3.4.Voor wat betreft het beroep van [eiser] op onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW geldt het volgende.
3.4.1.De beslissing van de rechter om een getuige te veroordelen in vergeefs gemaakte kosten, laat onverlet de mogelijkheid om op grond van de gewone regels van aansprakelijkheid voor onrechtmatige daad schadevergoeding van de getuige te vorderen. Dit is uitdrukkelijk opgenomen in de tekst van artikel 178 Rv. Uit de parlementaire geschiedenis volgt ook dat artikel 178 Rv niet als lex specialis dient te worden aangemerkt. Artikel 178 Rv staat er dus niet aan in de weg dat een niet verschenen getuige op grond van onrechtmatige daad in rechte wordt aangesproken tot schadevergoeding.
3.4.2.[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn opgeroepen om als getuigen te verschijnen op
5 februari 2014 en 20 mei 2014, [gedaagde sub 3] is enkel opgeroepen voor 20 mei 2014. [gedaagden] zijn behoorlijk opgeroepen. Zij hebben ook niet betwist dat zij op de hoogte waren van de oproeping, maar zij zijn allen zonder bericht niet verschenen om te getuigen. In de exploten zijn [gedaagden] er op gewezen dat zij, bij het wederrechtelijk wegblijven, kunnen worden veroordeeld in de vergeefs gemaakte kosten.
3.4.3.De veroordeling die gevraagd wordt heeft betrekking op de kosten die veroorzaakt zijn door het niet verschijnen van een getuige die daartoe wettelijk verplicht is. In zoverre [gedaagden] omstandigheden naar voren brengen met betrekking tot de vordering in de hoofdprocedure dient daaraan in principe voorbijgegaan te worden.
3.4.4.Er is ten aanzien van [gedaagde sub 1] geen deugdelijk onderbouwde rechtvaardiging aangevoerd of gebleken waarom hij zich op geen enkel moment heeft gemeld. [gedaagde sub 1] heeft gedurende de procedure aangegeven in het buitenland te verblijven, maar hij heeft dat geenszins onderbouwd en het had op zijn weg gelegen (de gemachtigde van) [eiser] tijdig hieromtrent te berichten en om [eiser] van zijn verhinderdata te voorzien. Nu [gedaagde sub 1] dit heeft nagelaten stond er voor [eiser] niets anders open dan hem (opnieuw) op te roepen en om zijn medebrenging te vragen.
3.4.5.Anders dan ten aanzien van [gedaagde sub 1] kan ten aanzien van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] niet volledig volgehouden worden dat de rechter [eiser] heeft toegelaten hen als getuige op te roepen. Er is onduidelijkheid ontstaan over de juiste tenaamstelling. Het betreft in ieder geval de voorletters die niet juist vermeld zijn. Vast staat echter dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] correct zijn opgeroepen, de gegevens in de oproepingsexploten zijn juist. Nu [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] correct zijn opgeroepen dienden zij te verschijnen.
Vast staat voorts dat de gemachtigde van [V.] , tevens de huidige gemachtigde van [gedaagden] , bij brief d.d. 6 november 2013 heeft bericht dat [gedaagde sub 2] ‘medio april’ (bedoeld wordt 2014, kantonrechter) kan getuigen. Waar [gedaagde sub 2] stelt dat zij in die periode ziek was, had het op haar weg gelegen om tijdig en gemotiveerd aan te geven dat zij in verband met die ziekte verhinderd was om op het getuigenverhoor te verschijnen, hetgeen zij niet heeft gedaan.
3.4.6.Waar [gedaagden] nog aanvoeren dat artikel 182 Rv aangeeft dat juist getuigen in hun kosten tegemoet gekomen moeten worden, miskennen zij dat zij enerzijds geen kosten hebben gemaakt en anderzijds dat die kostenvergoeding het supplement is van de verplichting te verschijnen. Artikel 178 Rv bevat uitdrukkelijk een grondslag voor schadevergoeding bij niet verschijnen, dus op het ontbreken van een (wettelijke) grondslag kunnen zij geen beroep doen. Waar [gedaagden] verwijzen naar de proceskostenveroordeling gaan zij eveneens uit van kosten voor de verschenen getuigen. Daarvan is nu juist geen sprake. De proceskostenveroordeling voorziet aldus niet in de onderhavige kosten.
