 te Asten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van de [bank] aldaar heeft weggenomen een geldbedrag van 1250 euro, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (een pinpas met bijbehorende pincode, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gemachtigd was).
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie vordert voor beide ten laste gelegde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts vordert de officier van justitie gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft [slachtoffer] , een 62-jarige vrouw, overvallen in haar woning. Nadat het slachtoffer de deur had geopend, is zij door verdachte naar binnen geduwd terwijl hij riep dat het een overval was. Het slachtoffer is bij de overval op een bed getrokken en haar handen zijn met tape vastgebonden. Ook heeft verdachte een dekbed over het hoofd van het slachtoffer gegooid, haar voeten met tape vastgebonden en tape op haar mond geplakt. Alvorens verdachte zich uit de voeten maakte, heeft hij het slachtoffer op een kamer in haar eigen woning opgesloten. Daarna heeft hij € 1.250,- van het slachtoffer gestolen door met haar pinpas voornoemd geldbedrag van haar rekening op te nemen. Verdachte kon dit doen doordat het slachtoffer hem, onder de dreiging van de toepassing van meer geweld, de pincode verstrekte.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van mevrouw [slachtoffer] blijkt dat zij nog dagelijks last heeft van de overval.
Er is sprake van een ernstig strafbaar feit. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft geen oog gehad voor het gegeven dat een overval zoals hij die heeft gepleegd bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, kan voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring zijn, waar zij nog jarenlang last van kan hebben. Verdachte heeft met de gevoelens van het slachtoffer geen rekening gehouden toen hij besloot door het plegen van een overval snel aan geld te willen komen. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het door verdachte gebruikte geweld.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met het volgende.
GZ-psychologen R. van Helvoirt en J. Leong concluderen in de door hen opgemaakte Pro Justitia rapportage van 4 september 2015 onder meer dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven (NAO) met antisociale en borderline trekken en dat deze stoornis ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig was. Voornoemde gedragsdeskundigen stellen voorts in hun rapportage dat een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte door diens opstelling ten tijde van hun onderzoek door hen niet kan worden onderbouwd, maar ook niet kan worden uitgesloten.
Nu verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2015 inzicht heeft gegeven in het motief van zijn handelen -verdachte heeft verklaard te hebben gehandeld uit geldgebrek en omdat hij dakloos was -, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat genoemde stoornis zijn handelen heeft beïnvloed. Betrokkene had naar het oordeel van de rechtbank wel besef van de ongeoorloofdheid en wederrechtelijkheid van zijn handelen, maar hij was in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat zijn wil in overeenstemming met dat besef te bepalen. Gelet op het voorgaande wordt verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. Bij de straftoemeting zal met deze verminderde toerekeningsvatbaarheid in het voordeel van verdachte rekening worden gehouden.
De rechtbank weegt verder in het voordeel van verdachte mee dat hij de verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten in een vroeg stadium van het onderzoek volledig erkend, zijn volledige medewerking aan het onderzoek verleend, zijn spijt betuigd en hij heeft zich bereid verklaard aan het slachtoffer alle schade te vergoeden.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] . De rechtbank stelt vast dat door het bewezen verklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank acht de vordering derhalve in haar geheel toewijsbaar.Het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerdert de rechtbank met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerdert de rechtbank met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken T.a.v. feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2: Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1: Maatregel van schadevergoeding van EUR 847,41 subsidiair 16 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 847,41 (zegge: achthonderdzevenenveertig euro en eenenveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 800,- immateriële schadevergoeding en een bedrag van EUR 47,41 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van EUR 847,41 (zegge: achthonderdzevenenveertig euro en eenenveertig cent), te weten EUR 800,- immateriële schadevergoeding en EUR 47,41 materiële schadevergoeding.
Het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. B.A.J. Zijlstra en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,
en is uitgesproken op 15 oktober 2015.
Mr. W.T.A.M. Verheggen is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.