ECLI:NL:RBOBR:2015:5775

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
01/860032-13 ontneming
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt met schending van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die was veroordeeld voor het telen van hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een bedrag van € 47.901,19 aan wederrechtelijk verkregen voordeel diende te betalen aan de Staat. Dit bedrag was gebaseerd op een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel van € 50.422,31, waar een korting van 5% op werd toegepast vanwege de schending van de redelijke termijn. De rechtbank stelde vast dat de verdachte in de periode van 1 mei 2013 tot en met 15 mei 2013 opzettelijk had gehandeld in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had aanvankelijk een hoger bedrag gevorderd, maar dit werd tijdens de zitting aangepast. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder rapportages van de regiopolitie en verklaringen van de verdachte. De rechtbank overwoog dat de redelijke termijn was overschreden, aangezien de zaak pas meer dan twee jaar na het leggen van conservatoir beslag op de auto van de verdachte werd behandeld. Dit leidde tot de beslissing om een percentage van het geschatte voordeel in mindering te brengen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor hij was veroordeeld, en legde de verplichting op tot betaling aan de Staat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer ontneming: 01/860032-13 Datum uitspraak: 06 oktober 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1986] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Onderzoek van de zaak:
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 september 2015.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 105.240,81 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie wijzigt de vordering in die zin dat thans een bedrag ad € 96.827,39 wordt gevorderd (bijlage I).
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting van 22 september 2015 betoogd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op € 10.000,-.
De beoordeling
De vordering is tijdig ingediend.
De rechtbank heeft bij vonnis d.d. 6 oktober 2015 onder bovenvermeld parketnummer veroordeelde in de hoofdzaak onder meer veroordeeld ter zake van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 1 mei 2013 tot en met 15 mei 2013.
In de rapportage wederrechtelijk verkregen voordeel, proces-verbaalnummer 2013041541, door [verbalisant 1] gesloten en getekend op 16 mei 2013, wordt becijferd dat het door veroordeelde door het telen van hennep wederrechtelijk verkregen voordeel €105.240,81 bedraagt. De verbalisant heeft dit bedrag gebaseerd op drie gerealiseerde oogsten.
Het door de officier van justitie gevorderde wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op voornoemd financieel onderzoek, met dien verstande dat de officier van justitie op voornoemd bedrag de door veroordeelde betaalde factuur aan Enexis daarop in mindering heeft gebracht, te weten een bedrag van € 8.413,42.
Bronnen.
I. rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, regiopolitie Brabant Noord,
nr. 2013041541, onderzoek Hennepkwekerij [adres 2] , afgesloten d.d. 16 mei 2013, pag. 12;
II. verklaring van [verdachte] ter terechtzitting d.d. 22 september 2015;
III. een dossier van de regiopolitie Brabant Noord, district Maasland, registratienummer: PL21Y1 2013041541, afgesloten d.d. 8 augustus 2013, aantal doorgenummerde bladzijden: 182. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakt processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
Oordeel van de rechtbank.
Op grond van de navolgende bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] voornoemd voordeel heeft verkregen door middel van of uit baten van de feiten terzake waarvan betrokkene is veroordeeld
.
Anders dan in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel komt de rechtbank tot de navolgende berekening van dat voordeel.

1.Aantal oogsten.

Op 15 mei 2013 is in de woning gelegen aan de [adres 2] een hennepkwekerij aangetroffen in drie kweekruimtes. [1]
Verdachte heeft verklaard dat zij in januari 2013 is begonnen met de hennepkwekerij en dat zij twee oogsten heeft gehad van de twee kleine kamers (de rechtbank begrijpt: kweekruimte A en C) en één oogst in de grote kamer (de rechtbank begrijpt: kweekruimte B). [2]
De rechtbank zal in de berekening uitgaan van de eigen verklaring van verdachte en het door haar genoemde aantal oogsten hanteren. Dat er meer oogsten zijn geweest is niet komen vast staan dan wel aannemelijk geworden.

2.Opbrengst.