3.4.7.Voorts hebben [gedaagden] nog aangevoerd dat het horen van hen als getuigen leidt tot onnodige kosten en dat [eiser] slechter af was geweest indien [gedaagden] waren verschenen, nu zij niet zinnigs konden verklaren ten behoeve van de door [eiser] te voeren procedure. Het is echter niet aan opgeroepen getuigen om zelf te bepalen of zij al dan niet iets relevants kunnen verklaren en of zij al dan niet moeten verschijnen. Voornoemd standpunt hebben zij ook niet aan [eiser] kenbaar gemaakt, zodat [eiser] ook niet de keuze heeft gehad om – indien hij dat zelf gewenst zou hebben – af te zien van het horen van (een of enkele van) hen als getuigen. Bovendien is een voorlopig getuigenverhoor onder meer bedoeld om beter zicht te krijgen op de kans op succes in een eventuele latere rechtszaak, hetgeen wordt gefrustreerd indien opgeroepen getuigen niet verschijnen. [gedaagden] hadden dus dienen te verschijnen. De als getuigen gemaakte onkosten waren, indien [gedaagden] verschenen waren, conform de daarvoor geldende wettelijke bepalingen voor vergoeding in aanmerking gekomen, zodat dat geen beletsel kan zijn om te verschijnen.
3.4.8.Op grond van het voorgaande zijn [gedaagden] gehouden de door [eiser] geleden schade te vergoeden.
3.5.1.Vastgesteld dient te worden wat als schade dient te worden aangemerkt. Ten aanzien van [gedaagde sub 1] vordert [eiser] € 147,65 aan deurwaarderskosten en verschotten, € 316,95 (waarvan € 45,- onkosten en € 271,95 overige kosten) aan advocaatkosten in verband met vergeefse correspondentie en € 155,40 aan kosten voor de voorbereiding van de getuigenverhoren. Ten aanzien van [gedaagde sub 2] vordert [eiser] € 147,65 aan deurwaarderskosten en verschotten, € 231,75 (waarvan € 37,50 onkosten en € 194,25 overige kosten) aan advocaatkosten in verband met vergeefse correspondentie en € 97,13 aan kosten voor de voorbereiding van de getuigenverhoren. Ten aanzien van [gedaagde sub 3] vordert [eiser] € 74,21 aan deurwaarderskosten en verschotten en € 73,28 (waarvan € 15,- onkosten en € 58,28 overige kosten) aan advocaatkosten in verband met vergeefse correspondentie.
3.5.2.De gemaakte explootkosten en verschotten kunnen zonder meer als schade worden aangemerkt. Dat [gedaagden] op hetzelfde adres aangeschreven konden worden betekent, anders dan zij hebben aangevoerd, nog niet dat [eiser] gehouden was om hen allen gezamenlijk bij exploot op te roepen. De gemaakte kosten zijn dan ook niet onredelijk. Ook de gemaakte onkosten (aangetekende brieven) in verband met vergeefse correspondentie kunnen als schade worden aangemerkt en komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
3.5.3.De overige kosten betreffen advocaatkosten in verband met correspondentie met [gedaagden] en voorbereiding voor getuigenverhoren ten aanzien van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Ten aanzien van de door [eiser] in dit verband opgevoerde werkzaamheden van zijn gemachtigde hebben [gedaagden] aangegeven dat tevens vergoeding wordt gevorderd voor werkzaamheden met betrekking tot (de niet bestaande) heer/mevrouw [A.] . De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten niet aan [gedaagden] kunnen worden tegengeworpen. Ten aanzien van [gedaagde sub 1] zullen de gevorderde advocaatkosten als schadevergoeding worden toegewezen, nu geen vergoeding wordt gevorderd voor niet aan hem gerichte correspondentie. Ten aanzien van [gedaagde sub 2] wordt de schade ex aequo et bono geschat op € 200,-, zijnde de kosten voor het voorbereiden van het getuigenverhoor en ongeveer de helft van de in rekening gebrachte tijd voor het opstellen van correspondentie. Ten aanzien van [gedaagde sub 3] geldt dat geen vergoeding wordt gevorderd voor niet aan hem gerichte correspondentie, zodat de gevorderde schadevergoeding volledig toewijsbaar is.
3.5.4.Slotsom van het voorgaande is dat toewijsbaar is ten aanzien van [gedaagde sub 1] € 620,- (zijnde € 147,65 + € 45,- + € 271,95 + € 155,40), ten aanzien van [gedaagde sub 2]
€ 385,15 (zijnde € 147,65 + € 37,50 + € 200,-) en ten aanzien van [gedaagde sub 3]
€ 147,49 (zijnde € 74,21 + € 15,- + € 58,28), te vermeerderen met de door [eiser] gevorderde wettelijke rente.