ECLI:NL:RBOBR:2015:5825

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
01/845210-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met terbeschikkingstelling

Op 14 oktober 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van 2 jaar. De zaak was aanhangig gemaakt na incidenten die plaatsvonden op 7 maart 2015 en 2 december 2014, waarbij de verdachte meerdere slachtoffers heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 maart 2015 in Eindhoven met kracht heeft geslagen en geschopt tegen het hoofd van slachtoffer 1, wat leidde tot de conclusie dat hij opzettelijk de dood van het slachtoffer heeft willen veroorzaken. Daarnaast heeft de verdachte op 2 december 2014 twee andere slachtoffers mishandeld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met voorwaarden had geëist. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de noodzaak van behandeling voor zijn psychische problemen. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden als noodzakelijk geacht om het recidivegevaar te verminderen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank ook de adviezen van deskundigen en de reclassering heeft betrokken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/845210-15 en 01/028240-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01/047544-12
Datum uitspraak: 14 oktober 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te: Vught PPC,
hierna: verdachte.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juli 2015 en 30 september 2015.
Op de zitting van 6 juli 2015 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 9 juni 2015 en 10 juni 2015.
Aan verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 01/845210-15 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 maart 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Aan verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 01/028240-15 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 december 2014 te Eindhoven [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (meermalen) tegen het hoofd en/of gezicht en/of de nek te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 02 december 2014 te Eindhoven [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (meermalen) tegen het hoofd en/of gezicht te
slaan/stompen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/047544-12 is aangebracht bij vordering van 26 mei 2015. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Oost-Brabant d.d. 17 september 2013. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Overweging omtrent het bewijs.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag omdat het daarvoor vereiste (voorwaardelijk) opzet bij verdachte ontbrak.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangever meermalen tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen en dat hij hem, toen hij op de grond lag, ook een schop tegen het hoofd en in zijn buik heeft gegeven. Verdachte droeg op dat moment hoge sportschoenen. Verdachte heeft aangegeven dat het goed mogelijk is dat hij een “voetbaltrap” tegen het hoofd van aangever heeft gegeven.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever had. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Op de camerabeelden van het incident is volgens de beschrijving daarvan te zien dat verdachte aangever zulke harde klappen en stompen tegen zijn hoofd heeft gegeven dat aangever op de grond viel. Vervolgens heeft verdachte, terwijl aangever weerloos op de grond lag, met kracht en met geschoeide voet –volgens de beschrijving van de verbalisant: als een voetbaltrap- tegen het hoofd van aangever geschopt. Ook wordt aangever door verdachte daarna nog tweemaal in de maagstreek geschopt.
Dat verdachte met kracht heeft geslagen en geschopt, volgt ook uit het bij aangever geconstateerde letsel, te weten een wond op de rechterslaap, die moest worden behandeld met chirurgische lijm.
De rechtbank overweegt dat bij het aldus slaan en schoppen tegen iemands hoofd, zeker wanneer dat met kracht en met geschoeide voet gebeurt, een aanmerkelijke kans bestaat dat iemand daardoor komt te overlijden. Daarbij overweegt de rechtbank dat het hoofd en de hals kwetsbare lichaamsdelen zijn en dat een aldus uitgeoefende kracht op deze lichaamsdelen tot fatale schade aan zich aldaar bevindende vitale organen/functies kan leiden.
Door te handelen zoals hiervoor omschreven heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever door dat handelen zou overlijden.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 maart 2015 heeft geprobeerd om aangever [slachtoffer 1] van het leven te beroven.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer: 01/845210-15:
op 07 maart 2015 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] met kracht op/tegen het hoofd en het lichaam heeft geschopt en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 01/028240-15:
1.
op 02 december 2014 te Eindhoven [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd en/of gezicht en/of de nek te slaan/stompen;
2.
op 02 december 2014 te Eindhoven [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen tegen het hoofd en/of gezicht te slaan/stompen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

-Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
-Een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De officier van justitie vordert tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal mishandelingen en een poging tot doodslag. Het behoeft geen betoog dat verdachte door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld.
Bovendien heeft verdachte de onderhavige strafbare feiten gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.
Over de persoon van verdachte zijn twee pro justitia-rapportages opgemaakt. Psychiater [deskundige1] en klinisch psycholoog/psychotherapeut drs. [deskundige2] komen in hun rapportages, uitgebracht op respectievelijk 2 juli 2015 en 3 juli 2015, tot de conclusie dat verdachte ten aanzien van de feiten als verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen. Beide gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens.
De kans op gewelddadige recidive wordt door hen beiden als hoog geschat.
De deskundigen adviseren aan verdachte een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, waarbij verdachte zichzelf zal laten opnemen in een forensisch klinische setting waarbij specialistisch gewerkt wordt aan de pervasieve ontwikkelingsproblematiek en de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. De verslavingsproblematiek is fors en zal van aanvang af aan ook meegenomen moeten worden binnen het behandeltraject.
De rechtbank neemt de adviezen uit de hiervoor genoemde rapporten en de gronden waarop die berusten over en maakt die tot de hare.
Verdachte heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is voor een klinische behandeling zodat deze kan plaatsvinden in het kader van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden. Dit biedt de zekerheid voor langdurig toezicht en behandeling, zodat de kans op recidive op lange termijn verkleind wordt.
De reclassering heeft op 15 juli 2015 een rapport uitgebracht. Daarin heeft zij zich aangesloten bij het advies van voornoemde deskundigen om de behandeling van de verdachte in een dwingend kader, te weten het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, te laten plaatsvinden, mits het IFZ een passende indicatiestelling en een nog nader te bepalen klinische setting en opnamedatum afgeeft. De reclassering heeft voorts voorwaarden geformuleerd welke aan een terbeschikkingstelling zouden moeten worden verbonden, welke onder meer behelzen een klinische behandeling van verdachte en een drugs- en alcoholverbod.
Ter terechtzitting heeft de reclasseringswerker aangegeven dat verdachte binnen twee á drie maanden terecht bij FPK De Kijvelanden te Poortugaal.
De rechtbank ziet de noodzaak in van een langdurig behandeltraject, waarvan een klinische opname deel uitmaakt, zoals deze door de beide deskundigen wordt geadviseerd en waaraan in het rapport van de reclassering nadere invulling is gegeven. Een dergelijk traject is nodig om het recidivegevaar te laten dalen tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau.
Vanwege de hierboven beschreven omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat er een dermate hoog risico bestaat dat de verdachte een gevaar zal vormen voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen, dat de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden geboden is.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren feit onder parketnummer 01/845210-15 betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom (in geval van bevel tot verpleging van overheidswege) een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en voorwaarden betreffende het gedrag stellen. De rechtbank acht de door de reclassering in haar rapport van 15 juli 2015 geformuleerde voorwaarden passend en geboden, zodat zij deze voorwaarden zal overnemen. De rechtbank zal daarbij wel de duur van een eventuele crisisplaatsing in tijd beperken, zoals na te melden.
De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van de door de reclassering opgestelde voorwaarden.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder behandeling en begeleiding opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal overeenkomstig de vordering van de officier van justitie worden bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank verwijst daarbij met name naar het recidiverisico zoals dat uit de rapporten van voornoemde gedragsdeskundigen blijkt.
Alles afwegend wordt na te noemen maatregel passend en geboden geacht.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/047544-12.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 37a, 38, 38a, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/845210-15: poging tot doodslag T.a.v. 01/028240-15 feit 1: mishandeling T.a.v. 01/028240-15 feit 2: mishandeling Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. 01/845210-15, 01/028240-15 feit 1, feit 2: Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 01/845210-15: Terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van 2 jaar
Stelt als algemene voorwaarden dat de terbeschikkinggestelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde:
- zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering, Novadic-Kentron, 's-Hertogenbosch;
- zich (uiterlijk) binnen drie dagen na het einde van de bij dit vonnis opgelegde gevangenisstraf telefonisch meldt bij de Bureaudienst van Novadic-Kentron, op telefoonnummer [telefoonnummer] hierna moet de terbeschikkinggestelde zich melden zo frequent en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zal laten opnemen in FPK de Kijvelanden te Poortugaal, althans een soortgelijke intramurale instelling zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, direct aansluitend op de bij dit vonnis opgelegde gevangenisstraf/voorlopige hechtenis (in geval van hoger beroep) en zodra het zorgaanbod beschikbaar is, waarbij de terbeschikkinggestelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen (drugs en alcohol), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan middelencontroles;
-zich in aansluiting op het klinische gedeelte laat opnemen binnen een nog nader te bepalen RIBW of begeleide woonvorm, zulks geïndiceerd door IFZ;
-zijn medewerking verleent aan de totstandkoming van de drie-partijen overeenkomst tussen hem, reclassering en de zorg/behandelinstanties;
-zich houdt aan de richtlijnen van de behandelend geneesheer, ook indien dit inhoudt zich houden aan medicatievoorschriften, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-zijn bewindvoering voortzet en de reclassering toestemming geeft contact te hebben met de bewindvoerder;
-in aansluiting op het klinische gedeelte contact heeft met een SPV-er of een psycholoog en akkoord gaat met een ambulant behandeltraject, indien de reclassering dit noodzakelijk acht en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-zijn medewerking verleent aan urinecontroles indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
-zijn medewerking verleent aan een crisisplaatsing indien de reclassering dit noodzakelijk acht. De duur van een crisisplaatsing is beperkt tot maximaal twee maal zeven weken per jaar;
-zich houdt aan de richtlijnen van de reclassering ten aanzien van gokken, dit houdt in een gokverbod, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt op grond van artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Oost-Brabant d.d. 17 september 2013, gewezen onder parketnummer 01/047544-12 , te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 14 oktober 2015.
Mr. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.