Nu betrokkene geen nadere informatie heeft gegeven omtrent het aantal kilo’s per oogst en de prijs waarvoor de hennep werd verkocht, zal de rechtbank uitgaan van de uitgangspunten zoals geformuleerd in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het BOOM. De verdediging heeft deze uitgangspunten ook niet bestreden.
2.1.
Kweekruimte A .
In kweekruimte A stonden in totaal 140 planten. Volgens de standaardnormen van het BOOM bedraagt de opbrengst per plant dan 25,7 gram. De verkoopprijs van hennep bedraagt volgens het rapport van BOOM € 3.280,00 per kilogram. Daarmee bedraagt de totale bruto opbrengst voor kweekruimte A:
140 planten x 25,7 gram x € 3,28 = € 11.801,44. [3]
Verdachte heeft twee keer geoogst in deze ruimte, hetgeen neerkomt op een bruto opbrengst van € 23.602,88.
2.2.
Kweekruimte B.
In kweekruimte B stonden in totaal 181 planten. Volgens de standaardnormen van het BOOM bedraagt de opbrengst per plant dan 24,1 gram. De verkoopprijs van hennep bedraagt volgens het rapport van BOOM € 3.280,00 per kilogram. Daarmee bedraagt de totale bruto opbrengst voor kweekruimte B:
181 planten x 24,1 gram x € 3,28 = €14.307,68. [4] Verdachte heeft één oogst gehad van de kwekerij in deze ruimte.
2.3.
Kweekruimte C.
In kweekruimte C stonden in totaal 146 planten. Volgens de standaardnormen van het BOOM bedraagt de opbrengst per plant dan 25,7 gram. De verkoopprijs van hennep bedraagt volgens het rapport van BOOM € 3.280,00 per kilogram. Daarmee bedraagt de totale bruto opbrengst voor kweekruimte C:
146 planten x 25,7 gram x € 3,28 = €12.307,21. [5]
Verdachte heeft twee keer geoogst in deze ruimte, hetgeen neerkomt op een bruto opbrengst van € 24.614,42.
De raadsvrouwe heeft betoogd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op € 10.000,-. Zij heeft daartoe aangevoerd dat veroordeelde per ‘ronde’ dat er geoogst is, € 5000,- kreeg. De rechtbank acht dit bedrag niet aannemelijk geworden, mede gelet op de bewezenverklaring in het veroordelend vonnis waarop deze ontneming betrekking heeft, namelijk het telen van hennep. De rechtbank zal voor wat betreft de opbrengst dan ook de uitgangspunten van het BOOM volgen.
De totale opbrengst voor de drie kweekruimtes wordt dan ook door de rechtbank geschat op =
€ 62.524,98.

3.Kosten.

Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen bij de bepaling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel slechts de kosten die in directe relatie staan tot het delict, gelden als kosten die voor aftrek in aanmerking komen. Van zodanige kosten kan voorts worden bepaald dat zij al dan niet gedeeltelijk voor rekening van de veroordeelde dienen te blijven. (o.a. HR d.d. 30 oktober 2011, LJN AB3200; HR d.d. 5 februari 2008, LJN BC2913 en HR d.d. 31 mei 2011 LJN BQ1967).
Onder kosten die in directe relatie staan tot het voltooien van het delict en die gediend hebben tot het verkrijgen van voordeel vallen onder meer de afschrijvingskosten, aanschaf van de stekjes, de kosten voor de voeding en kosten voor het knippen. [6]
3.1.
Kosten kweekruimte A.
De in mindering te brengen kosten per oogst voor kweekruimte A zijn op basis van het rapport van BOOM als volgt:
Afschrijvingskosten: € 150,-;
Hennepstekken: € 399,-;
Variabele kosten:
€ 466,20.
Totaal aan kosten: € 1.015,20. [7]
De rechtbank zal de gemaakte kosten, buiten de elektriciteitskosten, voor de twee oogsten in kweekruimte A dan ook schatten op € 2.030,40.
3.2.
Kosten kweekruimte B.
De in mindering te brengen kosten per oogst voor kweekruimte B zijn op basis van het rapport van BOOM als volgt:
Afschrijvingskosten: € 150,-;
Hennepstekken: € 515,85,-;
Variabele kosten:
€ 602,73.
Totaal aan kosten: € 1.268,58. [8]
De rechtbank zal de gemaakte kosten, buiten de elektriciteitskosten, voor de oogst in kweekruimte B dan ook schatten op € 1.268,58.
3.3.
Kosten kweekruimte C.
De in mindering te brengen kosten per oogst voor kweekruimte C zijn op basis van het rapport van BOOM als volgt:
Afschrijvingskosten: € 150,-;
Hennepstekken: € 416,10,-;
Variabele kosten:
€ 486,18.
Totaal aan kosten: € 1.052,28. [9]
De rechtbank zal de gemaakte kosten, buiten de elektriciteitskosten, voor de twee oogsten in kweekruimte C dan ook schatten op € 2.104,56.
Met inachtneming van het voorgaande en overeenkomstig de standaardnormen van het BOOM stelt de rechtbank de kosten ten behoeve van de onderhavige hennepkwekerij op
€ 5.403,54.
Elektriciteit.
De rechtbank zal, net als de officier van justitie en de raadsvrouwe, de door veroordeelde betaalde factuur aan Enexis meenemen in de berekening. Echter, anders dan de officier van justitie en de raadsvrouwe, zal de rechtbank slechts het bedrag aan betaalde elektriciteit in mindering brengen, groot € 6.699,13, aangezien dit de kosten zijn die in directe relatie staan tot het voltooien van het delict.
4. Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel van betrokkene wordt geschat op:
€ 62.524,98 (opbrengst) - € 5.403,54 (kosten)
-€ 6.699,13 (elektriciteit) =
€ 50.422,31.
Schending redelijke termijn
De rechtbank overweegt ambtshalve als volgt. Op het aan de betrokkene toegekende recht op een beslissing op de ontnemingsvordering binnen een redelijke termijn kan inbreuk worden gemaakt door het tijdsverloop, te rekenen vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt. De redelijkheid van de duur van een ontnemingszaak is afhankelijk van onder meer de volgende omstandigheden:
a. de ingewikkeldheid van de zaak;
b. de invloed van de betrokkene en zijn raadsman op het procesverloop, en
c. de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
In casu neemt de rechtbank als aanvangspunt van de redelijke termijn de datum waarop conservatoir beslag is gelegd op de auto van verdachte, namelijk 15 mei 2013. Er is geen sprake geweest van bijzondere omstandigheden die maken dat de afdoening van de zaak in redelijkheid langer dan twee jaar zou dienen te duren. Dat de zaak voor het eerst op zitting is behandeld op 22 september 2015 is dan ook, naar het oordeel van de rechtbank, ruim vier maanden te laat.
De rechtbank acht het passend een percentage van 5% in mindering te brengen op het totale wederrechtelijk verkregen voordeel.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat veroordeelde het volgende bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten:
€ 50.422,31
Schending red. termijn 5% € 2.521,12
-
-----------------
€ 47.901,19
Toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 50.422,31 (vijftigduizend vierhonderd en tweeëntwintig euro en éénendertig cent).
Legt aan [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 47.901,19(voluit zevenenveertigduizend negenhonderd één euro en negentien cent),ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, dat zij, door middel van of uit de baten van het feiten ter zake waarvan zij is veroordeeld, heeft verkregen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. J.G. Vos, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans-Jongeneelen, griffier,
en is uitgesproken op 6 oktober 2015.
mr. M.Th. van Vliet is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.relaas bevindingen [verbalisant 1] (bron I, blz. 2).
2.verklaring [verdachte] ter terechtzitting d.d. 22 september 2015 (bron II).
3.relaas bevindingen [verbalisant 1] (bron I, blz. 4).
4.relaas bevindingen [verbalisant 1] (bron I, blz. 6).
5.relaas bevindingen [verbalisant 1] (bron I, blz. 8).
6.rapport BOOM (bron I, blz. 5).
7.rapport BOOM (bron I, blz. 5).
8.rapport BOOM (bron I, blz. 6-7).
9.rapport BOOM (bron I, blz. 8-9).