ECLI:NL:RBOBR:2015:5801

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
9 oktober 2015
Zaaknummer
291560 Ha ZA 15-233
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over erfenis tussen familie en pastoor met betrekking tot uitlatingen over nalatenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, betreft het een geschil over een erfenis tussen een aantal eiseressen en een pastoor. De eiseressen, die ook minderjarige kinderen vertegenwoordigen, hebben een voorlopige voorziening gevraagd om de pastoor te verbieden om uitlatingen te doen over de nalatenschap van mevrouw [naam] en de afwikkeling daarvan. De eiseressen vorderen dat de pastoor, gedaagde sub 1, wordt verboden om in woord of geschrift commentaar te geven op hen of om op enige wijze te verwijzen naar de nalatenschap in het openbaar, met het oog op de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer.

De rechtbank heeft op 7 oktober 2015 vonnis gewezen in het incident. De rechtbank oordeelt dat de eiseressen voldoende processueel belang hebben bij hun vordering, maar dat er geen toereikende feitelijke grondslag is voor de gevraagde voorlopige voorziening. De rechtbank stelt vast dat de gewraakte uitlatingen van de pastoor niet specifiek over de eiseressen gaan en dat er geen concrete voorbeelden zijn van onrechtmatige uitlatingen. De rechtbank wijst de vordering af, omdat de vrijheid van meningsuiting van de pastoor niet in strijd is met de rechten van de eiseressen, gezien de gebrekkige onderbouwing van hun claims.

De beslissing over de kosten van het incident wordt aangehouden tot de hoofdzaak is beslist. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R. Kluin op 7 oktober 2015.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/291560 / HA ZA 15-233
Vonnis in incident van 7 oktober 2015
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiseres sub 4]
voor zichzelf en in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen, te weten
[kind ] ,
[kind ] ,
[kind ] ,
allen wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseressen in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat mr. drs. T. van Kooten te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak tevens verweerder in het incident,
advocaat mr. N.M. Lindhout-Schot te ‘s-Hertogenbosch,
2. rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap
ROOMS-KATHOLIEKE ANGELUSPAROCHIE ASTEN,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. M.A.W. Ketelaars LLM. te Helmond,
3. rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap
BISDOM VAN 'S-HERTOGENBOSCH,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. M.A.W. Ketelaars LLM. te Helmond,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te 's-Hertogenbosch,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. M.A.W. Ketelaars LLM. te Helmond,
5. de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK PEELLAND ZUID U.A.,
gevestigd te Deurne,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseressen] en voor wat betreft gedaagde sub 1 [gedaagde sub 1] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure betreffende onderhavig incident blijkt uit:
  • de conclusie van 4 maart 2015 van [eiseressen] onder meer houdende de onderhavige incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening (aangeduid met hoofdletter C en hieronder inhoudelijk weergegeven onder nummer 2.1.)
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] onder meer houdende verweer tegen de onderhavige incidentele vordering
  • het proces-verbaal van de zitting van 15 september 2015 waar onder meer de onderhavige incidentele vordering is besproken (naast een tweede incidentele vordering alsmede de hoofdzaak, waaromtrent op een later tijdstip vonnis gewezen zal worden).
1.2.
Ter comparitie is vonnis bepaald in dit incident.

2.De vordering in het incident

2.1.
[eiseressen] vordert dat de rechtbank een voorlopige voorziening zal treffen inhoudende dat de rechtbank, voor de duur van dit geding, [gedaagde sub 1] zal verbieden mededelingen, toespelingen of uitlatingen anderszins te doen in woord of geschrift over de nalatenschap van mevrouw [naam] en de afwikkeling daarvan alsmede [gedaagde sub 1] te verbieden commentaar te geven op en/of kwalificaties van [eiseressen] , althans [gedaagde sub 1] te verbieden om in publicaties en preken of toespraken in het openbaar en steeds wanneer hij in zijn hoedanigheid van pastoor contacten onderhoudt met derden - waaronder parochianen - mededelingen, toespelingen of uitlatingen anderszins te doen over de nalatenschap van mevrouw [naam] en de afwikkeling daarvan alsmede [gedaagde sub 1] te verbieden commentaar te geven op en/of kwalificaties te geven aan [eiseressen] , een en ander op straffe van een dwangsom althans een verbod op te leggen van soortgelijke strekking.
2.2.
[gedaagde sub 1] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[eiseressen] heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet inhoudelijk worden beoordeeld of de gevorderde ordemaatregel is gerechtvaardigd.
3.2.
De gevorderde voorlopige voorziening komt neer op een verbod - voor de duur van het geding - voor [gedaagde sub 1] om uitlatingen te doen over de in de hoofdzaak spelende kwestie dan wel over de eisende partijen zelf. [eiseressen] heeft daartoe aangevoerd dat [gedaagde sub 1] [eiseressen] blijkt zwart te maken, zoals in zijn bijdrage in het parochieblad waarin hij [eiseressen] op één lijn heeft gesteld met het kwaad. Naar de rechtbank begrijpt doelt [eiseressen] hier met name op de passage in het parochieblad (overgelegd door [eiseressen] als productie 17) luidende: “
Nog steeds zijn dezelfde duistere krachten, die ten tijde van Jezus werkzaam waren, bezig. Ik zelf ervaar deze krachten ook in de laatste maanden, laster en smaad, valse getuigenverklaringen, het kwaad waar Jezus mee te maken had.” [gedaagde sub 1] heeft in algemene zin betwist dat hij onrechtmatige uitlatingen over de kwestie in geschil of over [eiseressen] heeft gedaan. [gedaagde sub 1] heeft verder aangevoerd dat de gewraakte passage uit het parochieblad in algemene bewoordingen aandacht besteedt aan een geloofsmysterie en heeft er daarbij op gewezen dat hij de namen van [eiseressen] daar niet heeft genoemd.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat er geen plaats is voor een voorlopige voorziening als gevorderd omdat daarvoor een toereikende feitelijke grondslag ontbreekt. Of de aangehaalde passage in het parochieblad betrekking heeft of zou kunnen hebben op [eiseressen] is een kwestie van interpretatie. De door [eiseressen] gestelde uitleg is in ieder geval niet evident de meest voor de hand liggende. Vaststaat in ieder geval dat de namen van [eiseressen] niet worden genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve op basis van de aangehaalde passage in ieder geval niet worden geconcludeerd dat [gedaagde sub 1] zich reeds onrechtmatig jegens [eiseressen] heeft uitgelaten. Andere concrete voorbeelden van (beweerdelijk) onrechtmatige uitlatingen van [gedaagde sub 1] zijn gesteld noch gebleken. Dat geldt ook voor feiten of omstandigheden, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] zich in de toekomst - dat wil zeggen: gedurende het verdere verloop van het geding - op onrechtmatige wijze zou willen gaan uitlaten over de inhoud van dat geding dan wel over [eiseressen] . Reeds vanwege het aldus ontbreken van een toereikende feitelijke grondslag dient de gevorderde voorziening te worden afgewezen. Aan een afweging van de betrokken belangen in het licht van de botsing van de betrokken grondrechten - kort samengevat: de vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds - komt de rechtbank derhalve niet toe.
3.4.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het (in de conclusie van 4 maart 2015 sub C) gevorderde af,
4.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
4.3.
verstaat dat ter comparitie reeds is beslist over de voortgang van de procedure, welke beslissing is opgenomen in het desbetreffende proces-verbaal van 15 september 2015
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2015.