Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Stichting Fontys,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak vorderde een aspirant-student, aangeduid als [eiser], de terugbetaling van € 75,- die hij had betaald aan Stichting Fontys voor deelname aan een auditie voor de opleiding B Dans – Theaterdans uitvoerend. De eiser stelde dat deze betaling in strijd was met artikel 7.50 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), dat bepaalt dat inschrijving voor een opleiding niet afhankelijk mag zijn van andere geldelijke bijdragen dan de in de artikelen 7.43 tot en met 7.49 genoemde bedragen. De kantonrechter oordeelde dat de onderwijsinstelling verplicht is om vooraf te beoordelen of aspirant-studenten voldoen aan de aanvullende eisen voor de opleiding. De eiser had op 28 februari 2015 deelgenomen aan de auditie, maar kreeg halverwege te horen dat hij niet was toegelaten. Na de auditie maakte hij aanspraak op terugbetaling van het betaalde bedrag, maar Fontys weigerde dit. De rechter concludeerde dat de fase van inschrijving nog niet aan de orde was, aangezien de auditie enkel diende om te bepalen of de aspirant-student aan de selectiecriteria voldeed. De kantonrechter oordeelde dat artikel 7.50 WHW niet van toepassing was in deze situatie, waardoor de overeenkomst tussen eiser en Fontys niet vernietigbaar was op basis van artikel 3:40 lid 2 BW. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.